Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Osnabrück in Duitsland. De zaak betreft de overlevering van een verdachte, geboren in 1987, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw niet altijd aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er voldoende waarborgen zijn voor de tenuitvoerlegging van een eventuele straf in Nederland.
De officier van justitie heeft op 17 mei 2024 een vordering ingediend tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 16 mei 2024. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De raadsvrouw heeft betoogd dat de terugkeergarantie niet voldoende is, maar de rechtbank oordeelt dat de garantie wel degelijk voldoet aan de eisen van het Kaderbesluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) toegepast en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. De beslissing om de overlevering toe te staan is openbaar uitgesproken, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.