7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] op gewelddadige wijze van zijn vrijheid beroofd om hem zo te dwingen tot afgifte van geld. Verdachte heeft samen met zijn mededaders [slachtoffer] bedreigd met nepwapens en een geladen vuurwapen, een panty over zijn hoofd getrokken en hem geslagen. Het incident moet voor [slachtoffer] uiterst angstaanjagend zijn geweest. Het geweld en de vrijheidsberoving, die maar liefst anderhalf uur heeft geduurd, is uiteindelijk door de komst van de politie beëindigd, niet door verdachte of zijn medeverdachten. De rechtbank vindt het voorval verontrustend, mede omdat het er alle schijn van heeft dat het hier gaat om een zakelijk geschil in het criminele circuit, dat kennelijk nog niet is opgelost.
De rechtbank vindt voor dit feitencomplex in beginsel een gevangenisstraf van 24 maanden passend. Bij het bepalen van de uiteindelijk op te leggen straf zal echter nog rekening worden gehouden met de volgende strafverzwarende omstandigheden alsook met omstandigheden die tot een matiging van de straf nopen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage, bestaande uit een rapport van [naam] , GZ-psycholoog, van 2 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte het onderzoekscontact heeft benut om een positief beeld van zijn actuele en
recente functioneren te schetsen, maar dat hij feitelijk geen ruimte heeft gelaten voor
psychologisch onderzoek, waardoor, evenals in 2018 en 2021, slechts een
weigerrapportage kon worden opgesteld. Opgemerkt wordt wel dat geen aanwijzingen voor eventuele ernstige psychiatrische problematiek worden gezien; verdachte is helder en maakt een relatief stabiele indruk. Hij behoudt de regie en is standvastig ten aanzien van zijn zeer
beperkte onderzoeksbereidheid, ook wanneer hij hiermee wordt geconfronteerd, aldus het rapport.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat in de auto twee nepwapens en één geladen vuurwapen zijn aangetroffen. Deze wapens zijn gebruikt om angst aan te jagen bij [slachtoffer] en om hem te dwingen tot afgifte van geld. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapen geweld.
Daarnaast neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee dat sprake is van recidive. Verdachte is namelijk al vijf keer eerder veroordeeld, onder andere voor geweldsdelicten en vermogensdelicten. Eerder aan verdachte opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom een soortgelijk strafbaar feit te begaan.
De reclassering heeft in een rapport van 29 februari 2024, aangevuld door een rapport van 8 juli 2024, te kennen gegeven dat zij, ondanks dat het in het Pro Justitia onderzoek door de weigering van verdachte om mee te werken, niet tot een diagnose of aanbeveling tot behandeling is gekomen, het wenselijk acht dat verdachte middels een
behandeling bij De Waag gericht op delictpreventie gaat werken aan gedragsverandering, zodat hij niet opnieuw met justitie in aanraking komt. Verdachte zou hebben aangegeven mee te zullen werken aan dit plan van aanpak. De reclassering heeft daarom geadviseerd
een deels voorwaardelijke straf op te leggen met onder meer als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich ambulant laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, waarbij diagnostiek onderdeel zal zijn van de behandeling.
De rechtbank heeft bij de hiervoor genoemde veroordelingen echter al forse voorwaardelijke straffen opgelegd. Verdachte liep nog in de proeftijd van deze straffen. Desondanks hebben deze voorwaardelijke straffen verdachte er niet van weerhouden om onderhavige feiten te plegen. Gelet hierop ziet de rechtbank, ondanks het hiervoor genoemde advies van de reclassering en anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. De rechtbank beschouwt een voorwaardelijk strafdeel als een gepasseerd station. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen is in deze procedure overigens (volgens mededeling van de officier van justitie: abusievelijk) niet gevorderd.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 25 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze straf is, met name vanwege de ernst van de feiten en het ontbreken van enige aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, hoger dan door de officier van justitie is geëist.