ECLI:NL:RBAMS:2024:5049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
13/654009-14;23/000082-16 (MK TBS verlenging)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling onder voorwaarde van vertrek uit Nederland

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummers 13/654009-14 en 23/000082-16, betreffende de terbeschikkingstelling van een vreemdeling die in 2018 ter beschikking was gesteld na ernstige misdrijven. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de illegale status van de terbeschikkinggestelde in Nederland, de behandeling niet verder kan worden voortgezet binnen het huidige kader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde goede vorderingen heeft gemaakt in de kliniek, maar dat hij niet in aanmerking komt voor resocialisatie in Nederland. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen en de terbeschikkingstelling beëindigd, onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde Nederland verlaat en niet terugkeert. Dit besluit is genomen op basis van artikel 6:6:10b van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om de tbs te beëindigen voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf, mits zij Nederland verlaten. De rechtbank heeft vertrouwen in de opvang en begeleiding die in het land van herkomst beschikbaar is, en heeft geoordeeld dat de risico's op recidive tot een aanvaardbaar niveau zijn teruggebracht.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/654009-14 en 23/000082-16
Beslissing op vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van
18 januari 2024 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans verpleegd in [verpleegcentrum] (hierna: [verpleegcentrum] ) [naam verpleegcentrum] , [adres] ,
die bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 februari 2018 ter beschikking gesteld werd terzake van poging tot zware mishandeling, poging tot verkrachting en verkrachting meermalen gepleegd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 26 april 2018 en is laatstelijk bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2022 met een termijn van twee jaar verlengd.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste
lid van het Wetboek van Strafrecht.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 19 december 2023 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies [verpleegcentrum] [naam verpleegcentrum] , strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • een aanvullend verlengingsadvies van 6 maart 2024 van [verpleegcentrum] [naam verpleegcentrum] , strekkende tot verlenging van de tbs met één jaar waarbij in dit jaar als doel wordt gesteld om actief te werken aan repatriëring richting [land] .
De rechtbank heeft op 12 maart 2024 de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo, alsmede de deskundigen [naam 1] , behandelaar, en [naam 2] , adviseur repatriëring, beiden verbonden aan [verpleegcentrum] [naam verpleegcentrum] , op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De verdediging heeft op basis van artikel 6:6:10b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de rechtbank, subsidiair is verzocht om aanhouding van drie maanden om rapportage te laten opmaken hierover door psychiater Maksimovic en psycholoog Thung.

De beoordeling

In artikel 6:6:10b, lid 1 Sv is bepaald dat de rechter ten aanzien van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, de tbs met verpleging van overheidswege kan beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. De rechtbank stelt vast dat hierin niet is bepaald dat de rechtbank dit enkel op vordering van het openbaar ministerie kan doen. Uit artikel 6:6:1 Sv volgt dat ook de veroordeelde een dergelijk verzoek kan doen.
Aan genoemde adviezen van
[verpleegcentrum] [naam verpleegcentrum] van 19 december 2023en 6 maart 2024 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Tevens is er sprake van een stoornis in alcoholgebruik en gebruik van cocaïne, matig, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving.
Risicotaxatie
Op 17 januari 2024 is (vervroegd) opnieuw het recidiverisico in kaart gebracht met het risicotaxatie-instrumenten HKT-R afgenomen om ook de door de adviseur repatriëring onderzochte factoren in het land van herkomst mee te laten wegen.
In de kliniek wordt de kans op recidive als laag (score HKT-R:46) ingeschat. Betrokkene laat door de geboden structuur en bejegening in de afgelopen periode zien dat er geen problemen zijn op het gebied van wonen, werk, financiën en vrije tijd. Daarnaast houdt hij zich aan gestelde afspraken en kan hij goed met eventuele spanning en problemen omgaan. Tevens is er sprake van een beschermend netwerk waar hij actief contact mee heeft en dat hem ondersteunt in zijn proces.
Bij een directe terugkeer in de maatschappij wordt de kans op recidive als matig (score HKT-R: 47) ingeschat. Patiënt zal dan terugkeren naar [land] . Hier heeft hij een huis in aanbouw en een appartement waar hij zal gaan wonen met zijn verloofde met wie hij al vier jaar een relatie op afstand heeft.
Vanuit de aanvullende delictanalyse komt geen aanvulling op de aanwezige risicofactoren naar voren.
Repatriëring
Ten aanzien van repatriëring is tijdens de laatste behandelplanbespreking d.d. 7 november 2023 multidisciplinair afgesproken dat de Adviseur Repatriëring (AR) van [verpleegcentrum] [naam verpleegcentrum] in [land] onderzoek zou verrichten naar de aanwezigheid van minimale voorwaarden om verantwoorde terugkeer mogelijk te maken. Dit onderzoek is in december 2023 afgerond. Naar aanleiding hiervan kan geconcludeerd worden dat de basis van wat betrokkene buiten zichzelf aan externe beschermende factoren nodig heeft voor een geslaagde repatriëring momenteel aanwezig is in het land van herkomst, [land] .
Indien patiënt naar [land] zal repatriëren, dan kan hij terecht in één van de twee huizen die daar voor hem beschikbaar zijn, is er sociale controle en wordt ingeschat dat er voldoende blijvende financiële middelen voorhanden zijn. Hiernaast bestaat nog de mogelijkheid tot klinische opname in en ambulante begeleiding door de kliniek in [plaats] . Evenals ten tijde van vorige zittingen is er nog steeds een goed contact met deze kliniek. De kliniek heeft
toegezegd dat zij patiënt klinisch kunnen opnemen voor een periode van 3-6 maanden en hem ook ambulant kunnen begeleiden.
De deskundigen hebben dit advies op de openbare terechtzitting aangevuld. Behandelaar [naam 1] heeft toegevoegd dat het verblijf van betrokkene in [naam verpleegcentrum] niet nog een jaar hoeft te duren. Betrokkene is klaar om terug te gaan naar [land] , maar opname in de kliniek in [plaats] is als overgangsfase wenselijk.
Medewerker repatriëring [naam 2] heeft aangevuld dat alle externe factoren in [land] aanwezig zijn voor repatriëring en dat de kliniek in [plaats] bereid is betrokkene klinisch en ambulant te behandelen.
De rechtbank overweegt dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde inmiddels zes jaar duurt. De terbeschikkinggestelde is in 2018 tot ongewenst vreemdeling verklaard en hij heeft daardoor geen rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. In dat kader komt de terbeschikkinggestelde niet in aanmerking voor een op de Nederlandse samenleving gerichte resocialisatie en dient de behandeling zich te richten op terugkeer naar het land van herkomst.
In een dergelijk geval heeft de rechtbank de mogelijkheid om op grond van artikel 6:6:10b Sv de tbs met verpleging van overheidswege te beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
Hoewel de terbeschikkinggestelde de afgelopen tijd in de kliniek goede vorderingen heeft gemaakt in zijn ontwikkeling en zijn behandelplafond is bereikt, komt hij gelet op zijn illegale status in Nederland niet in aanmerking voor meer dan begeleid verlof.
Doel van de terbeschikkingstelling is het beveiligen van de samenleving waarbij hoort het geleidelijk resocialiseren. Vanwege de status als ongewenst vreemdeling kan dit doel binnen het huidige kader niet worden verwezenlijkt. Zonder zicht op uitgebreidere verlofmogelijkheden om te oefenen met de verworven vaardigheden stagneert de behandeling. Deze verdere resocialisatie lijkt nu op verantwoorde wijze te kunnen worden ingevuld in [land] . In [land] is de afgelopen periode onderzoek gedaan naar verschillende beschermende factoren van de terbeschikkinggestelde, waaronder zijn netwerk, verblijfplaats, mogelijkheid tot werk en behandeling en begeleiding vanuit een psychiatrische kliniek in [plaats] . De rechtbank heeft aangaande de situatie in [land] , waar sprake is van concrete psychiatrische begeleiding, huisvesting, werkgelegenheid, en een zeker netwerk, vertrouwen dat er passende opvang in het land van herkomst is geregeld en ziet zich daarin gesterkt door de op zitting geverifieerde informatie. Er is derhalve in [land] een passende voorziening getroffen die met voldoende waarborgen is omkleed voor zowel de terbeschikkinggestelde als de maatschappij waarmee het risico op nieuwe (zeden)delicten tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht. Met het oog daarop is de rechtbank van oordeel dat er geen noodzaak is tot verlenging van de terbeschikkingstelling en dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te eindigen op grond van het bepaalde in artikel 6:6:10b Wetboek van Strafvordering. Als voorwaarde voor de beëindiging geldt dat de terbeschikkinggestelde Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. De terbeschikkingstelling eindigt daarmee op het moment dat de terbeschikkinggestelde Nederland heeft verlaten en herleeft van rechtswege indien de terbeschikkinggestelde in Nederland terugkeert.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en beëindigt op grond van artikel 6:6:10b Wetboek van Strafvordering de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]vanaf het moment en onder voorwaarde dat hij Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
Deze beslissing is genomen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en L. Dalhuisen, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2024.
De jongste rechter is buiten staat
mede te ondertekenen.
.