ECLI:NL:RBAMS:2024:4955

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
AMS 22/3642
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift WOZ-waarde niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 28 februari 2021, waarin de WOZ-waarde van een onroerende zaak was vastgesteld op € 24.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser in de uitspraak op bezwaar van 28 juli 2022 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting van 9 juli 2024, terwijl de heffingsambtenaar wel aanwezig was.

De rechtbank heeft beoordeeld of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt een termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift. De rechtbank stelde vast dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 1 maart 2021 begon en eindigde op 12 april 2021. Eiser had zijn bezwaarschrift echter pas op 6 april 2022 ingediend, wat te laat was. Eiser heeft geen geldige reden aangevoerd voor de termijnoverschrijding.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3642

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: I. Garlemos)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2021 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] (Parkeergarage behorende bij appartement [huisnummer] ) te Amsterdam (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op
€ 24.000,-. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting bekendgemaakt.
Eiser heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van
28 juli 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 juli 2024. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. N.M. Kell.

Overwegingen

1. De rechtbank moet in dit geschil beoordelen of de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking die hij heeft ontvangen op 28 februari 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan eiser pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden. Dat wordt door eiser ook niet betwist. De termijn voor het maken van bezwaar is daarmee op de dag na 28 februari 2021 gaan lopen en geëindigd op 12 april 2021.
4. De heffingsambtenaar heeft in de bestreden uitspraak overwogen dat het bezwaarschrift door de gemachtigde van eiser te laat is ingediend, omdat hij het bezwaarschrift pas op 6 april 2022 heeft ingediend. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift vervolgens op 7 april 2022 ontvangen en de ontvangst van het bezwaarschrift met een brief van 21 april 2022 bevestigd. Dit is echter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, te laat.
5. Eiser heeft geen reden aangevoerd waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt. Wel merkt eiser op dat de heffingsambtenaar met de ontvangstbevestiging de indruk heeft gewekt dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. De heffingsambtenaar meent echter niet dat de tekst van de ontvangstbevestiging de indruk wekt dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. Er staat enkel dat het bezwaarschrift in behandeling is; wat ook het geval was. De rechtbank volgt de uitleg van de heffingsambtenaar. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
6. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt dus geen gelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.