ECLI:NL:RBAMS:2024:493

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
13/200604-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 71-jarige man voor drugshandel en wapenbezit

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 71-jarige man, die werd beschuldigd van het voorbereiden van de verstrekking van MDMA, cocaïne en GHB, alsook van het bezit van grote hoeveelheden van deze verdovende middelen en wapens. De verdachte, die niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld, werd op 9 augustus 2023 in Amsterdam aangehouden. Tijdens de rechtszitting op 17 januari 2024 heeft de officier van justitie, mr. B. van Duijn, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. A. Kilinç, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2.464 tabletten MDMA, 74,82 gram cocaïne, 1,29 liter GHB en 29 messen, die onder de Wet wapens en munitie vallen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren. Tevens werd een geldbedrag van 1.250 euro, dat in de woning van de verdachte was aangetroffen, verbeurd verklaard. De rechtbank motiveerde de strafoplegging door te wijzen op de ernst van de feiten en de gezondheidsrisico's van het gebruik van harddrugs, alsook de mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij de handel in verdovende middelen en wapens. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verslavingsproblematiek van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/200604-23
Datum uitspraak: 31 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1952,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. van Duijn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Kilinç, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich op 9 augustus 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA, cocaïne en GHB, door de volgende voorwerpen voorhanden te hebben:
- MDMA, cocaïne en GHB in dealgeschikte verpakkingen,
- een weegschaal,
- mobiele telefoons en simkaarten, en:
- een geldbedrag van 1.250,- euro;
2. opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van 2.464 tabletten, 34,52 gram en 14 capsules MDMA, 74,82 gram cocaïne en 1,29 liter GHB;
3. voorhanden hebben van wapens van categorie I, onder 1°, 2° en 3° van de Wet wapens en munitie, namelijk: negentien valmessen, drie stiletto’s, twee vlindermessen, vier opvouwbare messen en één vilmes;
4. voorhanden hebben van munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, namelijk: vijf kogelpatronen (volmantel rondneus) van het kaliber 9mm kort.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder 1 ten laste gelegde mobiele telefoons en simkaarten. Verdachte heeft zich onder 1 schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het verstrekken van verdovende middelen. Bij feit 2 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten voor het grootste deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aangegeven dat de verklaring van de beperkt anonieme buurtbewoner niet redengevend is voor de verdenking van drugshandel of voorbereiding daarvan, nu nergens uit kan worden afgeleid dat haar verklaring ziet op de woning van verdachte. Dit blijkt ook niet uit de melding van Meld Misdaad Anoniem (MMA). De verklaring van de andere anonieme buurtbewoner dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu diens gegevens niet konden worden achterhaald.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feit 2 en feit 4
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in totaal 2.464 tabletten, 34,52 gram en 14 capsules MDMA, 74,82 gram cocaïne en 1,29 liter GHB opzettelijk aanwezig heeft gehad (feit 2). Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte vijf kogelpatronen voorhanden heeft gehad (feit 4). Verdachte heeft hierover een bekennende verklaring afgelegd.
4.3.2.
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden aan het opzettelijk verstrekken van MDMA, cocaïne en GHB, waartoe hij die verdovende middelen en een weegschaal voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft daarbij onder meer acht geslagen op de verklaring van verdachte op de zitting, waaruit blijkt dat mensen bij hem op bezoek kwamen aan wie hij drugs gaf en met wie hij drugs gebruikte. Het is aannemelijk dat de weegschaal is gebruikt om de verdovende middelen naar gebruikershoeveelheden onder te verdelen. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de omstandigheid dat de weegschaal op een vreemde plek, namelijk achter de bank is gevonden.
Over het geldbedrag van 1.250,- euro heeft verdachte op de zitting verklaard dat hij dat geld één of twee dagen voor inbeslagname heeft gewonnen in het Holland Casino. Verdachte had eerder bij de politie verklaard dat het geld was bestemd voor een vakantie. Hoewel uit het dossier blijkt dat verdachte met enige regelmaat gokt, is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat het geldbedrag inderdaad in het casino is gewonnen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de overige bewijsmiddelen. Het aanwezig hebben van het contante geldbedrag van 1.250,- euro moet dan ook eveneens worden gezien als voorbereidingshandeling voor het verstrekken van verdovende middelen, nu met dit geldbedrag nieuwe verdovende middelen konden worden aangekocht.
Nu de rechtbank in het dossier verder geen bewijs ziet dat verdachte zich onder 1 heeft schuldig gemaakt aan medeplegen, spreekt zij verdachte daarvan vrij.
4.3.3.
Feit 3
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte negentien valmessen, drie stiletto’s, twee vlindermessen, vier opvouwbare messen en een vilmes voorhanden heeft gehad. Ondanks het feit dat verdachte heeft verklaard dat de tas waarin de messen zijn gevonden niet van hem is, is de rechtbank onder de gegeven omstandigheden van oordeel dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor deze tas en de inhoud daarvan. Aangezien de tas met messen, net als de verdovende middelen en kogelpatronen waarvan verdachte het bezit heeft toegegeven, in de woning van verdachte is aangetroffen, bevonden de messen zich in de machtssfeer van verdachte; dat wil zeggen dat hij (in ieder geval) in enige mate kon bepalen wat er met de messen zou gebeuren. De rechtbank acht daarom ook bewezen dat verdachte die messen aanwezig heeft gehad.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 9 augustus 2023 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verstrekken van MDMA, cocaïne en GHB, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden e navolgende voorwerpen:
- MDMA, cocaïne en GHB,
- een weegschaal, en:
- een geldbedrag van 1.250,- euro,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
Feit 2:
op 9 augustus 2023 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 178 oranje tabletten,
- 357 groene tabletten,
- 1.929 groene tabletten,
- 1,31 gram,
- 32,3 gram,
- 0,91 gram, en:
- 14 capsules,
van een materiaal bevattende MDMA, en:
- 46,5 gram,
- 14,0 gram,
- 1,22 gram, en:
- 13,1 gram,
van een materiaal bevattende cocaïne, en:
- 1,29 liter,
van een materiaal bevattende GHB,
zijnde MDMA, cocaïne en GHB telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3:
op 9 augustus 2023 te Amsterdam, wapens van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 18 valmessen van het merk Benchmade,
- 3 stiletto’s van het merk Akc Italy,
- één valmes van het merk Microtech,
- één vlindermes van het merk Linton,
- één vlindermes van het merk Albainox, en:
wapens van categorie I, onder 2° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- één zilverkleurig en zwart opvouwbaar mes (merkloos),
- één opvouwbaar mes van het merk Ti-Lite Cold Steel,
- één opvouwbaar mes van het merk Xuanfeng,
- één opvouwbaar mes van het merk Stainless steel U.S.A., en:
een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- één vilmes van het merk Benchmade,
voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op 9 augustus 2023 te Amsterdam, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen (volmantel rondneus) van het kaliber 9mm kort, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 138 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en inclusief oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Hoewel de reclassering een proeftijd van één jaar heeft geadviseerd, acht de officier van justitie een proeftijd van twee jaren opportuun. Bij verdachte is sprake van zodanige verslavingsproblematiek dat daarvoor langdurige en intensieve behandeling nodig is. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 120 uren wordt opgelegd, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Indien een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, heeft de raadsman zich ten aanzien van de lengte van de proeftijd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft daarbij gewezen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), de leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat de kans zeer groot is dat hij zijn woning kwijtraakt en het blanco strafblad van verdachte.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. In de woning van verdachte zijn zeer grote hoeveelheden MDMA en GHB gevonden. Ook is er cocaïne gevonden en zijn er voorwerpen aangetroffen die kunnen worden gebruikt ter voorbereiding van het verstrekken van verdovende middelen. Tot slot zijn door de politie in totaal 29 messen die vallen onder de Wet wapens en munitie en vijf kogelpatronen aangetroffen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs tot andere vormen van criminaliteit. Dit alles in samenhang bezien roept het zorgwekkende beeld op dat verdachte zich bezig hield met de handel in verdovende middelen en mogelijk ook in wapens.
De rechtbank kijkt bij de strafoplegging onder andere naar de oriëntatiepunten zoals deze zijn neergelegd in het LOVS die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. In deze oriëntatiepunten wordt voor het voorhanden hebben van harddrugs tussen de 1.000 en 1.500 gram uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Voor een hoeveelheid tussen de 1.500 gram en 2.000 gram is dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 december 2023. Uit het rapport blijkt dat verdachte ongeveer vijf jaar geleden is begonnen met het gebruik van onder meer XTC, cocaïne en ketamine. Onder meer vanwege de toename van gezondheidsklachten door het middelengebruik heeft verdachte zich vrijwillig aangemeld bij Jellinek voor ondersteuning bij het afbouwen van zijn drugsgebruik. Verdachte heeft daarnaast aangegeven dat hij al ruim dertig jaar gokt. De winst uit gokken wordt gebruikt om financieel rond te komen. De reclassering acht het van belang, gelet op de problemen die verdachte ervaart die voortvloeien uit het middelengebruik, dat vanuit de verslavingszorg begeleiding op maat wordt geboden zodat hij een evenwichtig en delictvrij leven kan leiden. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd voor de duur van één jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.
Onder verwijzing naar het reclasseringsrapport, is de rechtbank van oordeel dat het belangrijk is dat verdachte bij zijn gok- en drugsverslaving wordt geholpen. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden aanleiding om verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de twee bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd met daarbij twee bijzondere voorwaarden waartoe de rechtbank eveneens aanleiding ziet. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake is van zodanige problematiek dat oplegging van een proeftijd van twee jaren voor de hand ligt. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat ambulante behandeling van verdachte ziet op zijn mogelijk aanwezige drugs- en gokverslaving, dat een middelencontrole deel uitmaakt van dit behandeltraject en dat de reclassering aandacht geeft aan eventuele schulden van verdachte.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans aangrijpt en niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn verdovende middelen, wapens, munitie en het contante geldbedrag van 1.250,- euro in beslag genomen. Verdachte heeft op de zitting afstand gedaan van de inbeslaggenomen verdovende middelen, messen en munitie.
9.1.
Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de 1.250,- euro in contanten dient te worden geretourneerd aan verdachte, nu verdachte heeft aangegeven dat hij dit geldbedrag heeft verdiend met gokken. Het gaat niet evident om drugswinst.
De raadsman heeft verzocht het geldbedrag terug te geven aan de verdachte, nu uit de verklaring van verdachte en de overgelegde stukken blijkt dat verdachte dat geldbedrag in het casino heeft gewonnen.
9.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de verdovende middelen, wapens en munitie, omdat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij daarvan afstand doet.
Het in beslag genomen geldbedrag van 1.250,- euro wordt verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien de rechtbank onder 4.4 tot het oordeel is gekomen dat dat geld tot het begaan van het onder 1 bewezen geachte is bestemd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
137 (honderdzevenendertig) dagenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als verdachte gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij Reclassering Inforsa op het adres: [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen bij Jellinek Expertisecentrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Een gedragsinterventie of een behandeltraject, te bepalen door de reclassering, is geïndiceerd om te werken aan gedragsverandering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Daarbij heeft de reclassering aandacht voor een mogelijk aanwezige gok- en/of drugsverslaving.
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van verdovende middelen het middelengebruik te monitoren en beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Meewerken aan schuldhulpverleningVerdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Verklaart
verbeurd:
1.250,- EUR (
IBGN 09-08-2023).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. H.B.W. Beekman en M. Wiltjer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2024.
[.]