Beoordeling
Ontbinding
7. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
8. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Standit naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
h-grond
9. Voor een succesvol beroep op de h-grond dient sprake te zijn van andere omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
10. Het lijdt geen twijfel dat de dreigementen van [naam 4] tot een onhoudbare situatie hebben geleid. Dat het voor Standit van groot belang was om een einde te maken aan deze situatie is duidelijk gelet op de impact van deze dreigementen op haar medewerkers. Standit heeft voldoende onderbouwd dat de gedragingen van [naam 4] niet los kunnen worden gezien van de arbeidsrechtelijke verhouding tussen Standit [verweerder] . De kantonrechter stelt dus vast dat er sprake is geweest van omstandigheden als bedoeld bij de h-grond. In dit geval is het voorgaande echter niet voldoende voor een voldragen h-grond. Gebleken is namelijk dat [naam 4] nadat Standit het ontbindingsverzoek heeft ingediend geen contact meer heeft opgenomen met Standit. [verweerder] heeft aangevoerd dat zij haar relatie met [naam 4] inmiddels heeft beëindigd. Op dit moment is er daarom geen sprake meer van zodanige omstandigheden. Nu er een einde is gekomen aan de bedreigingen van [naam 4] en de relatie tussen [verweerder] en [naam 4] is geëindigd, kan niet worden gesteld dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst voortduurt.
g-grond
11. Van de g-grond is sprake bij een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het moet dan gaan om een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
12. Uit de processtukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is voldoende gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen op dit moment is verstoord. Partijen hebben een andere kijk op vrijwel elke situatie die door hen naar voren is gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter is de arbeidsverhouding met name verstoord geraakt door de opstelling van [verweerder] met betrekking tot het gedrag van [naam 4] . Op 19 december 2023 heeft de voormalig gemachtigde van Standit al meegedeeld dat het gedrag van [naam 4] niet wordt geaccepteerd en hij zich niet meer tot Standit dient te wenden. [verweerder] heeft aangevoerd dat zij [naam 4] vervolgens heeft verzocht geen contact meer met Standit op te nemen, maar duidelijk is dat [naam 4] zijn gedrag niet heeft aangepast. Standit heeft [verweerder] op 2 januari 2024 gemeld dat zij weer dreigende en beledigende e-mails van [naam 4] heeft ontvangen en hij daarom niet welkom is bij een viergesprek. In plaats van hiervoor begrip te hebben en afstand te nemen van het gedrag van [naam 4] bleef [verweerder] erop staan dat [naam 4] haar zou bijstaan tijdens het gesprek. Op vragen van de kantonrechter heeft [verweerder] geantwoord dat zij niet voor de mondelinge behandeling de bij de processtukken gevoegde mails van [naam 4] heeft gelezen. [verweerder] heeft aangevoerd dat zij geen weet had van de omvang van het handelen van [naam 4] , maar dit komt geheel voor haar eigen rekening en risico nu zij door Standit op de hoogte was gebracht van het gedrag van [naam 4] . Van [verweerder] had op zijn minst mogen worden verwacht dat zij aan [naam 4] had gevraagd wat voor e-mails hij aan Standit stuurde. Het verweer dat [verweerder] gezien haar ziekte niet anders had kunnen handelen, wordt verworpen. [verweerder] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij hier vanwege haar medische toestand niet toe in staat was.
13. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het vertrouwen van Standit in de werkrelatie met [verweerder] is aangetast door de opstelling van [verweerder] en de arbeidsverhouding hierdoor is verstoord. De kantonrechter is echter van oordeel dat geen sprake van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Doordat Standit geen mediation traject heeft willen inzetten, heeft zij onvoldoende heeft gedaan om de arbeidsverhouding met [verweerder] te herstellen. Daarom levert ook de g-grond geen volledige en redelijke grond op om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
14. Bij een verzoek op de e-grond moet de werkgever aantonen dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
15. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] ten aanzien van haar opstelling tot de gedragingen van [naam 4] zeker een verwijt valt te maken, maar onvoldoende gebleken is dat [verweerder] welbewust of moedwillig de arbeidsverhouding heeft willen frustreren. De door Standit aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen niet worden gekwalificeerd als ‘verwijtbaar handelen, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’. Daarop stuit het verzoek op de e-grond af.
16. De kantonrechter ziet wel aanleiding om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, de zogenoemde i-grond. Uit de wet en de wetsgeschiedenis blijkt niet dat vereist is dat één of meer van de ontslaggronden bijna voldragen zijn, wel dat de combinatie van omstandigheden meebrengt dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden.
17. Zoals hiervoor is overwogen zijn de h-grond en g-grond op zichzelf onvoldoende voldragen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar als de feiten die hieraan ten grondslag zijn gelegd in onderlinge samenhang worden gezien, is de situatie wel zodanig dat van Standit in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ondanks dat de bedreigingen door [naam 4] zin geëindigd, evenals zijn relatie met [verweerder] , kan niet van Standit worden gevergd dat dat zij de arbeidsrelatie met [verweerder] laat voortduren. [verweerder] heeft onvoldoende gedaan om het gedrag en de bedreigingen van [naam 4] te doen eindigen, terwijl er voldoende signalen waren dat het gedrag van [naam 4] niet aanvaardbaar was. De eerste signalen zijn al van 19 december 2023. De kantonrechter kan niet anders dan ervan uitgaan dat, hoewel deze mededeling aan de raadsman van [verweerder] is gedaan, deze ook [verweerder] heeft bereikt. Ook toen haar is aangeboden kennis te nemen van de mails van [naam 4] , heeft zij hier geen gebruik van gemaakt. Hierbij speelt ook mee dat de bedreigingen van [naam 4] een grote impact hebben gehad op Standit – een onderneming met een beperkte personele omvang - en haar medewerkers, en dat de gevoelens en emoties die daarmee gepaard zijn gegaan niet zijn verdwenen toen de bedreigingen zijn gestopt.
18. De kantonrechter zal het verzoek op de i-grond toewijzen.
19. In de gegeven omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] niet in de rede ligt.
Opzegverbod tijdens ziekte
20. [verweerder] heeft nog aangevoerd dat het verzoek tot ontbinding verband houdt met ziekte. Daarvan is geen sprake nu de verweten gedragingen waarop de ontbinding wordt uitgesproken geen verband houden met de ziekte van [verweerder] . Het opzegverbod tijdens ziekte staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst dan ook niet in de weg.
21. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Standit zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 oktober 2024. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand. Voor toepassing van de onder artikel 7:671 b lid 9 onder b BW bedoelde afwijking is geen reden, nu de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] .
Transitievergoeding
22. Nu de arbeidsovereenkomst op verzoek van Standit zal worden ontbonden en van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] geen sprake is, zal Standit veroordeeld worden tot betaling van de transitievergoeding. Hoewel toepassing van de i-grond kan leiden tot een hogere transitievergoeding, ziet de kantonrechter geen aanleiding om een hogere transitievergoeding toe te kennen. Hierbij speelt mee dat de bedreigingen en het gedrag van [naam 4] zeer ernstig waren en [verweerder] zich onvoldoende heeft ingespannen om hier een einde aan te maken. De transitievergoeding is door de kantonrechter berekend op een bedrag van € 3.785,16 bruto. Standit zal tot betaling daarvan worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2024.
22. De kantonrechter ziet geen aanleiding om Standit te veroordelen tot betaling van de vergoeding als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW omdat van Standit in de gegeven omstandigheden niet meer kon worden verwacht.
24. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671 b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als de werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
24. Een dergelijke uitzonderlijke situatie doet zich hier niet voor. Uit de stellingen van [verweerder] kan niet worden afgeleid dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Standit. Standit heeft haar handelen steeds afgestemd met de bedrijfsarts en overigens heeft zij niets verkeerd gedaan. Dat zij [verweerder] een waarschuwing heeft gegeven voor te laat komen kan niet als onredelijk worden gezien. Het verzoek van [verweerder] tot toekenning van een billijke vergoeding wordt dan ook afgewezen.
24. Nu aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Standit geen gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken.
27. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.