3.4.1Identificatie Encrochat-accounts (feit 1)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Feiten en omstandigheden
Uit onderzoek naar de Encrochat-accounts ' [naam account 1] ', ' [naam account 2] ', ' [naam account 3] ' en ' [naam account 4] ' blijkt het volgende.
Op 5 juni 2020 zijn in café [naam café] in Amsterdam telefoons in beslag genomen, waaronder een BQ Aquaris met IMEI-nummer [nummer 1] . In het café was onder meer de medeverdachte aanwezig bij de groep mannen waarvan de telefoons in beslag zijn genomen. Deze telefoon blijkt te zijn gebruikt door een gebruiker met het Encrochat-account ' [naam account 1] '. Uit onderzoek naar de tegencontacten blijkt dat ‘ [naam account 1] ’ bij anderen onder meer staat opgeslagen onder de bijnamen “ [bijnaam 7] ”, “ [bijnaam 8] ”, “ [bijnaam 9] ” en “ [bijnaam 10] ”. Eén van de tegencontacten van ‘ [naam account 1] ’ is ‘ [naam account 3] ’. ' [naam account 3] ' heeft ' [naam account 1] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 10] ” en ' [naam account 3] ' is door ' [naam account 1] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 1] ”.
Uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) blijkt dat de medeverdachte van 9 december 2009 tot 6 juli 2020 ingeschreven stond op het adres [adres 2] en van 6 juli 2020 tot heden op de [adres 3] .Uit analyse van de historische verkeersgegevens (hierna: histo’s) blijkt dat de BQ Aquaris telefoon in de onderzochte periode van 21 april 2020 tot en met 21 november 2020 het meest gebruik heeft gemaakt van Cell-ID's gelegen op de zendmastlocaties [zendlocatie 1] en [zendlocatie 2] te Amsterdam en in de nachtelijke uren veel gebruik gemaakt van de Cell-ID’s op de [zendlocatie 3] en [zendlocatie 1] te Amsterdam. Aannemelijk is dat het adres van de medeverdachte op de [adres 2] in het dekkingsgebied van zendmast [zendlocatie 1] valt. Verder blijkt dat het laatste contactmoment is geregistreerd op 5 juni 2020 te 18:17 uur, vlak voor de inbeslagname van de telefoon.
Uit de chatberichten komen de volgende identificerende gegevens – die onder meer betrekking hebben op huisnummers en/of locaties – naar voren:
• Op 26 maart 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ‘ [naam account 5] ’, waarbij ‘ [naam account 5] ’ zegt: “3 min. Bij jou”, waarop ' [naam account 1] ' antwoord: “Oke bro kom na boven”. ‘ [naam account 5] ’ vraagt dan ‘numer’, waarop ' [naam account 1] ' antwoordt: “ [nummer 2] ”.
• Op 31 maart 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 6] ’, waarbij [naam account 1] zegt: “bel aan”, “kom fff. Na boven”, waarop ‘ [naam account 6] vraagt “Welke num” en ‘ [naam account 1] ’ reageert: “ [nummer 2] ”.
• Op 6 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 7] ’, waarbij ‘ [naam account 1] ’ zegt: “Druk met verbouwing”.
• Op 10 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 5] ’, waarbij ‘ [naam account 1] ” zegt: “Ben nieuwe huis”, “kom boven” en “bel aan [nummer 3] ”.
• Op 15 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ‘ [nam account] ’, waarbij ‘ [nam account] ’ zegt: “Net voor je deur” en ' [naam account 1] ' zegt “Geev me lift” waarna hij twee foto’s verstuurt. Uit onderzoek naar de gestuurde foto’s komt naar voren dat de foto's meer dan vermoedelijk gemaakt zijn op de [straatnaam 1] , ter hoogte van de kruising met de [straatnaam 2] . Dit adres is nabij [adres 2] .
• Op 27 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 14] ’ waarbij ' [naam account 1] ' zegt: “Want overam zeggen ze 6 wekem ofzo”, “Voor die keuken”.
• Op 2 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ‘ [naam account 8] ’, waarbij ‘ [naam account 8] ’ zegt: “Ben nu onderweg naar jou”, ' [naam account 1] ' antwoordt: “Bel aa”, waarop ‘ [naam account 8] ’ vraagt “Welke nr” en ' [naam account 1] ' antwoord: “ [nummer 2] ”.
Uit onderzoek naar het Encrochat-account ' [naam account 2] ' blijkt dat het eerst verzonden bericht op 5 juni 2020 om 19.52 uur is. Verder blijkt dat ' [naam account 2] ' van de in totaal 48 tegencontacten 25 overeenkomstige tegencontacten met ' [naam account 1] ' heeft. Twee tegencontacten van ' [naam account 2] ' zijn ' [naam account 3] ' en ' [naam account 4] '. ' [naam account 4] ' heeft ' [naam account 2] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 10] ”. ' [naam account 2] ' heeft ' [naam account 3] ' opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 2] ”.
Uit chatberichten komen de volgende identificerende gegevens naar voren:
• Op 5 en 6 juni 2020 heeft ' [naam account 2] ' meerdere berichten aan tegencontacten verstuurd waarin hij aangeeft dat hij al zijn contacten kwijt is en om contacten vraagt. Zo zegt hij op 5 juni 2020 tegen ‘ [naam account 9] ’: “My fhone gone mate”, “This is new one” en “I lost all contackts mate”. Wanneer ‘ [naam account 7] ’ op 6 juni 2020 aan ' [naam account 2] ' vraagt of hij “Tillie kwijt geraakt??”, zegt ' [naam account 2] ' tegen ‘ [naam account 7] ’: “Lang verhaal man gister door at opgerold” en “alle tellies inbeslag genomen”.
• Op 12 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 4] ', waarbij ' [naam account 2] ' vraagt of ' [naam account 4] ' zwarte keukens voor hem kan bekijken: “Kan je miss voor me kojken”, “Bij brunzyeel keukens”, “Westpoort heb mooie gezien daar”, “Zwarte”, waarop ' [naam account 4] ' antwoord: “Is goed bra (..) Dan ga ik diekant op”, waarna ' [naam account 4] ' een paar uur later meerdere foto’s van zwarte keukens stuurt en zegt: “Bro die man zegt levertijd 3 maanden zoiezo”.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de medeverdachte op de [adres 3] , is door de politie geconstateerd dat er een vrij nieuwe zwarte keuken staat.
Uit onderzoek naar de Encrochat-accounts ' [naam account 3] ' en ' [naam account 4] ' blijkt het volgende. Uit analyse van de histo’s blijkt dat het eerste contactmoment van Encrochat-account ' [naam account 3] ', dat is gekoppeld aan IMEI-nummer [nummer 4] , op 6 juni 2020 is geregistreerd en dat de telefoon op drie momenten in de nacht contact heeft gemaakt met Cell-ID's op de zendmastlocatie [zendlocatie 4] . Het laatste contactmoment is op 9 juni 2020 om 15.59 uur. Blijkens de GBA staat verdachte ingeschreven op de [adres 1] , gelegen op [stadswijk] . De [straatnaam 3] is tevens gelegen op [stadswijk] en kruist de [straatnaam 4] .Uit onderzoek naar de tegencontacten blijkt dat ' [naam account 3] ' door ' [naam account 1] ' is opgeslagen onder de bijnaam “ [bijnaam 1] ”, door ‘ [naam account 10] ” als “ [bijnaam 3] ” en door ‘ [naam account 11] ’ als “ [bijnaam 4] ”. [bijnaam 1] en zwag zijn afkortingen voor de term zwager, [bijnaam 11] is een afkorting voor [bijnaam 12] , de mogelijke bijnaam van de medeverdachte en [bijnaam 4] is een veelgebruikte afkorting voor [voornaam verdachte] , de voornaam van verdachte.
Uit chatberichten komen de volgende identificerende gegevens naar voren:
• Op 10 april 2020 zegt ' [naam account 3] ' tegen ‘ [naam account 12] ’: “Ik ben zwager van [bijnaam 5] ”.
• Op 15 april 2020 zegt ' [naam account 1] ' tegen ' [naam account 3] ': “Geev me adress word pap voor je gedropt”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “ [naam account 12] ”.
Het adres [naam account 12] ligt op acht minuten loopafstand van de [straatnaam 4] .
• Op 5 mei 2020 vraagt ' [naam account 3] ' aan ‘ [naam account 13] ’: “(..) Kan je richting [stadswijk] komen”.
• Op 26 mei 2020 zegt ‘ [naam account 14] ’ tegen ' [naam account 3] ': “(..) ik hoor dat ik langs je kan rijden [stadswijk] ”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “Zie je voor de deur ah [stadswijk] bij dienbushalte”.
De Albert Heijn (AH) op de [straatnaam 5] bevindt zich op 650 meter afstand van de [straatnaam 4] .
• Op 8 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 2] ' aangeeft: “Bro deze tel verloopt morgen”, “Heb nieuwe vr je gehaald”, waarop ' [naam account 3] ' later op de dag reageert met: “Ok ik kom morgen langs inchaAllah deze verloopt morgen”. Het laatst verzonden bericht van [naam account 3] is op 8 juni 2020 om 21: [nummer 2] :33 uur.
Op 9 juni 2020 is een Encrochat-telefoon met het account ' [naam account 4] ' in gebruik genomen, aansluitend op het laatst verzonden bericht van het account ‘ [naam account 3] ’. Uit onderzoek naar de tegencontacten blijkt dat ' [naam account 4] ' door het Encrochat-account ‘ [naam account 15] ’ is opgeslagen onder de bijnaam “cash money”. Het eerst verzonden bericht van ' [naam account 4] ' is op 9 juni 2020 om 16:59 uur en is gericht aan ' [naam account 2] ', waarin ' [naam account 4] ' zegt: “Jo met mij”, “M”. Vervolgens vraagt ' [naam account 2] ' of ' [naam account 4] ' voldoende contactnamen heeft: “Heb je iedrreeen”, “Of moet ik je gevej”, waarop ' [naam account 4] ' antwoordt: “De belangrijke heb ik”.
Op 10 juni 2020 stuurt ' [naam account 2] ' de accountnaam van ‘ [naam account 4] ’ door aan ‘Darnedregent’ met de opmerkingen: “Voeg deze toe”, “zwagri”.
De laatste berichten zijn verzonden op 13 juni 2020. Op 13 juni 2020 kwam het bericht naar buiten dat de server van Encrochat was gehackt door de autoriteiten.
Op 11 januari 2022 is de woning van verdachte op de [adres 1] doorzocht. In de woning werden een geldtelmachine en meerdere geldbedragen, waaronder een bedrag van € 49.900,- en een bedrag van € 7.400,-, aangetroffen. Ook werd A4 papier aangetroffen.Op het A4 papier staat een aantal bedragen die worden voorafgegaan door de letters GG en een totaalbedrag, waarbij deze notities lijken op de foto’s van handgeschreven notities die zijn verzonden door Encrochat-account ' [naam account 4] '. Door verbalisant [nummer 5] is geconstateerd dat het handschrift op het A4 papier grote gelijkenis vertoont met handschrift op de notities in de verstuurde foto’s van ' [naam account 4] ' en dat de notities ogenschijnlijk door dezelfde persoon zijn geschreven.Het A4 papier is onderzocht op dactyloscopische sporen. Hieruit is gebleken dat de sporen met SIN AAPN5627NL en AAPN5658NL hebben geleid tot een individualisatie op verdachte.
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft voor de identificatie van de Encrochat-accounts hierboven de redengevende feiten en omstandigheden uiteengezet. In tegenstelling tot de verdediging, die ter betwisting van de identificatie vraagtekens heeft gesteld bij iedere bevinding afzonderlijk, heeft de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden in zijn geheel en in hun onderlinge samenhang bezien en beoordeeld. De optelsom van die bevindingen laat naar het oordeel van de rechtbank zien dat de medeverdachte de gebruiker is van Encrochat-account ‘ [naam account 1] ’ en opvolgend account ‘ [naam account 2] ’ en dat verdachte de gebruiker is van Encrochat-account ‘ [naam account 3] ’ en opvolgend account ‘ [naam account 4] ’ en dat alle berichten van deze accounts aan verdachte en medeverdachte als gebruikers van de accounts zijn toe te schrijven.
Hierbij wordt – samenvattend – onder meer gewezen op de volgende omstandigheden:
‘ [naam account 3] ’ stelt zichzelf voor als de “zwager van [bijnaam 5] ” en ‘ [naam account 1] ’ heeft ‘ [naam account 3] ’ opgeslagen onder de naam “ [bijnaam 1] ”. Dit komt overeen met het gegeven dat verdachte en medeverdachte zwagers van elkaar zijn en de voornaam van de medeverdachte Hassan is.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn handgeschreven notities aangetroffen, waarop zijn vingerafdrukken ook zijn aangetroffen, die grote gelijkenis vertonen met (het handschrift op) de notities die ' [naam account 3] ' heeft verzonden.
De telefoon waaraan ‘ [naam account 1] ’ is gekoppeld is op 5 juni 2020 in een café in Amsterdam in beslag genomen waar de medeverdachte aanwezig was. Vervolgens komt de ingebruikname van Encrochat-account ‘ [naam account 2] ’ overeen met het moment dat de telefoon van ‘ [naam account 1] ’ in beslag is genomen, namelijk in de avond van 5 juni 2020. Ook blijkt dat ‘ [naam account 2] ’ berichten stuurt dat hij zijn contanten kwijt is en zijn telefoon weg is en dat 25 tegencontacten van de accounts ‘ [naam account 1] ’ en ‘ [naam account 2] ’ overeen komen.
In de Encrochat-berichten worden huisnummers/locaties genoemd die overeenkomen met de adressen van de verdachten. Zo noemt ‘ [naam account 1] ’ huisnummer [nummer 2] en [nummer 3] , wat overeenkomt met de huisnummers van de adressen van de medeverdachte, te weten [adres 2] en [adres 3] . Ook verstuurt ' [naam account 1] ' foto’s van locaties nabij [adres 2] . ‘ [naam account 3] ’ noemt in zijn gesprekken de locatie [stadswijk] , wat op loopafstand is van de woning van verdachte op de [adres 1] .
Uit de Encrochat-berichten tussen ‘ [naam account 3] ’ en ‘ [naam account 2] ’ blijkt dat ' [naam account 2] ' op 8 juni 2020 aangeeft dat het account van ‘ [naam account 3] ’ verloopt en dat ‘ [naam account 2] een nieuwe telefoon heeft voor ' [naam account 3] '. Op 9 juni 2020 vindt vervolgens het eerste contact tussen ‘ [naam account 4] ’ en “ [naam account 2] ’ plaats, waarbij gevraagd wordt of ‘ [naam account 4] ’ voldoende contactnamen heeft. Hieruit volgt genoegzaam dat ' [naam account 4] ' het opvolgende account is van ' [naam account 3] '.
Uit de Encrochat-berichten volgt ook dat ' [naam account 1] ' in april 2020 bezig is met de verbouwing van zijn nieuwe huis, waaronder de keuken, waarna op 12 juni 2020 een gesprek tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 4] ' plaatsvindt waarbij foto’s worden gestuurd van nieuwe zwarte keukens. Dit komt overeen met het gegeven dat de medeverdachte vanaf 6 juli 2020 op een nieuw adres (de [adres 3] ) staat ingeschreven en dat tijdens de doorzoeking van de [adres 3] op 11 januari 2022 een zwarte keuken is aangetroffen.
Door de raadsman is nog aangevoerd dat de zendmastgegevens onvoldoende onderscheidend zijn, omdat geen aantallen worden genoemd en het dossier geen overzicht bevat van de data waarop de genoemde zendmasten zijn aangestraald. Hoewel in de historische verkeersgegevens inderdaad niet te zien is op welke dagen de zendmasten precies zijn aangestraald, staat in het dossier wel vermeld dat de telefoon het meest gebruik heeft gemaakt van een zendmast waar het adres van verdachte onder valt. Daarbij komt dat de zendmastgegevens in samenhang met de overige bevindingen moeten worden gezien en dat de bevindingen ook geen afbreuk doen aan de identificaties. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verder is nog aangevoerd dat een aantal gegevens onvoldoende onderscheidend en/of onderbouwd zijn, zoals de TCI-informatie dat de medeverdachte ‘ [bijnaam 12] ’ is en dat ‘ [bijnaam 6] ’ betrekking zou hebben op de vrouw van verdachte. De rechtbank heeft deze gegevens niet gebruikt voor het bewijs, maar stelt wel vast dat deze bevindingen ook geen afbreuk aan de identificaties.
3.4.2Gewoontewitwassen (feit 1)
In de periode van 7 april tot en met 11 juni 2020 vinden gesprekken plaats tussen de Encrochat-accounts ' [naam account 1] ', ' [naam account 3] ', ‘ [naam account 16] ’, ' [naam account 4] ', ‘ [naam account 17] ’ en ‘ [naam account 18] ’. In de gesprekken wordt onder meer gesproken over “pap”, waarvan bekend is dat dit straattaal is voor geld. Ook worden bedragen met de letter ‘k’ erachter genoemd, waarvan bekend is dat dit een veelgebruikte afkorting en straattaal is voor € 1.000,-. In sommige gesprekken staat een getal zonder de letter ‘k’ erachter vermeld. Gelet op de context van de gesprekken kan dit getal eveneens worden vermenigvuldigd met € 1.000,-.
In de gesprekken worden foto’s van bankbiljetten en van een administratie van onder andere de aanduiden “GG 1”, “GG 2”, “GG 3” etc. met daarachter genoteerde bedragen gedeeld.
Zoals hiervoor vermeld, werden bij de doorzoeking van de woning van verdachte een geldtelmachine, grote contante geldbedragen en een A4-papier met daarop soortgelijke notities van letters en bedragen aangetroffen.
In de chatberichten staat het volgende vermeld:
Op 6 april 2020 om 17.54 uur zegt ' [naam account 1] ' tegen ' [naam account 3] ': “Oke geev [naam account 17] 500 en hou de rest bij je oke”.
Op 7 april 2020 vindt ook een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 12.23 uur zegt ' [naam account 3] ': “Salaam bro alles goed. Heb het opgehaald ben thuis.” En om 12.24 uur: “Ikbheb zo een afspraak. Ik ga strax beginnen met tellen rond 4”.
• Om 15.44 uur stuurt ' [naam account 3] ' twee foto’s van een stapel met € 50,‐ biljetten met de tekst: “Weer zwarte biljetten ertussen”. Om 15.48 uur zegt ' [naam account 1] ': “Pfff tel maar romd”. Om 16.03 uur stuurt ' [naam account 3] ' een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG” en cijfers. Het totaalbedrag op de notitie is 506.130. ' [naam account 3] ' zegt daarop: “Dit is totale. Ik ga effe eten. Dan ga ikchecken hoeveel schade er is ik schat rond de 8 of 9 k.”. ' [naam account 1] ' vraagt dan: “Bro wat is totaale”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “506.130”.
• Om 16.19 uur zegt ' [naam account 3] ': “Alles per pakket geteld per pakketjes van 10.”
• Om 16.21 uur zegt ' [naam account 1] ': “Geev [naam account 17] 500 bro”.
Op 7 april 2020 vindt ook een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 17] ’:
• Om 16:47 uur zegt ‘ [naam account 17] ’: “Hoeveel heb je voor me bro ?? Kan buurt met uurtie ziin locatie 2 !?”, waarop ' [naam account 3] ' zegt: “500 bro”.
• Om 16:49 uur zegt ‘ [naam account 17] ’: “OK bro 19.45 boi locatie 2 stap ik bij je in en om de hoek stap ik uit bro”.
• Om 17:50 uur zegt ' [naam account 3] ': “Bro ik sta [afkorting straatnaam] ” en “Shop keteltje”.
Uit onderzoek blijkt dat op de [adres 4] coffeeshop “ [naam coffeeshop] ” gevestigd is.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat, in combinatie met de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, op basis van deze gesprekken bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte op 7 april 2020 een contant geldbedrag van € 506.130,- voorhanden hebben gehad en een contant geldbedrag van € 500.000,- hebben overgedragen. Uit de gesprekken blijkt een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, waarbij verdachte op verzoek van de medeverdachte het geld telt, een administratie daarvan bijhoudt en geld overdraagt. Die samenwerking blijkt ook in de navolgende gesprekken.
Op 9 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ', waarbij ' [naam account 1] ' om 22.56 uur aangeeft: “Wat er overbblijft geev je aan [naam account 17] maar tel het goed na aub”. Op 10 april 2020 om 14.54 uur stuurt ' [naam account 3] ' een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG” en cijfers. Het totaalbedrag op de notitie is 299.630.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 10 april 2020 een contant geldbedrag van € 299.630,- voorhanden hebben gehad.
Op 10 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 17] ’:
• Om 15. [nummer 2] uur vraagt ' [naam account 3] ': “(..) Zie ik je strax”.
• Om 16.50 uur zegt ‘ [naam account 17] ’: “Bra die vriend met bril zonder komt aanpakken bii je OK meld me als je er bent bbro”.
Op 10 april 2020 vindt ook een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 16.59 uur zegt ' [naam account 3] ': “Bra heb [naam account 17] 152k gegeven”.
• Om 17.01 uur vraagt ' [naam account 1] ': “Oke heb je iedereen betaald”, waarop ' [naam account 3] ' reageert met: “W8 nu op chuchu”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 10 april 2020 een contant geldbedrag van € 152.000,- hebben overgedragen.
Op 10 en 11 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 19] ’. Op 10 april 2020 vraagt ‘ [naam account 19] ’ aan ' [naam account 3] ' “He [bijnaam 5] zou mij wat pap sturen ga jij dat regelen?”, waarop ' [naam account 3] ' reageert met: “Ja Bro. Ik moest 20 aan iemand van jou geven”. Op 11 april 2020 om 09.06 uur zegt ' [naam account 3] ': “Heb het afgegeven”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 11 april 2020 een contant geldbedrag van € 20.000,- hebben overgedragen.
Op 15 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 15.34 uur zegt ' [naam account 1] ': “Geev me adress word pap voor je gedropt”, waarop ' [naam account 3] ' reageert met: “ [naam account 12] ”.
• Om 16.06 uur zegt ' [naam account 1] ': “Bro kan je vast”, “300 aan [naam account 17] geven”.
• Om 17.17 uur geeft ' [naam account 3] ' aan: “300 gegeven aan [naam account 17] ”.
Het adres [naam account 12] ligt op acht minuten loopafstand van de woning van verdachte.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 15 april 2020 een contant geldbedrag van € 300.000,- hebben overgedragen.
Op 16 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] '. Om 14.25 uur zegt ' [naam account 3] ': “Salaam bro deze is van vandaag”, waarna hij een foto stuurt van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld. Het totaalbedrag op de notitie is 244.000. ' [naam account 1] ' vraagt dan: “Hoeveel hr”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “244k”. Vervolgens zegt ' [naam account 1] ': “Maak er 250 van geev het aan [naam account 17] ”. Om 16.35 uur geeft ' [naam account 3] ' aan dat hij het heeft afgegeven: “250 afgegeven bro”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 16 april 2020 een contant geldbedrag van € 250.000,- hebben overgedragen.
Op 19 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 1] ' zegt: “Zet in boekhouding”, “150 opgehaald almere”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 19 april 2020 een contant geldbedrag van € 150.000,- voorhanden hebben gehad.
Op 22 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ':
• Om 15.35 uur vraagt ' [naam account 1] ' aan ' [naam account 3] ': “44 voor me klaar kan zetten’, waarna hij ook tegen ' [naam account 3] ' zegt: ‘ [naam account 20] toe te voegen’ en “Geev hem 44”.
' [naam account 3] ' vraagt of hij naar hem moet gaan, waarop ' [naam account 1] ' de opdracht geeft: “Ga na hem”, “Fashion centre”.
• Om 15.38 uur zegt ' [naam account 3] ': “Die van gister is trouwens 337.800 ik stuur je zo lijstje”. Vervolgens stuurt hij om 16.59 uur een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG” en cijfers. Het totaalbedrag op de notitie is 337.850.
• Om 16.20 uur zegt ' [naam account 3] ': “Afgegeven 44”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 21 april 2020 een contant geldbedrag van € 337.650,- voorhanden hebben gehad en op 22 april 2020 een contant geldbedrag van € 44.000,- hebben overgedragen.
Op 24 april 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ', waarbij ' [naam account 1] ' vraagt: “Kan je me 17k brengen ben osso”, waarop ' [naam account 3] ' aangeeft: “Ben er met 3min”.
Op 25 april 2020 vraagt ' [naam account 1] ' aan ' [naam account 3] ': “Geev [naam account 17] 250 in de ochtend”, waarop ' [naam account 3] ' op 26 april 2020 antwoordt: “Salaam bra 250 afgegeven aan carrou”.
Op 1 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 1] ' vraagt: “Kan je me 10k brengen moet die meubels enzo”, waarop ' [naam account 3] ' aangeeft: “Salaam ben er met 2 min”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 24 april 2020 een contant geldbedrag van € 17.000,-, op 26 april 2020 een contant geldbedrag van € 250.000,- en op 1 mei 2020 een contant geldbedrag van € 10.000,- hebben overgedragen.
Op 10 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 1] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 1] ' vraagt: “Hoeveel pap lag er nog”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt: “Uit mn hoofd 411k”. Op 11 mei 2020 vraagt ' [naam account 1] ' vervolgens: “Kan je iemand 400k geven”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 10 mei 2020 een contant geldbedrag van € 411.000,- voorhanden hebben gehad.
Op 27 mei 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 3] ' en ‘ [naam account 18] ’:
• Om 18.29 uur vraagt ' [naam account 3] ': “Haha Enjoy mate. Ok. Do i have to send you what we received on Monday in total. Or seperate per bag”.
• Om 18.39 antwoordt ‘ [naam account 18] ’: “Can u let me know what was sent Monday when u get a chance”.
• Om 18. [nummer 2] reageert ' [naam account 3] ' met: “Here they come mat”, waarna hij drie foto’s stuurt van handgeschreven notities waarop meerdere bedragen vermeld staan. Op foto 1 staat “25 mei Rotterdam” en het totaalbedrag 357.120. Op foto 2 staat “25 mei Rotterdam” en het totaalbedrag 337.230. Op foto 3 staat “25 mei Apeldoorn” en het totaalbedrag 446.300. Het totaalbedrag is opgeteld: 1.140.650.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 27 mei 2020 een contant geldbedrag van € 1.140.650,- voorhanden hebben gehad.
Op 8 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 3] ' waarbij ' [naam account 2] ' vraagt: “Hoeveel pap heb je liggen totaal”, waarop ' [naam account 3] ' antwoordt met: “607k bro”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 8 juni 2020 een contant geldbedrag van € 607.000,- voorhanden hebben gehad.
Op 11 juni 2020 vindt een gesprek plaats tussen ' [naam account 2] ' en ' [naam account 4] ':
• Om 10.32 uur zegt ' [naam account 4] ': “OK bro. Die pap wat net is gebracht. Zit 3 pakketten in niet 2 wat ik je had gestuurd”.
• Om 10.38 uur zegt ' [naam account 2] ': “Ja geen probleem tel alles na” en “Stuur dat door gwn”. Om 13. [nummer 2] uur stuurt ' [naam account 4] ' een foto van een handgeschreven notitie waarop meerdere bedragen staan vermeld met de letters “GG”. Het totaalbedrag op de notitie is 206.800.
• Om 10.30 uur vraagt ' [naam account 2] ': “Kan je whalmoon acpeteren en spreek af met hem
geevem 300”, waarop ' [naam account 4] ' om 12.10 uur reageert met: “Salaam 300 afgegeven whale”.
Tussenconclusie: De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachten op 11 juni 2020 een contant geldbedrag van € 206.800,- voorhanden hebben gehad en een contant geldbedrag van € 300.000,- hebben overgedragen.
3.4.4Bewijsoverwegingen
Zoals hiervoor werd overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts waar het hier om gaat. De rechtbank acht daarnaast bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gewoontewitwassen van geldbedragen (feit 1) en het witwassen van € 58.625,-, IEP 1.325,-, AED 1.100 ,- en een Rolex horloge (feit 2).
Bewijsminimum (feit 1)
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat niet aan het bewijsminimum is voldaan omdat het bewijs afkomstig is uit één bron, namelijk de Encrochat-berichten. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de eerste plaats wordt hierbij betrokken dat in deze zaak op belangrijke onderdelen sprake is van andere zelfstandige bewijsmiddelen die de inhoud van de berichten ondersteunen. Immers is sprake van meerdere gesprekken met diverse tegencontacten op verschillende data en tijdstippen. Verder zijn er afbeeldingen van bankbiljetten en een financiële administratie verstuurd die de inhoud van de berichten ondersteunen. Het feit dat bij verdachte thuis een soortgelijke administratie, een geldtelmachine en grote contante geldbedragen zijn aangetroffen draagt eveneens bij aan het bewijs van de inhoud van de berichten. Daarmee is dus sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee aan het bewijsminimum is voldaan.
Juridisch kader witwasfeiten
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, zal allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
Gewoontewitwassen (feit 1)
Hoewel, gelet ook op het feit dat in het onderzoek is gebleken dat de medeverdachte betrokkenheid heeft gehad bij de uitvoer van 35 kilo cocaïne, aanwijzingen bestaan dat de geldbedragen waarover in de Encrochat-berichten wordt gesproken verband houden met (de handel in) verdovende middelen, kan uit het dossier onvoldoende worden afgeleid dat er een direct verband is met enig misdrijf. Omdat er geen direct verband kan worden gelegd met een specifiek misdrijf, gebruikt de rechtbank het hierboven genoemde toetsingskader. De feiten en omstandigheden zijn als volgt. Uit de hierboven genoemde Encrochat-berichten blijkt dat verdachte in een periode van drie maanden zeer grote contante geldbedragen voorhanden heeft gehad dan wel heeft overgedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in verschillende valuta. De geldbedragen werden kennelijk fysiek vervoerd en op de openbare weg overgedragen. Het (op deze wijze) vervoeren van dergelijke grote geldbedragen is een ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen. Ook de wijze waarop de omvangrijke geldbedragen werden bewaard – kennelijk onder meer in woningen – is ongebruikelijk. Verder blijkt dat de betrokkenen met elkaar communiceerden via versleutelde berichten die werden verzonden met cryptotelefoons. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke telefoons veelvuldig in het criminele milieu worden gebruikt. Ook blijkt dat in versluierd taalgebruik met elkaar is gesproken over de transacties. Verdachte heeft (in 2020) weliswaar legale inkomsten genoten, maar de hoogte daarvan is niet toereikend om het verplaatsen van dergelijke grote contante geldbedragen vanuit legale bronnen te kunnen verklaren. De rechtbank is van oordeel dat al deze omstandigheden tezamen voldoende zijn om een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen.
Nu er voldoende feiten en omstandigheden zijn om het vermoeden van witwassen te rechtvaardigen, mag van verdachte een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders dan dat de betreffende geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet op de wijze waarop de communicatie over de geldbedragen verliep, de manier waarop het geld werd ontvangen en/of overgedragen, kan het ook niet anders dan dat verdachte wist dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren.
Medeplegen
Uit de chatberichten blijkt ook dat verdachte beschikkingsmacht had over het geld, aangezien hij de geldbedragen kennelijk thuis had liggen en – in opdracht van de medeverdachte – het geld ophaalde of afleverde bij een ander. Ook hield hij een boekhouding bij van het geld dat in kas was, die hij steeds deelde met de medeverdachte. Hieruit blijkt ook dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Dit maakt dat medeplegen eveneens bewezen kan worden.
Gelet op de periode en de frequentie van het witwassen en de omvang van de witgewassen geldbedragen komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen.
Vrijspraak € 50.000,- (19 april 2020)De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat op 19 april 2020 – naast de € 150.000,- die voorhanden is geweest – ook nog € 50.000,- is overgedragen en/of voorhanden is geweest. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Witwassen (feit 2)
Bij de doorzoeking van de woning zijn in totaal € 57.800,- IEP 1.325,- en AED 1.100,- aangetroffen in een kledingkast en in een bh-lade.Bij de fouillering van verdachte zijn € 825,- en een Rolex-horloge aangetroffen.Van het horloge is bekend dat het een echte Rolex betreft ter waarde van € 11.400,-. Verder is in de woning een geldtelmachine aangetroffen, waarvan bekend is dat deze in het criminele milieu worden gebruikt voor het tellen van grote contante geldbedragen. Gelet op de – voor dergelijke hoge bedragen – ongebruikelijke plekken waar de geldbedragen zijn aangetroffen, het gegeven dat de hoogte van het inkomen van verdachte niet toereikend is om zo’n hoog bedrag in contant geld en de aankoop van een Rolex te kunnen verklaren en de overige aangetroffen goederen in de woning, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan ook een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. Verdachte heeft zich echter beroepen op zijn zwijgrecht.
Nu er, zoals hiervoor is overwogen, een vermoeden van witwassen bestaat én verdachte geen verklaring heeft gegeven over de herkomst van de geldbedragen en (de aankoop van) het horloge, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. Aangezien de geldbedragen in zijn woning zijn aangetroffen (in een kast waar alleen verdachte de sleutel van had) en de Rolex en het geldbedrag van € 825,- bij verdachte zelf zijn aangetroffen, had verdachte hierover ook de beschikkingsmacht. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het witwassen van de geldbedragen en het horloge bewezen.
Vrijspraak medeplegen
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat hij dit samen met een ander heeft gedaan. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het medeplegen.