ECLI:NL:RBAMS:2024:4957
Rechtbank Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen aanslag waterschapsbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een aanslag waterschapsbelasting van € 125,82, opgelegd op 30 november 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 3 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en geoordeeld dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 30 november 2021 is ingegaan en op 11 januari 2022 is geëindigd. Eiser heeft het bezwaarschrift pas op 21 april 2023 ingediend, wat te laat is. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat de verzending van de aanslag later heeft plaatsgevonden dan de dagtekening. Eiser heeft geen valide redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding en erkent dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen recht op vergoeding van het griffierecht.