ECLI:NL:RBAMS:2024:5109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
13/145972-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot verkeersdelict

Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Roemenië was uitgevaardigd. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die verdacht wordt van een verkeersdelict. De behandeling van het EAB vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing. Tijdens de zittingen werd onder andere de vraag behandeld of de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) geweigerd kon worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak was verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. De rechtbank heeft de verweer van de opgeëiste persoon, dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moest worden geweigerd, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de tegen hem lopende procedure en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten was. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/145972-24
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 14 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 november 2024 door
the Bistriţa District Court, Bistriţa-Năsăud County,Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 juli 2024, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen en deze onmiddellijke geschorst.
Op 19 juli 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak opgenomen vragen in verband met artikel 12 OLW aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 31 juli 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [3] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor het geschorste bevel gevangenhouding. [4]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 19 juli 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 19 juli 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de detentieomstandigheden in Roemenië al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.De weigeringsgrond van artikel 12 OLW

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geconstateerd dat zij niet kan nagaan of de in het EAB afgegeven verzetgarantie een onvoorwaardelijke garantie is als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Tevens heeft zij aanvullende vragen gesteld om na te gaan of er reden is af te zien van weigering op grond van artikel 12 OLW. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 25 juli 2024 aanvullende informatie verstrekt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De gegeven verzetgarantie is niet onvoorwaardelijk en de overige omstandigheden van artikel 12, sub a tot en met c, OLW doen zich niet voor. Daarnaast zijn er geen redenen om af te zien van de toepassing van de weigeringsgrond. De opgeëiste persoon heeft nooit een oproep gekregen op het door hem opgegeven adres in [plaats] , dat tot op heden nog steeds correct is en waar zijn moeder nog steeds woont. Hij ontvangt op dit adres ook nog steeds poststukken van officiële instanties die steeds door zijn moeder aan hem in Nederland doorgestuurd worden. Dus hij is niet onzorgvuldig geweest. Verder heeft hij ook zijn telefoonnummer aan de politie gegeven, maar via dit nummer is er ook nooit contact met hem gezocht over deze zaak. Daarbij ontkent de opgeëiste persoon dat hij op 28 maart 2022 is gehoord en de adresinstructie heeft gekregen, waarbij het onwaarschijnlijk is dat hij drie jaar na het gepleegde feit nog zou worden gehoord.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gegeven verzetgarantie inderdaad niet onvoorwaardelijk is, maar dat kan worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is volgens zijn zeggen vlak na zijn aanhouding wegens rijden onder invloed gehoord: dat sluit niet uit dat hij 3 jaar later, op 28 maart 2022, nogmaals als verdachte is gehoord. Hij was immers moeilijk vindbaar. De oproepen voor de zitting zijn naar het door hem opgegeven adres gestuurd. Zijn enkele ontkenning dat hij die brieven ontvangen heeft, zijn onvoldoende. Er moet van worden uitgegaan dat de aanvullende informatie juist is.
De rechtbank herhaalt dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
3.4. [
X] the person was not personally handed the judgment, but:
- the decision will be handed to him personally without delay after the surrender; and
- at the moment when the decision is handed to him, the person will be expressly informed about the right to retrial the case or to an appeal, in which he has the right to be present and which allows the factual situation of the case, including the new evidence, to be re-examined and which may lead to the annulment of the initial decision; and
- the person will be informed about the period of time in which he must request a retrial of the case or promote an appeal, which is one month.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een verzetgarantie uit Roemenië op grond van artikel 446 van het Roemeense Wetboek niet onvoorwaardelijk is als iemand correct is opgeroepen volgens de Roemeense wet, zoals hier het geval is blijkens de aanvullende informatie van 25 juli 2024. Daarom voldoet de garantie niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
25 juli 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit dat er een onderzoek tegen hem liep. Daarbij is de opgeëiste persoon wegens dronken rijden aangehouden, heeft het feit bekend en er is bloed bij hem afgenomen. De opgeëiste persoon heeft enige tijd later in het vooronderzoek – op 28 maart 2022 - een adres opgegeven, waarvan hij op de zitting heeft bevestigd dat dit adres tot op heden nog steeds juist is. De oproep voor het proces is op het door de opgeëiste persoon opgegeven adres eenmaal tevergeefs aangeboden, waarna het adres is geverifieerd in de beschikbare systemen. Het adres bleek nog te kloppen. Latere oproepen zijn ook steeds naar dit adres gegaan.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan hij werd verdacht, alsmede dat hij er rekening mee moest houden dat er een vervolging tegen hem zou worden ingesteld en dat hij daarover officiële correspondentie zou ontvangen op het door hem opgegeven adres. Overlevering leidt daarom niet tot een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon omdat, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon dat zijn moeder post heeft ontvangen op het door hem opgegeven adres is onvoldoende. De stelling dat het onwaarschijnlijk is om drie jaar na het feit nog te worden gehoord, maakt evenmin dat niet uit kan worden gegaan van de juistheid van voornoemde aanvullende informatie. Het verweer wordt verworpen.

5.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Bistriţa District Court, Bistriţa-Năsăud County,(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22 OLW.
4.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.