ECLI:NL:RBAMS:2024:4978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/754520 / KG ZA 24-670
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitschrijving als medevennoot van een restaurant en toewijzing van contact- en straatverbod

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een vader en zijn dochter, de uitschrijving van de zoon van de vader als vennoot van hun vennootschap onder firma (Vof) die een restaurant exploiteert. De eisers stelden dat de samenwerking met de gedaagde, hun zoon, onhoudbaar was geworden na een incident waarbij de gedaagde de dochter had opgesloten en gedwongen om een uitschrijvingsformulier te tekenen. De eisers vorderden ook een contact- en straatverbod tegen de gedaagde, omdat zij zich bedreigd voelden door zijn gedrag. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een ernstige vertrouwensbreuk en dat de gedaagde niet langer als vennoot kon blijven ingeschreven. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers toe, inclusief de vordering tot het contact- en straatverbod, en bepaalde dat de gedaagde binnen 24 uur het uitschrijvingsformulier moest ondertekenen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/754520 / KG ZA 24-670 MdV/MB
Vonnis in kort geding van 8 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3. de vennootschap onder firma
[eiser 3] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 26 juli 2024,
advocaat mr. B.J.R. Loijmans te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Berendsen te Amsterdam-Duivendrecht.

1.De procedure

Ter zitting van 31 juli 2024 hebben eisers, hierna afzonderlijk ook [eiser 1] , [eiser 2] en de Vof, de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagde, hierna [gedaagde] (zoon van [eiser 1] ), heeft verweer gevoerd.
Eisers hebben schriftelijke stukken ingediend en beide partijen hebben hun standpunt doen toelichten aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig: partijen en hun raadslieden, waarbij mr. K. Aupers waarnam voor haar kantoorgenoot mr. Loijmans.
Aan de zijde van [gedaagde] waren ook diens moeder en zijn broer (andere zoon van [eiser 1] ) aanwezig. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] exploiteert het in Amsterdam aan het [locatie] gevestigde restaurant “ [eiser 3] ” sinds 1982. [eiser 2] is daarbij inmiddels meer dan tien jaar betrokken en bestiert de keuken. [eiser 2] is in 2016 toegetreden tot de Vof. [gedaagde] , geboren op [geboortedatum] 2001, is op 7 augustus 2020 toegetreden tot de Vof. Afspraken met betrekking tot de Vof zijn niet schriftelijk vastgelegd. Alledrie de vennoten zijn onbeperkt bevoegd de Vof te vertegenwoordigen.
2.2.
[eiser 1] en [eiser 2] wonen op één adres.
2.3.
In april 2024 heeft ABN Amro aan partijen te kennen gegeven geen zakelijke bankrelatie meer met de Vof te willen hebben.
2.4.
Het restaurant heeft een exploitatievergunning die op naam staat van [eiser 1] en [eiser 2] . Deze is geldig tot 1 augustus 2024.
2.5.
Op 20 juni 2024 heeft zich in het restaurant een incident voorgedaan. [gedaagde] heeft [eiser 2] verzocht een formulier te tekenen waarbij zij als vennoot zou worden uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). [eiser 2] was toen als enig personeelslid in het restaurant aanwezig, omdat [eiser 1] die dag in verband met hartklachten in het ziekenhuis was. [gedaagde] had de deur van het restaurant op slot gedaan. [eiser 2] heeft de politie gebeld.
2.6.
Op 28 juni 2024 heeft [eiser 2] aangifte gedaan tegen [gedaagde] Zij stelt dat [gedaagde] haar op 20 juni 2024 in het restaurant heeft opgesloten en haar wilde dwingen een uitschrijvingsformulier te tekenen en dat hij de dag erna in het restaurant haar telefoon had afgepakt.
2.7.
Bij brief van 25 juli 2024 heeft de advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] [gedaagde] gesommeerd om binnen 24 uur een formulier te tekenen, waarbij [gedaagde] zich als vennoot uitschrijft, omdat vanwege het incident op 20 juni 2024 verdere samenwerking onmogelijk is. Daarnaast bevat de brief een sommatie om weg te blijven van de zaak en de nabijgelegen woning van [eiser 1] en [eiser 2] en om geen contact met hen op te nemen. Ook wordt een kort geding aangekondigd, voor het geval [gedaagde] niet aan de sommatie voldoet.
2.8.
[gedaagde] heeft aan de sommatie niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, samengevat:
(I.) veroordeling van [gedaagde] tot het binnen 24 uur na vonnisdatum ondertekenen van het formulier tot uitschrijving bij de KvK van hem als vennoot van de Vof, bij gebreke waarvan het te wijzen vonnis voor de handtekening van [gedaagde] in de plaats treedt;
(II.) een straat- en contactverbod.
3.2.
Ter toelichting op hun vorderingen hebben eisers, samengevat, het volgende gesteld. [gedaagde] heeft een verslavingsverleden en is in aanraking geweest met politie en justitie. Vermoedelijk houdt de beëindiging van de bankrelatie door ABN/AMRO daarmee verband. De reden dat [gedaagde] in 2020 als medevennoot is ingeschreven is dat hij een parkeervergunning nodig had voor zijn auto en [eiser 1] hem daarin tegemoet wilde komen. [gedaagde] heeft nooit in het restaurant gewerkt, maar kwam er wanneer het hem uitkwam, vooral om er met vrienden te drinken. Wel verleende hij af en toe hand- en spandiensten. Omdat hij vermoedde dat de exploitatievergunning niet zou worden verlengd vanwege de handel en wandel van [gedaagde] , wilde [eiser 1] hem uitschrijven als vennoot. Dat heeft hij hem ook meegedeeld. Toen [eiser 1] wegens hartproblemen in het ziekenhuis was heeft [gedaagde] zijn vaders telefoon afgepakt. Omdat hij zijn telefoon terugwilde heeft [eiser 1] toen tegen [gedaagde] gezegd dat [eiser 2] dan maar moest worden uitgeschreven in plaats van [gedaagde] , terwijl dat helemaal zijn bedoeling niet was. Inmiddels zijn de verhoudingen tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [gedaagde] totaal verstoord vanwege de incidenten op 20 juni en daarna. Zo hebben de zoons getracht [eiser 1] via de huisarts dement te laten verklaren, terwijl daar geen enkele aanleiding voor bestaat. [eiser 1] en [eiser 2] zijn bang voor [gedaagde] moet per direct worden uitgeschreven als vennoot, omdat hij eigenlijk geen enkele bemoeienis heeft met de Vof, maar evenals [eiser 1] en [eiser 2] onbeperkt bevoegd is en dus buiten hen om met telefoons of betaalpassen aan de haal kan gaan. Bovendien is uitgesloten dat de vergunning wordt verlengd zolang [gedaagde] als vennoot staat ingeschreven. Een straat- en contactverbod is nodig, omdat [gedaagde] zich dreigend gedraagt en telkens naar het restaurant komt, een paar weken geleden nog om het huurcontract dat op naam van [eiser 1] staat weg te halen. De situatie is inmiddels onhoudbaar. Aldus eisers.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en heeft daartoe, samengevat het volgende aangevoerd. De verdachtmakingen aan zijn adres zijn uit de lucht gegrepen: er is of was geen sprake van verslavingsproblematiek en [gedaagde] heeft niks met politie en justitie te maken (gehad). Dat de bank de zakelijke rekening heeft opgezegd houdt vermoedelijk verband met andere zaken, bijvoorbeeld dat [eiser 1] grote bedragen in contanten heeft geïnvesteerd in Egypte. Het kwam voor [gedaagde] volslagen onverwacht dat [eiser 1] hem wilde uitschrijven als vennoot. Op de ochtend van 20 juni 2024, toen [eiser 1] gewoon bij het gezin had overnacht, confronteerde [eiser 1] [gedaagde] met een te vullen formulier, naar zijn zeggen ter verlenging van de exploitatievergunning. Het bleek echter een uitschrijvingsformulier te zijn. [gedaagde] wilde dat niet tekenen, waarna [eiser 1] in elkaar is gezakt en [gedaagde] hem naar het ziekenhuis heeft gebracht. Om geen verdere spanningen te veroorzaken heeft [gedaagde] toen de telefoon van [eiser 1] uit voorzorg onder zich gehouden. Eenmaal bijgekomen in het ziekenhuis besloot [eiser 1] dat het bij nader inzien beter zou zijn als [eiser 2] zich zou uitschrijven. Zij is daarmee vervolgens telefonisch akkoord gegaan, waarna [gedaagde] met zijn broer naar het restaurant is gereden om haar het formulier te laten tekenen. [gedaagde] heeft [eiser 2] niet opgesloten of onder druk gezet, hij deed alleen de zaak op slot opdat er geen klanten meer zouden binnenlopen. De zaak was immers gesloten omdat [eiser 1] in het ziekenhuis was. Evenmin heeft hij de telefoon van [eiser 2] afgepakt. De broers hebben niet getracht om [eiser 1] dement te laten verklaren: het ziekenhuis had verzocht contact met de huisarts op te nemen, omdat [eiser 1] zich agressief gedroeg. [gedaagde] heeft wel degelijk in het restaurant gewerkt, vier jaar lang 8 uur per dag, zeven dagen per week, in ruil voor enkel een beetje zakgeld. Het was de bedoeling dat [gedaagde] het restaurant te zijner tijd zou overnemen, maar [gedaagde] heeft van de administrateur vernomen dat [eiser 1] de zaak wil verkopen. De aanvraag voor verlenging van de vergunning is waarschijnlijk al lang ingediend, want de gemeente stuurt in de regel 3 maanden voor de afloop daarvan een bericht. Eisers hebben dan ook geen belang bij dit superspoed kort geding. De Vof kan, anders dan de vennoten, geen ontbinding vragen en dus ook niet een daarop vooruitlopende maatregel. [gedaagde] wil zijn aanspraken uit de Vof veilig stellen en via het restaurant in zijn levensonderhoud blijven voorzien. Voor een straat- of contactverbod bestaat geen grond, maar [gedaagde] is voorlopig niet van plan om bij [eiser 1] en [eiser 2] of het restaurant in de buurt te komen. Wellicht is mediation tussen partijen een betere optie dan nu een maatregel treffen die niet tot een oplossing zal leiden. Aldus [gedaagde]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser 1] al sinds 1982 – dus ver voor de geboorte van [gedaagde] – het restaurant runt en dat [eiser 2] al meer dan tien jaar de keuken bestiert, wat voor het voortbestaan van de Vof, althans van het restaurant, van essentieel belang is. [gedaagde] is pas sinds enige jaren als vennoot ingeschreven, volgens [eiser 1] met name vanwege een parkeerplek, volgens [gedaagde] vanwege zijn werkzaamheden voor het restaurant. Wat daarvan ook zij, de rol van [gedaagde] in de Vof is beperkter dan die van [eiser 1] en [eiser 2] . Als klopt dat verdere samenwerking geen reële optie meer is, zoals eisers stellen, hebben tegen die achtergrond niet alleen [eiser 1] en [eiser 2] , maar ook de Vof een (spoedeisend) belang bij de vordering tot uitschrijving van [gedaagde] als vennoot. Dat niet de Vof, maar alleen (een van) de vennoten (of een derde) een verzoek tot ontbinding van de vennootschap kan indienen doet daar niet aan af.
4.2.
Eisers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de situatie onhoudbaar is en samenwerking – hoe die er ook uitzag – geen reële optie meer. Partijen hebben weliswaar een tegenover elkaar staande lezing van de achtergrond van hun geschil en van wat er op en na 20 juni 2024 tussen hen is voorgevallen, maar in elk geval staat het volgende vast:
- [gedaagde] is op 20 juni 2024 naar [eiser 2] gegaan om haar een formulier tot uittreding uit de Vof te laten tekenen; dit heeft geleid tot een incident waarbij de politie is gebeld en waarvan [eiser 2] aangifte heeft gedaan tegen [gedaagde] ;
- [eiser 1] en [eiser 2] wensen de Vof samen voort te zetten en willen niks meer met [gedaagde] te maken hebben.
Geconstateerd wordt dat dus sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk tussen partijen. Daarvan kan in elk geval niet op voorhand worden gezegd dat dat vooral aan [eiser 1] en [eiser 2] ligt. Partijen zullen hoe dan ook uit elkaar moeten. Indien een verzoek tot ontbinding van de Vof wordt ingediend is een aannemelijk scenario dat [eiser 1] en [eiser 2] de meest gerede partij zijn om de exploitatie van het restaurant voort te zetten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben er belang bij om vooruitlopend daarop alvast de uitschrijving van [gedaagde] te bewerkstelligen, zodat alleen zij de vennootschap kunnen vertegenwoordigen en haast kunnen maken met het aanvragen van de verlenging van de exploitatievergunning, wat er ook zij van de reden waarom dat kennelijk nog niet is gebeurd.
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zijn belangen in de Vof veilig wil stellen. Uitschrijving van hem als vennoot betekent echter niet dat hij zijn aanspraken uit het verleden verliest. Ook verliest hij daarmee niet de mogelijkheid om te voorzien in zijn levensonderhoud. Hij heeft gesteld de afgelopen vier jaren zeven dagen per week 8 uur per dag voor het restaurant te hebben gewerkt zonder daarvoor betaald te krijgen, of hooguit een zakcentje. Dit komt vooralsnog niet heel aannemelijk voor, maar wat daarvan ook zij, [gedaagde] moet in staat worden geacht om een minimaal vergelijkbaar inkomen te verwerven met een normale werkweek, als hij elders, bijvoorbeeld in een restaurant, aan de slag gaat, mede gezien zijn leeftijd en de krapte op de arbeidsmarkt. Zijn belangen bij voortzetting van de inschrijving wegen dan ook niet op tegen de belangen van eisers bij de beëindiging daarvan. In de gegeven omstandigheden kan daarom van [gedaagde] worden gevergd om aan zijn uitschrijving mee te werken.
4.4.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen onder I. Een termijn van 24 uur na betekening om aan de veroordeling te voldoen wordt daarbij redelijk geacht.
4.5.
Eisers hebben ook een contact- en straatverbod gevorderd, voor de duur van drie maanden. [gedaagde] heeft daartegen verweer gevoerd omdat daarvoor volgens hem geen aanleiding bestaat en het een inbreuk vormt op zijn grondrechten. In de omstandigheden van dit geval bestaat echter voldoende aanleiding om ook deze vordering – bij wijze van ordemaatregel – toe te wijzen. De verboden zijn beperkt, zodat [gedaagde] zo min mogelijk wordt aangetast in zijn bewegingsvrijheid. Daar komt bij dat [gedaagde] ter zitting heeft verklaard voorlopig niet van plan te zijn om zich in de buurt van het restaurant en/of [eiser 1] en [eiser 2] te begeven. Weliswaar valt in dit kort geding gezien de tegenstrijdige verklaringen van partijen, niet vast te stellen wat precies is gebeurd en wat daarvoor de aanleiding was, maar wel dat de situatie tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [gedaagde] anderzijds is geëscaleerd. Ook komt de angst die [eiser 1] en [eiser 2] voor [gedaagde] stellen te hebben – waardoor [eiser 2] niet meer alleen in het restaurant durft te zijn – reëel voor. Het is dan ook in ieders belang dat partijen even niet met elkaar worden geconfronteerd. Voor de (juridische en financiële) afwikkeling van de Vof kan [eiser 1] en [eiser 2] benaderen via zijn advocaat of een andere (rechts)hulpverlener. Ook het straat- en contactverbod, de vordering onder II., zal daarom worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing geformuleerd, zij het alleen jegens [eiser 1] en [eiser 2] , aangezien de Vof bij deze voorziening geen (eigen) belang heeft.
4.6.
Vanwege de familieverhoudingen worden de proceskosten gecompenseerd, dat wil zeggen dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.7.
Tot slot wordt nog het volgende overwogen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben meegedeeld op dit moment, vanwege de angstige situatie en om medische redenen, niet in staat zijn om mediation te beproeven. Als de gemoederen weer wat zijn bedaard, wat hopelijk zal gebeuren, is mediation op de langere termijn wellicht toch een optie, al was het maar omdat het een treurige zaak is als de verhouding tussen vader en zonen voorgoed verstoord zou zijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot ondertekening van het KvK-formulier tot uitschrijving van [gedaagde] als medevennoot van de Vennootschap onder Firma Restaurant ‘ [eiser 3] ’, gevestigd aan het [adres] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] , binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste handtekening van [gedaagde] en zijn medewerking aan zijn uitschrijving, ex artikel 3:300 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, met voortzetting van de vennootschap door [eiser 1] en [eiser 2] ,
5.3.
verbiedt [gedaagde] , gedurende drie maanden na betekening van dit vonnis om rechtstreeks contact te hebben met [eiser 1] en/of met [eiser 2] , fysiek, in geschrift of anderszins, en verbiedt hem zich te begeven naar, of zich te bevinden in of in de directe omgeving van het restaurant aan het [adres] , dat wil zeggen in het restaurant of op de stoep ervoor of ernaast,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor iedere overtreding van (een van) de onder 5.3 genoemde verboden,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MB