ECLI:NL:RBAMS:2024:4923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
13/325451-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige vrijheidsberoving en poging tot afpersing in crimineel circuit

Op 4 december 2023 heeft verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de aangever, [slachtoffer], op gewelddadige wijze van zijn vrijheid beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever onder bedreiging met een vuurwapen in een auto is gedwongen en daar anderhalf uur is vastgehouden. De medeverdachten hebben de aangever geslagen en met een panty over zijn hoofd getrokken. Het geweld en de vrijheidsberoving zijn beëindigd door de politie, die op de hoogte was gesteld van de situatie. De rechtbank oordeelt dat het incident verontrustend is, vooral omdat het lijkt te maken te hebben met een zakelijk geschil in het criminele circuit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact op de aangever.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/325451-23
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2000,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C.E. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Dayala, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 4 december 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het medeplegen van poging tot afpersing, door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) met een vuurwapen een auto in te dwingen, zijn hoofd te bedekken en te dwingen een geldbedrag af te geven.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn onbetrouwbaar en moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs. [slachtoffer] is niet wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd; hij had een afspraak met verdachte en is vrijwillig de auto in gestapt. Van een poging tot afpersing is evenmin sprake geweest. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 4 december 2023 heeft de politie een melding gekregen dat vier mannen aan het inbreken zouden zijn in een auto. De melder heeft de politie de betreffende auto aangewezen. Op de achterbank van deze auto heeft de politie [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [slachtoffer] aangetroffen. Verdachte kwam later aangelopen en werd door [medeverdachte 1] direct aangewezen als de eigenaar van de auto.
[slachtoffer] heeft het volgende tegen een aanwezige verbalisant gefluisterd: “
Ik ken deze jongens niet. Deze jongens hebben mij net gegijzeld onder bedreiging van een vuurwapen. Dit vuurwapen ligt onder de stoel in de auto”.
Wat is er op 4 december 2023 gebeurd?
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen verder vast dat [slachtoffer] op 4 december 2023 rond 21:00 uur zijn hond voor zijn deur uitliet toen hij een grijze Toyota, met daarin twee mannen, zag. De twee mannen waren verdachte en [medeverdachte 1] . Verdachte zat achter het stuur en naast hem zat [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stapte uit de auto en liep naar de achterkant van de auto. Zij verzochten [slachtoffer] in te stappen. Kennelijk heeft [slachtoffer] dit niet aanstonds gedaan, waarna [medeverdachte 2] , die ter plaatse bij een boom had gewacht, kwam aanlopen. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] daarop een in een sok gewikkeld vuurwapen laten zien en hem, terwijl hij met dit vuurwapen in het lichaam van [slachtoffer] drukte, de auto in gedwongen. Na onderzoek is gebleken dat dit wapen een (roodkleurig) speelgoedwapen betrof. [medeverdachte 1] zat inmiddels achter de bijrijdersstoel. [slachtoffer] werd gedwongen plaats te nemen naast [medeverdachte 1] , waarna [medeverdachte 2] eveneens in de auto plaatsnam, aan de linkerkant van [slachtoffer] . [slachtoffer] zat daarmee tussen deze twee medeverdachten ingesloten op de achterbank van de auto. Hierna heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer] een ‘panty’ over zijn hoofd getrokken. De rechtbank begrijpt dat met deze panty wordt bedoeld de nadien door de politie in de auto aangetroffen (en in beslaggenomen) bivakmuts.
Vervolgens heeft ook verdachte in de auto plaatsgenomen achter het stuur en is de auto gaan rijden. [slachtoffer] is - terwijl hij steeds de bivakmuts op had - door verdachte gevraagd ‘het geld deze kant’ op te laten komen. [slachtoffer] zou hiervoor moeten bellen met iemand en er zou niets met hem gebeuren als hij ‘wat’ zou geven. [slachtoffer] heeft herhaaldelijk tegen verdachte gezegd dat hij geen geld had, waarna hij een aantal maal door [medeverdachte 2] tegen zijn hoofd is geslagen, onder andere met het plastic nepwapen. Verdachte heeft de telefoon van [slachtoffer] afgenomen, de toegangscode afgedwongen, ontgrendeld en op zijn schoot gelegd. Later heeft hij deze in zijn zak gedaan. Gebleken is dat van de telefoon van [slachtoffer] berichtjes zijn verstuurd naar ‘RJM’. Zo vraagt RJM om 22:22 uur: “
stuur me even het nummer van wie het moet ontvangen”, waarop om 22:34 uur vanaf het toestel van [slachtoffer] een foto van een paspoort wordt gestuurd met de begeleidende tekst: “
hij moet het ontvangen”. Al die tijd had [slachtoffer] niet de beschikking over zijn telefoon. Tussen 22:32 uur en 22:53 uur heeft de vrouw van [slachtoffer] een aantal maal naar [slachtoffer] gebeld en geappt, omdat zij wilde weten waar hij was, maar op deze berichten is niet gereageerd. Achteraf heeft zij tegen de politie verklaard dat zij zich zorgen maakte, omdat de hond uit zich zelfzelf naar huis was teruggelopen en [slachtoffer] niet op haar berichten reageerde, terwijl zij normaal ‘24/7’ met elkaar in constant staan.
Op enig moment is de auto gestopt met rijden, waarna een vierde persoon in de auto is gekomen. Deze persoon heeft [slachtoffer] bedreigd en gemaand eerlijk tegen hem te zijn. Daarbij heeft ook hij [slachtoffer] geslagen, waarna deze vierde persoon de auto weer heeft verlaten. Op dat moment is aan [medeverdachte 2] een vuurwapen overhandigd. Wat later werd ineens de bivakmuts van het hoofd van [slachtoffer] getrokken en zag [slachtoffer] dat de politie eraan kwam. Dat was enkele minuten na 22:43 uur. [slachtoffer] zag toen dat [medeverdachte 2] het vuurwapen onder de bestuurdersstoel schoof en zijn handschoenen uitdeed.
De telefoon van [slachtoffer] is bij fouillering door de politie in de onderbroek van verdachte aangetroffen.
In de auto trof de politie naast het (in sokken gewikkelde) roodkleurig nepwapen dat door [medeverdachte 2] was gebruikt, ook een (in sokken gewikkeld) blauwkleurig nepwapen aan. Deze lag op het dashboard. Op de sok waarin het roodkleurig speelgoedwapen zat gewikkeld, is het DNA van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] aangetroffen en op de bivakmuts het DNA van [medeverdachte 2] en [slachtoffer] .
Het in de auto (onder de bestuurderstoel) aangetroffen wapen blijkt een met vijf patronen geladen revolver te zijn.
Zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij onafhankelijk van elkaar zijn benaderd door een opdrachtgever en dat zij voor hun bijdrage ieder een bedrag tussen de € 600,-- en € 900,-- zouden ontvangen. De opdracht van [medeverdachte 2] was ervoor te zorgen dat [slachtoffer] in de auto zou stappen en de auto niet meer zou verlaten en de opdracht van [medeverdachte 1] was om met zijn omvang te imponeren. De opdracht van verdachte was om de geldtransactie te controleren.
3.3.2.
Conclusie
Wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte op
4 december 2023 samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en met geweld en bedreiging met geweld heeft geprobeerd hem te dwingen tot afgifte van geld. Ook volgt uit het voorgaande dat in de auto op die betreffende avond een vuurwapen aanwezig was. Niet is gebleken dat het gepleegde geweld, de bedreigingen en het afpakken van de telefoon van [slachtoffer] een ander doel hadden dan hem vast te houden en te dwingen over te gaan tot betaling van een geldbedrag. De rechtbank heeft op basis van de vastgestelde feiten - en in het bijzonder het gepleegde geweld en het feit dat [slachtoffer] geen beschikking had over zijn telefoon - geen aanknopingspunten gevonden die de verklaring van verdachte ondersteunen dat het geen afpersing was, maar dat de opdracht slechts betrof het (geweldloos) controleren van een (met [slachtoffer] eerder overeengekomen) afgifte van geld door [slachtoffer] .
De rechtbank overweegt ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, gelet op de door de raadsman gevoerde verweren, in het bijzonder nog dat ook in het scenario dat [slachtoffer] vrijwillig in de auto zou zijn gestapt, geldt dat hij zich vervolgens in de situatie bevond dat het voor hem niet mogelijk was om de auto ook weer te verlaten. Gelet op zijn positie op de achterbank, tussen twee mannen in waaronder de zeer groot gebouwde medeverdachte [medeverdachte 1] , was het voor hem feitelijk onmogelijk de auto te verlaten. Daarbij heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de portieren van de auto vergrendeld waren. Ook de tegen [slachtoffer] geuite bedreigingen, de aanwezigheid van het (zo later pas bleek speelgoed)wapen en het gepleegde geweld, maakten het voor hem onmogelijk de auto te verlaten. Uit het handelen van verdachte en zijn medeverdachten blijkt ook duidelijk dat het hun bedoeling was te voorkomen dat [slachtoffer] dit zou doen, waarmee eveneens het vereiste opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen kan worden geacht.
Medeplegen
De betrokkenheid bij een strafbaar feit door meerdere personen kan als medeplegen worden aangemerkt als komt vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de uitvoering.
Uit de feiten volgt dat verdachte en zijn medeverdachten alle drie betaald werden om [slachtoffer] in de auto te krijgen en om mee te gaan in die auto met [slachtoffer] en dat zij daarbij ieder hun eigen rol hadden. De rol van verdachte was vooral gericht op het tot stand laten komen van de gedwongen afgifte van geld (de afpersing), wat uiteindelijk niet is gelukt, en de rol van de medeverdachten op het in dat verband in de auto krijgen, vasthouden en bedreigen van [slachtoffer] . Vanuit hun rol zijn de verdachten gezamenlijk opgetrokken en als gezamenlijkheid opgetreden in de richting van [slachtoffer] . Daarbij is niet gebleken dat verdachte en zijn medeverdachten zich op enig moment van een en ander hebben gedistantieerd, terwijl de rechtbank - gelet op de kleine ruimte (de auto) waarin zij zich bevonden – aanneemt dat zij zonder meer (van elkaar) hebben gezien en geweten wat zich in die ruimte heeft afgespeeld. Daarmee waren zij alle drie op de hoogte van wat er in de auto gebeurde, zowel ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, de poging tot afpersing als de (gewelds)
handelingen die met beide feiten gepaard gingen. Anders dan door de raadsman naar voren is gebracht, maakt het feit dat verdachte op momenten de auto uit is uitgegaan om een sigaret te roken, zijn rol in het geheel niet anders. Vast staat immers dat verdachte de bestuurder was van de auto en zodoende - in ieder geval grotendeels - feitelijk aanwezig was in de auto. Daarnaast had hij steeds de beschikking over de telefoon van [slachtoffer] , hetgeen eveneens een aanwijzing is voor de voortdurende betrokkenheid van verdachte.
Al met al is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte niet alleen samen met zijn medeverdachten [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd, maar ook dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een poging heeft gedaan om [slachtoffer] af te persen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de beide feiten bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 4 december 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en
beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders
- zich naar de woning van voornoemde [slachtoffer] begeven en aldaar gewacht tot die
[slachtoffer] naar buiten kwam en
- die [slachtoffer] gedwongen in de auto te stappen door tegen hem te zeggen dat hij in de
auto moest stappen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en door
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en dit vuurwapen tegen het schouderblad van die [slachtoffer] te drukken en
- vervolgens in de auto een panty over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] gedrukt gehouden en
- die [slachtoffer] gedwongen geld af te staan en de woorden toegevoegd: “
Doe
rustig aan. We komen er samen uit. Laat het geld deze kant op komen. Er gaat niks
met je gebeuren als je wat geeft. We gaan bellen dan komt het deze kant op.”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam geslagen en
- die [slachtoffer] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd geslagen en
- tegen die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat “
hij niet bang was om dood te
gaan en dat hij zo een kogel door zijn, die [slachtoffer] , kop zou schieten als hij, die [slachtoffer] ,
niet eerlijk zou zijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
op 4 december 2023 te Amsterdam, op de openbare weg, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging
met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, immers hebben verdachte en zijn mededaders
- zich naar de woning van voornoemde [slachtoffer] begeven en aldaar gewacht tot die
[slachtoffer] naar buiten kwam en
- die [slachtoffer] gedwongen in de auto te stappen door tegen hem te zeggen dat hij in de
auto moest stappen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en door
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en dit vuurwapen tegen het schouderblad van die [slachtoffer] te drukken en
- vervolgens in de auto een panty over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en
- een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer] gedrukt gehouden en
- die [slachtoffer] gedwongen geld af te staan en de woorden toegevoegd: “
Doe
rustig aan. We komen er samen uit. Laat het geld deze kant op komen. Er gaat niks
met je gebeuren als je wat geeft. We gaan bellen dan komt het deze kant op”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam geslagen en
- die [slachtoffer] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd geslagen en
- tegen die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat “
hij niet bang was om dood te
gaan en dat hij zo een kogel door zijn, die [slachtoffer] , kop zou schieten als hij, die [slachtoffer] ,
niet eerlijk zou zijn.”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Verzocht wordt aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten. De officier van justitie heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar op te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, zoals thans het geval is, aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Subsidiair heeft zij verzocht een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] op gewelddadige wijze van zijn vrijheid beroofd om hem zo te dwingen tot afgifte van geld. Verdachte heeft daartoe de telefoon van [slachtoffer] afgenomen en de auto bestuurd, waarin [slachtoffer] gedwongen heeft moeten plaatsnemen. Zijn mededaders hebben [slachtoffer] bedreigd met een wapen, een panty over zijn hoofd getrokken en hem geslagen. Het incident moet voor [slachtoffer] uiterst angstaanjagend zijn geweest. Het geweld en de vrijheidsberoving, die maar liefst anderhalf uur heeft geduurd, is uiteindelijk door de komst van de politie beëindigd, niet door verdachte of zijn medeverdachten. De rechtbank vindt het voorval verontrustend, mede omdat het er alle schijn van heeft dat het hier gaat om een zakelijk geschil in het criminele circuit, dat kennelijk nog niet is opgelost.
De rechtbank vindt voor dit feitencomplex in beginsel een gevangenisstraf van 24 maanden passend. Bij het bepalen van de uiteindelijk op te leggen straf zal echter nog rekening worden gehouden met de volgende strafverzwarende omstandigheden alsook met omstandigheden die tot een matiging van de straf nopen.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat in de auto twee nepwapens en één geladen vuurwapen zijn aangetroffen. Deze wapens zijn aan [slachtoffer] getoond en gebruikt om angst aan te jagen en om hem te dwingen tot afgifte van geld. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapengeweld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 juni 2024. In strafverminderende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat uit dat uittreksel blijkt dat verdachte een
first offenderis op het vlak van het plegen van misdrijven. Verdachte heeft uitsluitend geldboetes ontvangen wegens het rijden zonder een geldig rijbewijs.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 10 juli 2024. Blijkens dit rapport schat de reclassering het risico dat verdachte in herhaling zal vallen in als laag-gemiddeld. Hierbij heeft de reclassering in aanmerking genomen dat verdachte een
first offenderis, maar ook dat er bij verdachte risico's op de gebieden van financiën, psychosociaal functioneren en sociaal netwerk zijn. Omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, wordt het risico op geweld ingeschat als laag.
De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte, sinds de start van zijn schorsingstoezicht, stappen heeft gezet om zijn leven op orde te krijgen. Hij heeft werk gevonden, zich ingeschreven voor een opleiding en geen nieuwe politiecontacten opgebouwd. Desalniettemin ziet de reclassering risicofactoren op het gebied van financiën en psychosociaal functioneren. Het onderhavige delict lijkt vanwege de schulden die verdachte heeft (mede) te zijn gepleegd vanuit financieel gewin. Daarnaast maakt de reclassering zich zorgen over de wijze waarop verdachte zijn keuzes maakt. Hij laat zich mogelijk beïnvloeden door een negatief sociaal netwerk.
De rechtbank ziet in het reclasseringsrapport en het strafblad van verdachte aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met het doel verdachte in de toekomst ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld en dus ook niet eerder een straf met bijzondere voorwaarden opgelegd heeft gekregen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 25 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten. Deze straf is, met name vanwege de ernst van de feiten, hoger dan door de officier van justitie is geëist.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de wettelijke grondslag om de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren, ontbreekt. Gelet op de inschatting van het recidiverisico in bovengenoemd reclasseringsadvies, is er geen reden om er ernstig rekening mee te houden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht vereist. Daarom zal de rechtbank deze voorwaarden niet direct uitvoerbaar opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
5 STK Munitie (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6432674, .38 special);
1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6432545, Smith & Wesson 60-3);
1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433011, Blauw, merk: Namaak Scorpion);
1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433012, Rood, merk: Speelgoed pistool);
1 STK Muts (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433043, Bivakmuts);
1 STK Zak (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433049, Plastic zak);
1 STK Sok (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433051, Wit);
1 STK Sok (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433052, Zwart);
1 STK Sok (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433054, Zwart);
1 STK Zak (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433058, Bob carwash);
9 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433067, Hashish);
13 STK Medicijn (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433063, Roze).
Bewaring voor de rechthebbende
De rechtbank zal gelasten dat het voorwerp genoemd onder 6 moet worden bewaard voor de rechthebbende.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen genoemd onder 3 t/m 10 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, zullen deze voorwerpen verbeurd worden verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De voorwerpen genoemd onder 1, 2, 11 en 12 zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Deze voorwerpen zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.

9.Benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 1.181,25 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schade bestaat uit de kosten van het met spoed aanschaffen van een mobiele telefoon en het met spoed opnieuw aanvragen van een rijbewijs.
Daarnaast is melding gemaakt van geleden immateriële schade, maar op dit onderdeel is geen vordering ingesteld.
Met de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank tot de conclusie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van materiële schade. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Daarbij heeft de rechtbank bovendien in aanmerking genomen dat de politie de telefoon van de benadeelde partij nog in bezit heeft en aan hem zal retourneren. Onduidelijk is gebleven in hoeverre de benadeelde partij heeft getracht de telefoon (en/of het rijbewijs, voor zover zich dat bij de politie zou bevinden) in een eerdere stadium geretourneerd te krijgen. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Bepaald zal worden dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten zullen dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 55, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
en
poging tot medeplegen van afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
25 (vijfentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 veroordeelde zich meldt wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt;
 veroordeelde zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1985, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
 veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
6. 1 STK Zak (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433049, Plastic zak);

Verklaart verbeurd:

1. STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433011, Blauw, merk: Namaak Scorpion);
4. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433012, Rood, merk: Speelgoed pistool);
5. 1 STK Muts (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433043, Bivakmuts);
7. 1 STK Sok (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433051, Wit);
8. 1 STK Sok (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433052, Zwart);
9. 1 STK Sok (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433054, Zwart);
10. 1 STK Zak (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433058, Bob carwash).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Munitie (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6432674, .38 special);
2. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6432545, Smith & Wesson 60-3);
11. 9 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433067, Hashish);
12. 13 STK Medicijn (Omschrijving: PL1300-2023275520-G6433063, Roze).
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.M.S. Gribling, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2024.