ECLI:NL:RBAMS:2024:5060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
13-248904-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en witwassen van grote geldbedragen en een Rolex-horloge

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van grote geldbedragen en het witwassen van een Rolex-horloge. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het witwassen van in totaal € 5.552.060,- in de periode van 7 april tot en met 11 juni 2020, en van het witwassen van € 58.625,-, 1.325 Ierse Pond en 1.100 AED op 11 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gebruik maakten van versleutelde communicatie via Encrochat, wat duidt op criminele activiteiten. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn aanzienlijke contante geldbedragen en de Rolex aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de herkomst van deze bedragen en goederen te verklaren, wat leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen bevolen. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opnieuw geschorst, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-248904-21
Datum uitspraak: 9 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2024. Op 9 augustus 2024 is het onderzoek (enkelvoudig) gesloten en uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A. Wijburg naar voren hebben gebracht.
Op de zitting zijn de zaken van verdachte en zijn zwager [medeverdachte] (13-236929-21) gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld. De rechtbank doet in beide zaken tegelijk uitspraak.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de eerdere pro forma zitting van 20 juni 2023 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: (het medeplegen van) gewoontewitwassen van meerdere geldbedragen van in totaal € 5.552.060,00 in de periode van 7 april tot en met 11 juni 2020 te Amsterdam, Breda en/of Almere;
Feit 2: (het medeplegen van) witwassen van horloges van het merk Rolex, € 58.625,-, 1.325 Ierse Pond en/of 1100 UAE Dirham op 11 januari 2022 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
InleidingGedurende lopend onderzoek Escambia kwam informatie beschikbaar over de internationale handel in verdovende middelen, in welk brononderzoek gebruik werd gemaakt van informatie uit onderzoek 26Lemont. Onderzoek 26Lemont betreft een onderzoek naar de criminele activiteiten van de provider Encrochat. Op basis van genoemde informatie is een nieuw onderzoek gestart naar verdachte en zijn medeverdachte: onderzoek Gioura. Het vermoeden is dat de Encrochat-accounts ‘ [naam account 1] ’ (later opgevolgd door account ‘ [naam account 2] ’) en ‘ [naam account 3] ’ (later opgevolgd door account ‘ [naam account 4] ’), betrokken waren bij een cocaïnetransport vanuit Nederland naar Ierland en het witwassen van grote geldbedragen. De accounts van ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 2] ’ worden door het Openbaar Ministerie toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte] en de accounts van ‘ [naam account 3] ’ en ‘ [naam account 4] ’ aan verdachte. Op 11 januari 2022 zijn de verdachten aangehouden en zijn hun woningen doorzocht. Bij de fouillering van verdachten en de doorzoeking van de woningen zijn verschillende geldbedragen, horloges en een sieraad aangetroffen.
De rechtbank buigt zich in deze zaak over de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van diverse grote geldbedragen (feit 1) en het witwassen van horloges en diverse geldbedragen (feit 2).
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide feiten bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat de Encrochat‐accounts ‘ [naam account 3] ’ en ‘ [naam account 4] ’ aan verdachte kunnen worden gekoppeld, gelet op de bijnamen waaronder ' [naam account 3] ' bij tegencontacten is opgeslagen, te weten ‘ [bijnaam 1] ’, ‘ [bijnaam 2] ’, ‘ [bijnaam 3] ’ en “ [bijnaam 4] ”, ‘ [naam account 3] ’ in een chat aangeeft dat hij de ‘zwager is van [bijnaam 5] ’ en in chats wordt er gerefereerd aan ‘ [bijnaam 6] ’, wat kan slaan op de voornaam van de vrouw van verdachte. Verder wordt meermalen op [stadswijk] afgesproken, vlakbij het woonadres van verdachte. Ook het Encrochat-account ‘ [naam account 4] ’ kan aan verdachte worden gekoppeld. Het account ‘ [naam account 3] ’ verliep op 9 juni 2020, maar uit het contact met ‘ [naam account 2] ’ – het op ‘ [naam account 1] ’volgende account van de medeverdachte – blijkt dat hij een nieuwe telefoon voor ‘ [naam account 4] ’ heeft en dat het eerste contact na de ingebruikname op 9 juni 2020 met ‘ [naam account 2] ’ is. Ten aanzien van feit 1 is ook nog aangevoerd dat uit de Encrochat-berichten voortvloeit dat sprake is van een witwasvermoeden, aangezien verdachte en de medeverdachte in een periode van ruim twee maanden ruim € 3,5 miljoen voorhanden hebben gehad en een kleine € 2 miljoen hebben overgedragen, waarbij sprake is geweest van verhullende handelingen door PGP‐toestellen te gebruiken en in versluierd taalgebruik met elkaar te communiceren. Ook werd afgesproken op openbare plaatsen om geld over te dragen. Uit het financiële onderzoek is gebleken dat beide verdachten onvoldoende legaal inkomen of vermogen in Nederland hebben gehad om miljoenen euro’s aan geldoverdrachten te kunnen (laten) doen. Verdachte heeft zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Het medeplegen van gewoontewitwassen kan dan ook bewezen worden.
Tot slot is ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde goederen en geldbedragen bewezen kan worden. Het witwassen van het Rolex-horloge kan bewezen worden, aangezien verdachte hiervoor niet de legale middelen heeft en ook niets over de herkomst en/of de aankoop van het horloge heeft willen verklaren. Hetzelfde geldt voor de geldbedragen die in zijn woning en bij de fouillering zijn aangetroffen. Tegen de achtergrond van de (internationale) cocaïnehandel kan het dan ook niet anders zijn dan dat de Rolex en contante geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn, waarmee witwassen bewezen kan worden. Van het medeplegen kan verdachte worden vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van geldbedragen onder feit 1, aangezien niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de (enige) gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘ [naam account 3] ’ en ‘ [naam account 4] ’. Uit de enkele zinsnede ‘zwager van [bijnaam 5] ’ kan niet zonder meer worden afgeleid dat hiermee de medeverdachte wordt bedoeld. Daarnaast is onbekend wat met ‘ [bijnaam 1] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’ wordt bedoeld. Dat de medeverdachte de bijnaam ‘ [bijnaam 12] ’ heeft, wordt door de verdediging van de medeverdachte betwist. Bovendien volgt die aanname slechts uit informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI), die niet is onderbouwd met achtergrondinformatie. De conclusie dat met ‘ [bijnaam 6] ’ wordt gedoeld op de vrouw van verdachte is eveneens een onjuiste aanname. De vrouw van verdachte heet immers [naam 1] en niet [naam 2] en er zijn ook geen berichten waaruit de aard van de relatie met ‘ [bijnaam 6] ’ volgt. Verder zijn de in deze zaak verkregen historische verkeersgegevens (histo’s) niet voldoende redengevend om te kunnen vaststellen dat ‘ [naam account 3] ’ waarschijnlijk op [stadswijk] woont, aangezien er nauwelijks histo’s zijn en over de gehele opgevraagde periode slechts drie contactmomenten zijn waargenomen. De aannames die de recherche doet ten aanzien van Encrochat-account ‘ [naam account 4] ’ zijn nog summierder dan bij ‘ [naam account 3] ’ en te weinig specifiek en/of toegespitst op verdachte. Verder is bepleit dat niet aan het bewijsminimum wordt voldaan, omdat het bewijs afkomstig is uit één en dezelfde bron, namelijk de Encrochat-berichten. Tapgesprekken, observaties, tactisch bewijs of historische verkeersgegevens die de inhoud van de berichten kunnen ondersteunen zijn er immers niet. Ook moet worden vastgesteld dat delen van gesprekken ontbreken en dat de inhoud van de berichten niet eenduidig of gelijkluidend is. Ook is verweer gevoerd ten aanzien van de specifiek genoemde bedragen op de tenlastelegging, waarbij – samengevat – steeds is aangegeven dat niet blijkt dat dit bedrag voorhanden is geweest, verworven en/of overgedragen dan wel dat sprake is van een dubbeltelling.
De raadsman refereert zich ten aanzien van het witwassen onder feit 2, maar merkt wel op dat de waarde van de Rolex niet kan worden vastgesteld omdat er geen actueel taxatierapport is.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Identificatie Encrochat-accounts (feit 1)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feiten en omstandigheden
Uit onderzoek naar de Encrochat-accounts ' [naam account 1] ', ' [naam account 2] ', ' [naam account 3] ' en ' [naam account 4] ' blijkt het volgende.
Op 5 juni 2020 zijn in café [naam café] in Amsterdam telefoons in beslag genomen, waaronder een BQ Aquaris met IMEI-nummer [nummer 1] . In het café was onder meer de medeverdachte aanwezig bij de groep mannen waarvan de telefoons in beslag zijn genomen. Deze telefoon blijkt te zijn gebruikt door een gebruiker met het Encrochat-account ' [naam account 1] '. Uit onderzoek naar de tegencontacten blijkt dat ‘ [naam account 1] ’ bij anderen onder meer staat opgeslagen onder de bijnamen “ [bijnaam 7] ”, “ [bijnaam 8] ”, “ [bijnaam 9] ” en “ [bijnaam 10] ”. Eén van de tegencontacten van ‘ [naam account 1] ’ is ‘ [naam account 3] ’. ' [naam account 3] ' heeft ' [naam account 1] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 10] ” en ' [naam account 3] ' is door ' [naam account 1] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 1] ”.
Uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) blijkt dat de medeverdachte van 9 december 2009 tot 6 juli 2020 ingeschreven stond op het adres [adres 2] en van 6 juli 2020 tot heden op de [adres 3] . [2] Uit analyse van de historische verkeersgegevens (hierna: histo’s) blijkt dat de BQ Aquaris telefoon in de onderzochte periode van 21 april 2020 tot en met 21 november 2020 het meest gebruik heeft gemaakt van Cell-ID's gelegen op de zendmastlocaties [zendlocatie 1] en [zendlocatie 2] te Amsterdam en in de nachtelijke uren veel gebruik gemaakt van de Cell-ID’s op de [zendlocatie 3] en [zendlocatie 1] te Amsterdam. Aannemelijk is dat het adres van de medeverdachte op de [adres 2] in het dekkingsgebied van zendmast [zendlocatie 1] valt. Verder blijkt dat het laatste contactmoment is geregistreerd op 5 juni 2020 te 18:17 uur [3] , vlak voor de inbeslagname van de telefoon.
Uit de chatberichten komen de volgende identificerende gegevens – die onder meer betrekking hebben op huisnummers en/of locaties – naar voren:
• Op 26 maart 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ‘ [naam account 5] ’, waarbij ‘ [naam account 5] ’ zegt: “3 min. Bij jou”, waarop ' [naam account 1] ' antwoord: “Oke bro kom na boven”. ‘ [naam account 5] ’ vraagt dan ‘numer’, waarop ' [naam account 1] ' antwoordt: “ [nummer 2] ”.
• Op 31 maart 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 6] ’, waarbij [naam account 1] zegt: “bel aan”, “kom fff. Na boven”, waarop ‘ [naam account 6] vraagt “Welke num” en ‘ [naam account 1] ’ reageert: “ [nummer 2] ”.
• Op 6 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 7] ’, waarbij ‘ [naam account 1] ’ zegt: “Druk met verbouwing”.
• Op 10 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 5] ’, waarbij ‘ [naam account 1] ” zegt: “Ben nieuwe huis”, “kom boven” en “bel aan [nummer 3] ”.
• Op 15 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ‘ [nam account] ’, waarbij ‘ [nam account] ’ zegt: “Net voor je deur” en ' [naam account 1] ' zegt “Geev me lift” waarna hij twee foto’s verstuurt. Uit onderzoek naar de gestuurde foto’s komt naar voren dat de foto's meer dan vermoedelijk gemaakt zijn op de [straatnaam 1] , ter hoogte van de kruising met de [straatnaam 2] . Dit adres is nabij [adres 2] .
• Op 27 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 14] ’ waarbij ' [naam account 1] ' zegt: “Want overam zeggen ze 6 wekem ofzo”, “Voor die keuken”.
• Op 2 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ‘ [naam account 8] ’, waarbij ‘ [naam account 8] ’ zegt: “Ben nu onderweg naar jou”, ' [naam account 1] ' antwoordt: “Bel aa”, waarop ‘ [naam account 8] ’ vraagt “Welke nr” en ' [naam account 1] ' antwoord: “ [nummer 2] ”. [4]
Uit onderzoek naar het Encrochat-account ' [naam account 2] ' blijkt dat het eerst verzonden bericht op 5 juni 2020 om 19.52 uur is. Verder blijkt dat ' [naam account 2] ' van de in totaal 48 tegencontacten 25 overeenkomstige tegencontacten met ' [naam account 1] ' heeft. Twee tegencontacten van ' [naam account 2] ' zijn ' [naam account 3] ' en ' [naam account 4] '. ' [naam account 4] ' heeft ' [naam account 2] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 10] ”. ' [naam account 2] ' heeft ' [naam account 3] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 2] ”.
Uit chatberichten komen de volgende identificerende gegevens naar voren:
• Op 5 en 6 juni 2020 heeft ' [naam account 2] ' meerdere berichten aan tegencontacten verstuurd waarin hij aangeeft dat hij al zijn contacten kwijt is en om contacten vraagt. Zo zegt hij op 5 juni 2020 tegen ‘ [naam account 9] ’: “My fhone gone mate”, “This is new one” en “I lost all contackts mate”. Wanneer ‘ [naam account 7] ’ op 6 juni 2020 aan ' [naam account 2] ' vraagt of hij “Tillie kwijt geraakt??”, zegt ' [naam account 2] ' tegen ‘ [naam account 7] ’: “Lang verhaal man gister door at opgerold” en “alle tellies inbeslag genomen”. [5]
• Op 12 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 4] ', waarbij ' [naam account 2] ' vraagt of ' [naam account 4] ' zwarte keukens voor hem kan bekijken: “Kan je miss voor me kojken”, “Bij brunzyeel keukens”, “Westpoort heb mooie gezien daar”, “Zwarte”, waarop ' [naam account 4] ' antwoord: “Is goed bra (..) Dan ga ik diekant op”, waarna ' [naam account 4] ' een paar uur later meerdere foto’s van zwarte keukens stuurt en zegt: “Bro die man zegt levertijd 3 maanden zoiezo”.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de medeverdachte op de [adres 3] , is door de politie geconstateerd dat er een vrij nieuwe zwarte keuken staat. [6]
Uit onderzoek naar de Encrochat-accounts ' [naam account 3] ' en ' [naam account 4] ' blijkt het volgende. Uit analyse van de histo’s blijkt dat het eerste contactmoment van Encrochat-account ' [naam account 3] ', dat is gekoppeld aan IMEI-nummer [nummer 4] , op 6 juni 2020 is geregistreerd en dat de telefoon op drie momenten in de nacht contact heeft gemaakt met Cell-ID's op de zendmastlocatie [zendlocatie 4] . Het laatste contactmoment is op 9 juni 2020 om 15.59 uur. Blijkens de GBA staat verdachte ingeschreven op de [adres 1] , gelegen op [stadswijk] . De [straatnaam 3] is tevens gelegen op [stadswijk] en kruist de [straatnaam 4] . [7] Uit onderzoek naar de tegencontacten blijkt dat ' [naam account 3] ' door ' [naam account 1] ' is opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 1] ”, door ‘ [naam account 10] ” als “ [bijnaam 3] ” en door ‘ [naam account 11] ’ als “ [bijnaam 4] ”. [bijnaam 1] en zwag zijn afkortingen voor de term zwager, [bijnaam 11] is een afkorting voor [bijnaam 12] , de mogelijke bijnaam van de medeverdachte en [bijnaam 4] is een veelgebruikte afkorting voor [voornaam verdachte] , de voornaam van verdachte.
Uit chatberichten komen de volgende identificerende gegevens naar voren:
• Op 10 april 2020 zegt ' [naam account 3] ' tegen ‘ [naam account 12] ’: “Ik ben zwager van [bijnaam 5] ”.
• Op 15 april 2020 zegt ' [naam account 1] ' tegen ' [naam account 3] ': “Geev me adress word pap voor je gedropt”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “ [naam account 12] ”.
Het adres [naam account 12] ligt op acht minuten loopafstand van de [straatnaam 4] .
• Op 5 mei 2020 vraagt ' [naam account 3] ' aan ‘ [naam account 13] ’: “(..) Kan je richting [stadswijk] komen”.
• Op 26 mei 2020 zegt ‘ [naam account 14] ’ tegen ' [naam account 3] ': “(..) ik hoor dat ik langs je kan rijden [stadswijk] ”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “Zie je voor de deur ah [stadswijk] bij dienbushalte”.
De Albert Heijn (AH) op de [straatnaam 5] bevindt zich op 650 meter afstand van de [straatnaam 4] . [8]
• Op 8 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 2] ' aangeeft: “Bro deze tel verloopt morgen”, “Heb nieuwe vr je gehaald”, waarop ' [naam account 3] ' later op de dag reageert met: “Ok ik kom morgen langs inchaAllah deze verloopt morgen”. Het laatst verzonden bericht van [naam account 3] is op 8 juni 2020 om 21: [nummer 2] :33 uur. [9]
Op 9 juni 2020 is een Encrochat-telefoon met het account ' [naam account 4] ' in gebruik genomen, aansluitend op het laatst verzonden bericht van het account ‘ [naam account 3] ’. Uit onderzoek naar de tegencontacten blijkt dat ' [naam account 4] ' door het Encrochat-account ‘ [naam account 15] ’ is opgeslagen onder de bijnaam “cash money”. Het eerst verzonden bericht van ' [naam account 4] ' is op 9 juni 2020 om 16:59 uur en is gericht aan ' [naam account 2] ', waarin ' [naam account 4] ' zegt: “Jo met mij”, “M”. Vervolgens vraagt ' [naam account 2] ' of ' [naam account 4] ' voldoende contactnamen heeft: “Heb je iedrreeen”, “Of moet ik je gevej”, waarop ' [naam account 4] ' antwoordt: “De belangrijke heb ik”.
Op 10 juni 2020 stuurt ' [naam account 2] ' de accountnaam van ‘ [naam account 4] ’ door aan ‘Darnedregent’ met de opmerkingen: “Voeg deze toe”, “zwagri”.
De laatste berichten zijn verzonden op 13 juni 2020. Op 13 juni 2020 kwam het bericht naar buiten dat de server van Encrochat was gehackt door de autoriteiten. [10]
Op 11 januari 2022 is de woning van verdachte op de [adres 1] doorzocht. In de woning werden een geldtelmachine en meerdere geldbedragen, waaronder een bedrag van € 49.900,- en een bedrag van € 7.400,-, aangetroffen. Ook werd A4 papier aangetroffen. [11] Op het A4 papier staat een aantal bedragen die worden voorafgegaan door de letters GG en een totaalbedrag, waarbij deze notities lijken op de foto’s van handgeschreven notities die zijn verzonden door Encrochat-account ' [naam account 4] '. Door verbalisant [nummer 5] is geconstateerd dat het handschrift op het A4 papier grote gelijkenis vertoont met handschrift op de notities in de verstuurde foto’s van ' [naam account 4] ' en dat de notities ogenschijnlijk door dezelfde persoon zijn geschreven. [12] Het A4 papier is onderzocht op dactyloscopische sporen. Hieruit is gebleken dat de sporen met SIN AAPN5627NL en AAPN5658NL hebben geleid tot een individualisatie op verdachte. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft voor de identificatie van de Encrochat-accounts hierboven de redengevende feiten en omstandigheden uiteengezet. In tegenstelling tot de verdediging, die ter betwisting van de identificatie vraagtekens heeft gesteld bij iedere bevinding afzonderlijk, heeft de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden in zijn geheel en in hun onderlinge samenhang bezien en beoordeeld. De optelsom van die bevindingen laat naar het oordeel van de rechtbank zien dat de medeverdachte de gebruiker is van Encrochat-account ‘ [naam account 1] ’ en opvolgend account ‘ [naam account 2] ’ en dat verdachte de gebruiker is van Encrochat-account ‘ [naam account 3] ’ en opvolgend account ‘ [naam account 4] ’ en dat alle berichten van deze accounts aan verdachte en medeverdachte als gebruikers van de accounts zijn toe te schrijven.
Hierbij wordt – samenvattend – onder meer gewezen op de volgende omstandigheden:
‘ [naam account 3] ’ stelt zichzelf voor als de “zwager van [bijnaam 5] ” en ‘ [naam account 1] ’ heeft ‘ [naam account 3] ’ opgeslagen onder de naam “ [bijnaam 1] ”. Dit komt overeen met het gegeven dat verdachte en medeverdachte zwagers van elkaar zijn en de voornaam van de medeverdachte Hassan is.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn handgeschreven notities aangetroffen, waarop zijn vingerafdrukken ook zijn aangetroffen, die grote gelijkenis vertonen met (het handschrift op) de notities die ' [naam account 3] ' heeft verzonden.
De telefoon waaraan ‘ [naam account 1] ’ is gekoppeld is op 5 juni 2020 in een café in Amsterdam in beslag genomen waar de medeverdachte aanwezig was. Vervolgens komt de ingebruikname van Encrochat-account ‘ [naam account 2] ’ overeen met het moment dat de telefoon van ‘ [naam account 1] ’ in beslag is genomen, namelijk in de avond van 5 juni 2020. Ook blijkt dat ‘ [naam account 2] ’ berichten stuurt dat hij zijn contanten kwijt is en zijn telefoon weg is en dat 25 tegencontacten van de accounts ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 2] ’ overeen komen.
In de Encrochat-berichten worden huisnummers/locaties genoemd die overeenkomen met de adressen van de verdachten. Zo noemt ‘ [naam account 1] ’ huisnummer [nummer 2] en [nummer 3] , wat overeenkomt met de huisnummers van de adressen van de medeverdachte, te weten [adres 2] en [adres 3] . Ook verstuurt ' [naam account 1] ' foto’s van locaties nabij [adres 2] . ‘ [naam account 3] ’ noemt in zijn gesprekken de locatie [stadswijk] , wat op loopafstand is van de woning van verdachte op de [adres 1] .
Uit de Encrochat-berichten tussen ‘ [naam account 3] ’ en ‘ [naam account 2] ’ blijkt dat ' [naam account 2] ' op 8 juni 2020 aangeeft dat het account van ‘ [naam account 3] ’ verloopt en dat ‘ [naam account 2] een nieuwe telefoon heeft voor ' [naam account 3] '. Op 9 juni 2020 vindt vervolgens het eerste contact tussen ‘ [naam account 4] ’ en “ [naam account 2] ’ plaats, waarbij gevraagd wordt of ‘ [naam account 4] ’ voldoende contactnamen heeft. Hieruit volgt genoegzaam dat ' [naam account 4] ' het opvolgende account is van ' [naam account 3] '.
Uit de Encrochat-berichten volgt ook dat ' [naam account 1] ' in april 2020 bezig is met de verbouwing van zijn nieuwe huis, waaronder de keuken, waarna op 12 juni 2020 een gesprek tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 4] ' plaatsvindt waarbij foto’s worden gestuurd van nieuwe zwarte keukens. Dit komt overeen met het gegeven dat de medeverdachte vanaf 6 juli 2020 op een nieuw adres (de [adres 3] ) staat ingeschreven en dat tijdens de doorzoeking van de [adres 3] op 11 januari 2022 een zwarte keuken is aangetroffen.
Door de raadsman is nog aangevoerd dat de zendmastgegevens onvoldoende onderscheidend zijn, omdat geen aantallen worden genoemd en het dossier geen overzicht bevat van de data waarop de genoemde zendmasten zijn aangestraald. Hoewel in de historische verkeersgegevens inderdaad niet te zien is op welke dagen de zendmasten precies zijn aangestraald, staat in het dossier wel vermeld dat de telefoon het meest gebruik heeft gemaakt van een zendmast waar het adres van verdachte onder valt. Daarbij komt dat de zendmastgegevens in samenhang met de overige bevindingen moeten worden gezien en dat de bevindingen ook geen afbreuk doen aan de identificaties. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verder is nog aangevoerd dat een aantal gegevens onvoldoende onderscheidend en/of onderbouwd zijn, zoals de TCI-informatie dat de medeverdachte ‘ [bijnaam 12] ’ is en dat ‘ [bijnaam 6] ’ betrekking zou hebben op de vrouw van verdachte. De rechtbank heeft deze gegevens niet gebruikt voor het bewijs, maar stelt wel vast dat deze bevindingen ook geen afbreuk aan de identificaties.
3.4.2
Gewoontewitwassen (feit 1)
In de periode van 7 april tot en met 11 juni 2020 vinden gesprekken plaats tussen de Encrochat-accounts ' [naam account 1] ', ' [naam account 3] ', ‘ [naam account 16] ’, ' [naam account 4] ', ‘ [naam account 17] ’ en ‘ [naam account 18] ’. In de gesprekken wordt onder meer gesproken over “pap”, waarvan bekend is dat dit straattaal is voor geld. Ook worden bedragen met de letter ‘k’ erachter genoemd, waarvan bekend is dat dit een veelgebruikte afkorting en straattaal is voor € 1.000,-. In sommige gesprekken staat een getal zonder de letter ‘k’ erachter vermeld. Gelet op de context van de gesprekken kan dit getal eveneens worden vermenigvuldigd met € 1.000,-. [14]
In de gesprekken worden foto’s van bankbiljetten en van een administratie van onder andere de aanduiden “GG 1”, “GG 2”, “GG 3” etc. met daarachter genoteerde bedragen gedeeld. [15]
Zoals hiervoor vermeld, werden bij de doorzoeking van de woning van verdachte een geldtelmachine, grote contante geldbedragen en een A4-papier met daarop soortgelijke notities van letters en bedragen aangetroffen. [16]
In de chatberichten staat het volgende vermeld: [17]
Op 6 april 2020 om 17.54 uur zegt ' [naam account 1] ' tegen ' [naam account 3] ': “Oke geev [naam account 17] 500 en hou de rest bij je oke”.
Op 7 april 2020 vindt ook een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 12.23 uur zegt ' [naam account 3] ': “Salaam bro alles goed. Heb het opgehaald ben thuis.” En om 12.24 uur: “Ikbheb zo een afspraak. Ik ga strax beginnen met tellen rond 4”.
• Om 15.44 uur stuurt ' [naam account 3] ' twee foto’s van een stapel met € 50,‐ biljetten met de tekst: “Weer zwarte biljetten ertussen”. Om 15.48 uur zegt ' [naam account 1] ': “Pfff tel maar romd”. Om 16.03 uur stuurt ' [naam account 3] ' een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG” en cijfers. Het totaalbedrag op de notitie is 506.130. ' [naam account 3] ' zegt daarop: “Dit is totale. Ik ga effe eten. Dan ga ikchecken hoeveel schade er is ik schat rond de 8 of 9 k.”. ' [naam account 1] ' vraagt dan: “Bro wat is totaale”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “506.130”.
• Om 16.19 uur zegt ' [naam account 3] ': “Alles per pakket geteld per pakketjes van 10.”
• Om 16.21 uur zegt ' [naam account 1] ': “Geev [naam account 17] 500 bro”.
Op 7 april 2020 vindt ook een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 17] ’:
• Om 16:47 uur zegt ‘ [naam account 17] ’: “Hoeveel heb je voor me bro ?? Kan buurt met uurtie ziin locatie 2 !?”, waarop ' [naam account 3] ' zegt: “500 bro”.
• Om 16:49 uur zegt ‘ [naam account 17] ’: “OK bro 19.45 boi locatie 2 stap ik bij je in en om de hoek stap ik uit bro”.
• Om 17:50 uur zegt ' [naam account 3] ': “Bro ik sta [afkorting straatnaam] ” en “Shop keteltje”.
Uit onderzoek blijkt dat op de [adres 4] coffeeshop “ [naam coffeeshop] ” gevestigd is.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat, in combinatie met de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, op basis van deze gesprekken bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte op 7 april 2020 een contant geldbedrag van € 506.130,- voorhanden hebben gehad en een contant geldbedrag van € 500.000,- hebben overgedragen. Uit de gesprekken blijkt een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, waarbij verdachte op verzoek van de medeverdachte het geld telt, een administratie daarvan bijhoudt en geld overdraagt. Die samenwerking blijkt ook in de navolgende gesprekken.
Op 9 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ', waarbij ' [naam account 1] ' om 22.56 uur aangeeft: “Wat er overbblijft geev je aan [naam account 17] maar tel het goed na aub”. Op 10 april 2020 om 14.54 uur stuurt ' [naam account 3] ' een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG” en cijfers. Het totaalbedrag op de notitie is 299.630.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 10 april 2020 een contant geldbedrag van € 299.630,- voorhanden hebben gehad.
Op 10 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 17] ’:
• Om 15. [nummer 2] uur vraagt ' [naam account 3] ': “(..) Zie ik je strax”.
• Om 16.50 uur zegt ‘ [naam account 17] ’: “Bra die vriend met bril zonder komt aanpakken bii je OK meld me als je er bent bbro”.
Op 10 april 2020 vindt ook een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 16.59 uur zegt ' [naam account 3] ': “Bra heb [naam account 17] 152k gegeven”.
• Om 17.01 uur vraagt ' [naam account 1] ': “Oke heb je iedereen betaald”, waarop ' [naam account 3] ' reageert met: “W8 nu op chuchu”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 10 april 2020 een contant geldbedrag van € 152.000,- hebben overgedragen.
Op 10 en 11 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 19] ’. Op 10 april 2020 vraagt ‘ [naam account 19] ’ aan ' [naam account 3] ' “He [bijnaam 5] zou mij wat pap sturen ga jij dat regelen?”, waarop ' [naam account 3] ' reageert met: “Ja Bro. Ik moest 20 aan iemand van jou geven”. Op 11 april 2020 om 09.06 uur zegt ' [naam account 3] ': “Heb het afgegeven”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 11 april 2020 een contant geldbedrag van € 20.000,- hebben overgedragen.
Op 15 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 15.34 uur zegt ' [naam account 1] ': “Geev me adress word pap voor je gedropt”, waarop ' [naam account 3] ' reageert met: “ [naam account 12] ”.
• Om 16.06 uur zegt ' [naam account 1] ': “Bro kan je vast”, “300 aan [naam account 17] geven”.
• Om 17.17 uur geeft ' [naam account 3] ' aan: “300 gegeven aan [naam account 17] ”.
Het adres [naam account 12] ligt op acht minuten loopafstand van de woning van verdachte [18] .
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 15 april 2020 een contant geldbedrag van € 300.000,- hebben overgedragen.
Op 16 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] '. Om 14.25 uur zegt ' [naam account 3] ': “Salaam bro deze is van vandaag”, waarna hij een foto stuurt van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld. Het totaalbedrag op de notitie is 244.000. ' [naam account 1] ' vraagt dan: “Hoeveel hr”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “244k”. Vervolgens zegt ' [naam account 1] ': “Maak er 250 van geev het aan [naam account 17] ”. Om 16.35 uur geeft ' [naam account 3] ' aan dat hij het heeft afgegeven: “250 afgegeven bro”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 16 april 2020 een contant geldbedrag van € 250.000,- hebben overgedragen.
Op 19 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 1] ' zegt: “Zet in boekhouding”, “150 opgehaald almere”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 19 april 2020 een contant geldbedrag van € 150.000,- voorhanden hebben gehad.
Op 22 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 15.35 uur vraagt ' [naam account 1] ' aan ' [naam account 3] ': “44 voor me klaar kan zetten’, waarna hij ook tegen ' [naam account 3] ' zegt: ‘ [naam account 20] toe te voegen’ en “Geev hem 44”.
' [naam account 3] ' vraagt of hij naar hem moet gaan, waarop ' [naam account 1] ' de opdracht geeft: “Ga na hem”, “Fashion centre”.
• Om 15.38 uur zegt ' [naam account 3] ': “Die van gister is trouwens 337.800 ik stuur je zo lijstje”. Vervolgens stuurt hij om 16.59 uur een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG” en cijfers. Het totaalbedrag op de notitie is 337.850.
• Om 16.20 uur zegt ' [naam account 3] ': “Afgegeven 44”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 21 april 2020 een contant geldbedrag van € 337.650,- voorhanden hebben gehad en op 22 april 2020 een contant geldbedrag van € 44.000,- hebben overgedragen.
Op 24 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ', waarbij ' [naam account 1] ' vraagt: “Kan je me 17k brengen ben osso”, waarop ' [naam account 3] ' aangeeft: “Ben er met 3min”.
Op 25 april 2020 vraagt ' [naam account 1] ' aan ' [naam account 3] ': “Geev [naam account 17] 250 in de ochtend”, waarop ' [naam account 3] ' op 26 april 2020 antwoordt: “Salaam bra 250 afgegeven aan carrou”.
Op 1 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 1] ' vraagt: “Kan je me 10k brengen moet die meubels enzo”, waarop ' [naam account 3] ' aangeeft: “Salaam ben er met 2 min”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 24 april 2020 een contant geldbedrag van € 17.000,-, op 26 april 2020 een contant geldbedrag van € 250.000,- en op 1 mei 2020 een contant geldbedrag van € 10.000,- hebben overgedragen.
Op 10 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 1] ' vraagt: “Hoeveel pap lag er nog”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “Uit mn hoofd 411k”. Op 11 mei 2020 vraagt ' [naam account 1] ' vervolgens: “Kan je iemand 400k geven”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 10 mei 2020 een contant geldbedrag van € 411.000,- voorhanden hebben gehad.
Op 27 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 18] ’:
• Om 18.29 uur vraagt ' [naam account 3] ': “Haha Enjoy mate. Ok. Do i have to send you what we received on Monday in total. Or seperate per bag”.
• Om 18.39 antwoordt ‘ [naam account 18] ’: “Can u let me know what was sent Monday when u get a chance”.
• Om 18. [nummer 2] reageert ' [naam account 3] ' met: “Here they come mat”, waarna hij drie foto’s stuurt van handgeschreven notities waarop meerdere bedragen vermeld staan. Op foto 1 staat “25 mei Rotterdam” en het totaalbedrag 357.120. Op foto 2 staat “25 mei Rotterdam” en het totaalbedrag 337.230. Op foto 3 staat “25 mei Apeldoorn” en het totaalbedrag 446.300. Het totaalbedrag is opgeteld: 1.140.650.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 27 mei 2020 een contant geldbedrag van € 1.140.650,- voorhanden hebben gehad.
Op 8 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 2] ' vraagt: “Hoeveel pap heb je liggen totaal”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt met: “607k bro”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 8 juni 2020 een contant geldbedrag van € 607.000,- voorhanden hebben gehad.
Op 11 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 4] ':
• Om 10.32 uur zegt ' [naam account 4] ': “OK bro. Die pap wat net is gebracht. Zit 3 pakketten in niet 2 wat ik je had gestuurd”.
• Om 10.38 uur zegt ' [naam account 2] ': “Ja geen probleem tel alles na” en “Stuur dat door gwn”. Om 13. [nummer 2] uur stuurt ' [naam account 4] ' een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG”. Het totaalbedrag op de notitie is 206.800.
• Om 10.30 uur vraagt ' [naam account 2] ': “Kan je whalmoon acpeteren en spreek af met hem
geevem 300”, waarop ' [naam account 4] ' om 12.10 uur reageert met: “Salaam 300 afgegeven whale”. [19]
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 11 juni 2020 een contant geldbedrag van € 206.800,- voorhanden hebben gehad en een contant geldbedrag van € 300.000,- hebben overgedragen.
3.4.3
Witwassen (feit 2)
Op 11 januari 2022 is bij de fouillering van verdachte op het cellencomplex aan de Meer en Vaart 284B te Amsterdam een geldbedrag van € 825,- (goednummer 6140430) en een Rolex Cosmograph Daytona met een witte wijzerplaat (goednummer 6140488) aangetroffen. [20] Uit nader onderzoek naar de Rolex blijkt dat het horloge op 13 november 2019 bij [naam juwelier] is gekocht voor een bedrag van € 11.400,- en dat de factuur is gericht aan [naam 3] . [21] [naam 3] heeft als getuige verklaard dat zijn vader, [naam 4] , het horloge heeft opgehaald en dat zijn vader het horloge binnen een week heeft doorverkocht aan een onbekende. [22] [naam 4] heeft als getuige verklaard dat hij het horloge via een handelaar heeft doorverkocht aan een koper in Den Haag voor € 17.000,- á € 19.000,-. [23]
Zoals eerder al is vermeld, is op 11 januari 2022 de woning van verdachte op de [adres 5] te Amsterdam doorzocht, waarbij onder meer het volgende is aangetroffen. In slaapkamer 1 zijn in een bh-lade tien biljetten van € 20,- en twee biljetten van € 50,- (in totaal € 300,-) aangetroffen en in de kledingkast één biljet van € 100,-, twee biljetten van € 50,- (in totaal € 200,-), 1.325,- Ierse Pound Sterling (IEP) en 1.100 UAH Dirham (AED) [24] . In een afgesloten kast in slaapkamer 3 is een geldtelmachine gevonden en zijn de volgende bedragen aangetroffen: 998 biljetten van € 50,- in een AH-tas (in totaal € 49.900,-), 88 biljetten van € 50,- in een witte enveloppe en 60 biljetten van € 50,- in een Giorgio Armani tasje (in totaal € 7.400,-). De afgesloten kast is geopend met een sleutel die aan de sleutelbos zat die bij de aanhouding van verdachte in beslag was genomen. Tijdens de doorzoeking zijn ook andere sleutels die in de woning werden aangetroffen gepast op het slot van deze kast. Geen van de sleutels bleken te passen. Kennelijk was alleen verdachte in het bezit van de sleutel waarmee deze kast geopend kon worden. [25]
Inkomen verdachte (feit 1 en 2)
Door de politie is onderzoek verricht naar het inkomen van verdachte. Het saldo op de bankrekening van verdachte – [rekeningnummer] – was nihil. Op naam van verdachte zijn geen onroerende goederen en geen erfenissen of schenkingen bekend. Verdachte ontving over de jaren 2017 tot en met 2021 gemiddeld € 2.400,- aan zorgtoeslag en € 4.200,- aan huurtoeslag per jaar. Bij de Belastingdienst zijn enkel de volgende loongegevens bekend: [26]
Jaar
Werkgever
Loon
Nettoloon
2018
Gemeente Amsterdam
€ 6.537,-
€ 5.648,-
2020
Gemeente Amsterdam
€ 7.176,-
€ 6.528,-
2021
Gemeente Amsterdam
€ 7.007,-
€ 6.298,-
3.4.4
Bewijsoverwegingen
Zoals hiervoor werd overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts waar het hier om gaat. De rechtbank acht daarnaast bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gewoontewitwassen van geldbedragen (feit 1) en het witwassen van € 58.625,-, IEP 1.325,-, AED 1.100 ,- en een Rolex horloge (feit 2).
Bewijsminimum (feit 1)
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat niet aan het bewijsminimum is voldaan omdat het bewijs afkomstig is uit één bron, namelijk de Encrochat-berichten. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de eerste plaats wordt hierbij betrokken dat in deze zaak op belangrijke onderdelen sprake is van andere zelfstandige bewijsmiddelen die de inhoud van de berichten ondersteunen. Immers is sprake van meerdere gesprekken met diverse tegencontacten op verschillende data en tijdstippen. Verder zijn er afbeeldingen van bankbiljetten en een financiële administratie verstuurd die de inhoud van de berichten ondersteunen. Het feit dat bij verdachte thuis een soortgelijke administratie, een geldtelmachine en grote contante geldbedragen zijn aangetroffen draagt eveneens bij aan het bewijs van de inhoud van de berichten. Daarmee is dus sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee aan het bewijsminimum is voldaan.
Juridisch kader witwasfeiten
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, zal allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
Gewoontewitwassen (feit 1)
Hoewel, gelet ook op het feit dat in het onderzoek is gebleken dat de medeverdachte betrokkenheid heeft gehad bij de uitvoer van 35 kilo cocaïne, aanwijzingen bestaan dat de geldbedragen waarover in de Encrochat-berichten wordt gesproken verband houden met (de handel in) verdovende middelen, kan uit het dossier onvoldoende worden afgeleid dat er een direct verband is met enig misdrijf. Omdat er geen direct verband kan worden gelegd met een specifiek misdrijf, gebruikt de rechtbank het hierboven genoemde toetsingskader. De feiten en omstandigheden zijn als volgt. Uit de hierboven genoemde Encrochat-berichten blijkt dat verdachte in een periode van drie maanden zeer grote contante geldbedragen voorhanden heeft gehad dan wel heeft overgedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in verschillende valuta. De geldbedragen werden kennelijk fysiek vervoerd en op de openbare weg overgedragen. Het (op deze wijze) vervoeren van dergelijke grote geldbedragen is een ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen. Ook de wijze waarop de omvangrijke geldbedragen werden bewaard – kennelijk onder meer in woningen – is ongebruikelijk. Verder blijkt dat de betrokkenen met elkaar communiceerden via versleutelde berichten die werden verzonden met cryptotelefoons. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke telefoons veelvuldig in het criminele milieu worden gebruikt. Ook blijkt dat in versluierd taalgebruik met elkaar is gesproken over de transacties. Verdachte heeft (in 2020) weliswaar legale inkomsten genoten, maar de hoogte daarvan is niet toereikend om het verplaatsen van dergelijke grote contante geldbedragen vanuit legale bronnen te kunnen verklaren. De rechtbank is van oordeel dat al deze omstandigheden tezamen voldoende zijn om een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen.
Nu er voldoende feiten en omstandigheden zijn om het vermoeden van witwassen te rechtvaardigen, mag van verdachte een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders dan dat de betreffende geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet op de wijze waarop de communicatie over de geldbedragen verliep, de manier waarop het geld werd ontvangen en/of overgedragen, kan het ook niet anders dan dat verdachte wist dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren.
Medeplegen
Uit de chatberichten blijkt ook dat verdachte beschikkingsmacht had over het geld, aangezien hij de geldbedragen kennelijk thuis had liggen en – in opdracht van de medeverdachte – het geld ophaalde of afleverde bij een ander. Ook hield hij een boekhouding bij van het geld dat in kas was, die hij steeds deelde met de medeverdachte. Hieruit blijkt ook dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Dit maakt dat medeplegen eveneens bewezen kan worden.
Gelet op de periode en de frequentie van het witwassen en de omvang van de witgewassen geldbedragen komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen.
Vrijspraak € 50.000,- (19 april 2020)De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat op 19 april 2020 – naast de € 150.000,- die voorhanden is geweest – ook nog € 50.000,- is overgedragen en/of voorhanden is geweest. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Witwassen (feit 2)
Bij de doorzoeking van de woning zijn in totaal € 57.800,- IEP 1.325,- en AED 1.100,- aangetroffen in een kledingkast en in een bh-lade. [27] Bij de fouillering van verdachte zijn € 825,- en een Rolex-horloge aangetroffen. [28] Van het horloge is bekend dat het een echte Rolex betreft ter waarde van € 11.400,-. Verder is in de woning een geldtelmachine aangetroffen [29] , waarvan bekend is dat deze in het criminele milieu worden gebruikt voor het tellen van grote contante geldbedragen. Gelet op de – voor dergelijke hoge bedragen – ongebruikelijke plekken waar de geldbedragen zijn aangetroffen, het gegeven dat de hoogte van het inkomen van verdachte niet toereikend is om zo’n hoog bedrag in contant geld en de aankoop van een Rolex te kunnen verklaren en de overige aangetroffen goederen in de woning, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan ook een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. Verdachte heeft zich echter beroepen op zijn zwijgrecht.
Nu er, zoals hiervoor is overwogen, een vermoeden van witwassen bestaat én verdachte geen verklaring heeft gegeven over de herkomst van de geldbedragen en (de aankoop van) het horloge, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. Aangezien de geldbedragen in zijn woning zijn aangetroffen (in een kast waar alleen verdachte de sleutel van had) en de Rolex en het geldbedrag van € 825,- bij verdachte zelf zijn aangetroffen, had verdachte hierover ook de beschikkingsmacht. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het witwassen van de geldbedragen en het horloge bewezen.
Vrijspraak medeplegen
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat hij dit samen met een ander heeft gedaan. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.4 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op een of meer tijdstippen in de periode van 7 april 2020 tot en met 11 juni 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (van) geldbedragen, te weten:
- 506.130 euro (datum 7-4-2020) en
- 500.000 euro (datum 7-4-2020) en
- 299.630 euro (datum 10-4-2020) en
- 152.000 euro (datum 10-4-2020) en
- 20.000 euro (datum 11-4-2020) en
- 300.000 euro (datum 15-4-2020) en
- 250.000 euro (datum 16-4-2020) en
- 150.000 euro (datum 19-4-2020) en
- 337.850 euro (datum 21-4-2020) en
- 44.000 euro (datum 22-4-2020) euro en
- 17.000 euro (datum 24-4-2020) en
- 250.000 euro (datum 26-4-2020) en
- 10.000 euro (datum 1-5-2020) en
- 411.000 euro (datum 10-5-2020) en
- 1.140.650 euro (datum 25-5-2020) en
- 607.000 euro (datum 8-6-2020) en/
- 206.800 euro (datum 11-6-2020) en
- 300.000 euro (datum 11-6-2020),
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf - en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.op 11 januari 2022, te Amsterdam, een horloge (merk: Rolex) en geldbedragen (58.625 euro en 1.325 Ierse Pond en 1100 UAE Dirham), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Verder heeft hij verzocht om bij uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en de straf eventueel te combineren met een maximale taakstraf of een voorwaardelijk strafdeel. Verder heeft hij verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de dubbeltelling van de geldbedragen bij feit 1, de ondergeschikte rol van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Tevens is bepleit dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het – in een kort tijdsbestek – medeplegen van gewoontewitwassen van grote geldbedragen (enkele miljoenen) en het witwassen van € 58.625,- IEP 1.325,- en AED 1.100,- en een Rolex-horloge. Door witwassen wordt niet alleen de integriteit van het financiële systeem geschaad, maar het zorgt er ook voor dat andere vormen van zeer ernstige criminaliteit zoals (georganiseerde) drugshandel en wapenhandel kunnen worden gefinancierd. Daarnaast zorgt witwassen voor ontwrichting van het economische en financiële verkeer, wat een bedreiging vormt voor de samenleving. De vermenging van illegale- en legale geldstromen brengt ernstige schade toe aan de economie. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte bij het plegen van deze strafbare feiten een uitvoerende rol had, waarbij hij – in opdracht van de medeverdachte – geld ophaalde en weg bracht en een boekhouding bij hield. Verder blijkt dat er professioneel werd gehandeld, met gebruik van cryptotelefoons en tussenpersonen. Aangenomen mag worden dat de verdachte bij het plegen van deze feiten zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De persoon van verdachteOok is acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 maart 2024. Hieruit blijkt dat hij nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank weegt dit neutraal mee in de strafbepaling, omdat het niet plegen van strafbare feiten het uitgangspunt is.
Voorts is kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 31 mei 2022, opgemaakt door reclasseringsmedewerker [naam 5] . Het rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Betrokkene beroept zich op zijn zwijgrecht, zodoende kan de reclassering niet inhoudelijk ingaan op het hem ten laste gelegde. Gezien deze proceshouding van betrokkene kunnen wij dan ook geen verbanden leggen tussen delict en eventuele criminogene factoren en zal in onderhavige rapportage een beschrijving geven worden van de sociale omstandigheden van betrokkene. Uit het strafblad blijkt dat betrokkene ‘first offender’ is. Hij woont samen met vrouw en drie kinderen. Hij heeft mantelzorg taken voor zijn echtgenote die een progressieve vorm van MS (multiple sclerose) heeft. Hij heeft hiervoor zijn werk als taxichauffeur opgegeven. Zij leven van een bijstandsuitkering sinds betrokkene deze rol op zich heeft genomen. Als er betalingsachterstanden zijn worden afbetalingsregelingen getroffen. Er zijn geen aanwijzingen voor middelengebruik of psychische problemen. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. De reclassering kan met de beschikbare informatie niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Andere relevante omstandigheden
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Bij het oriëntatiepunt voor fraude (waar het delict witwassen onder kan vallen) met een bedrag van meer dan € 1 miljoen geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden en hoger.
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte binnen een redelijke termijn wordt afgedaan. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn door de rechtbank moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment dat verdachte in verzekering werd gesteld. Dat was op 11 januari 2022. Dit betekent dat de zaak in principe op 11 januari 2024 afgerond had moeten zijn. Dat dit niet is gebeurd is, komt niet alleen, doch wel mede door de verdediging. Uit de stukken is gebleken dat de verdediging zich immers bij herhaling heeft aangesloten bij een grote hoeveelheid dezelfde onderzoekswensen die namens de medeverdachte werden ingediend. Vrijwel al deze wensen waren eerder in de procedure al afgewezen, maar met het bespreken ervan ging zittingsruimte verloren. Gelet op de geringe overschrijding en de omstandigheid dat dit deels aan de verdediging is te wijten, zal de rechtbank volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
De straf
Alles afwegende komt de rechtbank uit op de volgende straf. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest.
Schorsing voorlopige hechtenisOp de zitting van 15 september 2022 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met ingang van 16 september 2022 tot aan de dag van de uitspraak. De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De raadsman heeft verzocht deze vordering af te wijzen.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af bij gebrek aan belang. De schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt op basis van de schorsingsbeslissing van de rechtbank immers op de dag van de uitspraak.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte op verzoek van de verdediging opnieuw schorsen. Met het onderhavige vonnis zijn de ernstige bezwaren gegeven en ook de aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggende recidivegrond is onverkort van toepassing, zodat er termen zijn voor het voortduren van de voorlopige hechtenis. Echter, de rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke belangen van verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis ook nu nog zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang dat hij onmiddellijk weer vast komt te zitten. Gedurende de periode dat de voorlopige hechtenis was geschorst, is niet gebleken dat hij zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit. De rechtbank is daarom van oordeel dat de reeds bestaande schorsingsvoorwaarden het recidivegevaar tot aanvaardbare proporties kunnen terugbrengen. Daarnaast ziet de rechtbank een expliciet persoonlijk belang voor verdachte om geschorst te blijven zolang de uitspraak nog niet onherroepelijk is, gezien de medische toestand van zijn vrouw en de zorg die verdachte dientengevolge draagt binnen het gezin.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer
Omschrijving
Goednummer
1
€ 300,-, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140219
2
€ 49.900,-, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140211
3
€ 825,-, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140430
4
€ 7.400,-, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140216
5
€ 200,-, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140419
6
IEP 1.325, tegenwaarde € 1.529,15, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140425
7
AED 680 en MAD 420, tegenwaarde € 183,19, IBG d.d. 11-01-2022
PL1300-2021167160-G6140429
8
1 horloge, zilver, merk: Rolex Oyster Perpetual
PL1300-2021167160-G6140488
9
1 stuk elektronica, cat cc20 173-000
PL1300-2021167160-G6140397
10
1 stuk document, wit papier
PL1300-2021167160-G6140393
11
1 telefoontoestel, zwart, merk: Samsung
PL1300-2021167160-G6140371
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
VerbeurdverklaringDe voorwerpen behoren aan verdachte toe. Hij kan deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu met betrekking tot de geldbedragen onder 1 tot en met 7 en het voorwerp onder 8 het onder 2 bewezen geachte is begaan en met behulp van de voorwerpen onder 9 en 10 het onder feit 1 en/of 2 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Het voorwerp onder 11 is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven en is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zodat dit voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer. Deze telefoon kan namelijk dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, zoals ook blijkt uit de inhoud van berichten op deze telefoon, waarin wederom lijkt te worden gesproken over de overdacht van grote contante geldbedragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Ten aanzien van feit 2:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart verbeurd:
  • Voorwerp 1, zijnde € 300,-, goednummer PL1300-2021167160-G6140219;
  • Voorwerp 2, zijnde € 49.900,-, goednummer PL1300-2021167160-G6140211;
  • Voorwerp 3, zijnde € 825,-, goednummer PL1300-2021167160-G6140430;
  • Voorwerp 4, zijnde € 7.400,-, goednummer PL1300-2021167160-G6140216;
  • Voorwerp 5, zijnde € 200,-, goednummer PL1300-2021167160-G6140419;
  • Voorwerp 6, zijnde 1325 Ierse ponden (tegenwaarde € 1.529,15), goednummer PL1300-2021167160-G6140425;
  • Voorwerp 7, zijnde 680 AED en 420 MAD (tegenwaarde € 183,19), goednummer PL1300-2021167160-G6140429;
  • Voorwerp 8, zijnde één zilveren horloge, merk: Rolex Oyster Perpetual, goednummer PL1300-2021167160-G6140488;
  • Voorwerp 9, zijnde één stuk elektronica, cat cc20 173-000, goednummer PL1300-2021167160-G6140397;
  • Voorwerp 10, zijnde één document, wit papier, goednummer PL1300-2021167160-G6140393.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Voorwerp 11, zijnde één zwart telefoontoestel, merk: Samsung, goednummer PL1300-2021167160-G6140371.
Voorlopige hechtenis
Schorst (opnieuw) de voorlopige hechtenis met ingang van 9 augustus 2024.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen identificatie [medeverdachte] / [naam account 1] , p. ZD01 0101 e.v.
3.PV historische gegevens 358098091462137 ( [naam account 1] ), p. ZD01 0116 e.v.
4.PV van bevindingen identificatie [medeverdachte] / [naam account 1] , p. ZD01 0101 e.v.
5.PV van bevindingen identificatie [naam account 2] als [medeverdachte] , p. ZD01 0118 e.v.
6.PV van bevindingen keuken in chat én woning [medeverdachte] , p. ZD 01 0393 e.v.
7.PV historische gegevens [nummer 4] , p. ZD01 0130 e.v.
8.PV van bevindingen identificatie [verdachte] / [naam account 3] , p. ZD01 0126 e.v.
9.PV van bevindingen identificatie [verdachte] gebruiker [naam account 4] , p. ZD01 0134 e.v.
10.PV van bevindingen identificatie [verdachte] gebruiker [naam account 4] , p. ZD01 0134 e.v.
11.PV van bevindingen doorzoeking ter inbeslagneming, p. ZD01 0355 e.v.
12.PV van bevindingen aangetroffen boekhouding [straatnaam 4] , p. ZD01 0365 e.v.
13.PV vooronderzoek lab, p. ZD01 0410 e.v. en rapport dactyloscopisch onderzoek, p. ZD01 0415 e.v.
14.PV van bevindingen witwassen cash gelden, p. ZD01 0433 e.v.
15.PV van bevindingen witwassen cash gelden, p. ZD01 0433 e.v.
16.PV van bevindingen doorzoeking ter inbeslagneming, p. ZD01 0355 e.v. en PV van bevindingen aangetroffen boekhouding [straatnaam 4] , p. ZD01 0365 e.v.
17.PV van bevindingen witwassen cash gelden, p. ZD01 0433 e.v.
18.PV van bevindingen identificatie [verdachte] / [naam account 3] , p. ZD01 0126 e.v.
19.PV van bevindingen witwassen cash gelden, p. ZD01 0433 e.v.
20.PV van bevindingen horloge [verdachte] , p. ZD01 0243 e.v.
21.PV van verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 Sv, p. 456 e.v.
22.PV van verhoor getuige [naam 3] , p. 461 e.v.
23.PV van verhoor getuige [naam 4] , p. 467 e.v.
24.Kennisgeving van inbeslagneming met goednummer PL1300-2021167160- 6140429.
25.PV van doorzoeking ter inbeslagneming, p. ZD01 0355 e.v. en PV van bevindingen aangetroffen sleutels bij [verdachte] /aantreffen geld, p. ZD 01 0359 e.v.
26.PV van verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1Sv mbt. iCOV gegevens van [verdachte] , p. ZD 01 0369 e.v.
27.PV van doorzoeking ter inbeslagneming, p. ZD01 0355 e.v. en PV van bevindingen aangetroffen sleutels bij [verdachte] /aantreffen geld, p. ZD 01 0359 e.v.
28.PV van bevindingen horloge [verdachte] , p. ZD01 0243 e.v.
29.PV van doorzoeking ter inbeslagneming, p. ZD01 0355 e.v.