ECLI:NL:RBAMS:2024:490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/13/744247 / KG ZA 23-1120
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot uitsluiting van de gezamenlijke huurwoning in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-partners, [eiseres] en [gedaagde], die gezamenlijk een sociale huurwoning huren. [eiseres] vorderde dat zij bij uitsluiting gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning en dat [gedaagde] de woning zou verlaten. De partijen hebben een relatie gehad die inmiddels beëindigd is, maar zij wonen nog steeds samen in de huurwoning. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht, waarbij zij stelde dat de gezamenlijke bewoning onhoudbaar is geworden door de gedragingen van [gedaagde]. [gedaagde] heeft echter verweer gevoerd en betwist dat hij problemen veroorzaakt in de woning.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat beide partijen huurder zijn van de woning en dat zij dus gelijkwaardige rechten hebben op het gebruik ervan. Voor toewijzing van de vordering van [eiseres] is het noodzakelijk dat er voldoende omstandigheden zijn die maken dat gezamenlijke bewoning niet langer houdbaar is. De rechter oordeelde dat [eiseres] onvoldoende heeft aangetoond dat haar veiligheid in het gedrang is en dat de verklaringen van haar hulpverleners niet op eigen waarneming zijn gebaseerd. Ook werd opgemerkt dat [gedaagde] weliswaar rookt in de woning, maar dat hij zich aan de afspraken moet houden over waar hij dat doet.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiseres] afgewezen, maar wel aangegeven dat partijen in overleg moeten treden over wie op termijn de woning verlaat. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in geschillen tussen ex-partners.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/744247 / KG ZA 23-1120 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 25 januari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 5 januari 2024,
advocaat mr. V.W.J.M. Kuit te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.J. den Hartog te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [eiseres] tevens een pleitnotitie. Aanvankelijk was vonnis bepaald op 29 januari 2024. Aan de advocaten van partijen is op 25 januari 2024 meegedeeld dat die dag bij vervroeging vonnis zal worden gewezen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiseres] met mr. Kuit;
- [gedaagde] en [naam] , ambulant begeleider bij stichting Voorzet Autisme, met mr. Den Hartog.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is 68 jaar oud. [gedaagde] is 65 jaar oud. Zij hebben een relatie gehad.
2.2.
Partijen huren gezamenlijk met ingang van 15 november 2021 de sociale huurwoning aan de [adres] (hierna: de woning). Daarvoor hebben partijen 23 jaar elders in Amsterdam gewoond. De woning is verkregen via de inschrijving van [eiseres] bij Woningnet.
2.3.
De woning is een tweekamerwoning met tuin. Partijen hebben ieder een eigen slaapkamer in de woning, die kan worden afgesloten.
2.4.
[eiseres] en [gedaagde] zijn (ieder voor zich) in behandeling bij een FACT-team van Mentrum.
2.5.
[eiseres] heeft van 19 maart tot 2 april 2023 in een Respijthuis in Amsterdam verbleven.
2.6.
In oktober 2023 heeft [eiseres] een logeerkamer gehuurd in een seniorencomplex in Bloemendaal, waar een goede vriend van haar woont.
2.7.
Bij e-mail van 20 december 2023 van haar advocaat heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat zij de samenwoning wil beëindigen en heeft zij [gedaagde] verzocht de woning te verlaten. Verder staat die e-mail dat als [gedaagde] niet bereid is tot afspraken te komen de rechter zal worden gevraagd het gebruik van de woning aan [eiseres] toe te wijzen.
2.8.
[eiseres] heeft een verklaring in het geding gebracht van haar hulpverlener van de Blijf Groep en een verklaring van een medewerker van Veilig Thuis. [gedaagde] heeft een verklaring in het geding gebracht van zijn hulpverlener van Mentrum FACT Noord-Oost.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning met huisraad en [gedaagde] te veroordelen deze te verlaten met afgifte van de sleutels en met bepaling dat hij de woning niet meer mag betreden, met compensatie van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe het volgende. De relatie van partijen is al ruim twintig jaar gelegen geëindigd en de vriendschappelijke band is in 2020 geëindigd. Sindsdien leven partijen op gespannen voet met elkaar. De woning is verkregen via de inschrijving van [eiseres] bij Woningnet. Uit loyaliteit heeft [eiseres] [gedaagde] laten mee tekenen op het huurcontract. [eiseres] kampt met ernstige medische klachten en lichamelijke beperkingen. [gedaagde] is autistisch en heeft een bipolaire stoornis, zonder ziekte inzicht. Hij rookt en blowt voortdurend in de woning. [eiseres] heeft astma en heeft heel veel last van het roken en blowen in de woning door [gedaagde] . Hij maakt zelden schoon in de woning en is niet aanspreekbaar op zijn gedrag. [gedaagde] heeft [eiseres] in maart 2023 aangevallen en tot drie keer toe geprobeerd haar een kopstoot te geven. Ook in augustus en oktober 2023 zijn er incidenten geweest in de woning waarbij [gedaagde] heeft gedreigd [eiseres] een kopstoot te geven. Recent zijn er incidenten geweest waarbij [gedaagde] zich agressief heeft gedragen en hij gevaarlijke situaties in de woning heeft veroorzaakt. De gezamenlijke bewoning van de woning is onhoudbaar geworden.
3.3.
[gedaagde] heeft als volgt verweer gevoerd. Partijen hebben hun relatie ongeveer 1,5 jaar geleden beëindigd. Hij betwist dat hij problemen veroorzaakt in de woning, [eiseres] ooit heeft bedreigd of heeft geprobeerd haar een kopstoot te geven. [eiseres] heeft de beschuldigingen niet onderbouwd. Wat de hulpverleners van [eiseres] schrijven over [gedaagde] is niet gebaseerd op eigen waarneming, maar op wat [eiseres] hen heeft verteld. [eiseres] kampt met emotieregulatieproblemen en boosheid. Kennelijk heeft zij haar eigen leven maar beperkt vorm kunnen geven en richt zij haar frustratie daarover op [gedaagde] . Partijen kunnen zonder grote problemen samen in de woning wonen. Zij hebben een eigen slaapkamer, die op slot kan. [eiseres] heeft via de tuin toegang tot haar kamer. De keuken, badkamer en toilet gebruiken partijen gemeenschappelijk. Het is voor partijen dus mogelijk om tamelijk gescheiden te leven in de woning. Tot november 2023 dronken partijen in de keuken regelmatig samen koffie en waren ze in staat een gesprek te voeren. Het is voor [gedaagde] onbegrijpelijk dat [eiseres] hem nu opeens uit de woning wil hebben. Er bestaat geen verband tussen het gedrag van [gedaagde] en het verblijf van [eiseres] elders. Zij verblijft al jaren een aantal weken per jaar in een Respijthuis in de buurt. Ook gaat zij al jaren geregeld naar een goede vriend in Bloemendaal om daar te slapen. Voor zover [gedaagde] weet, verblijft [eiseres] daar sinds november 2023 onafgebroken. [gedaagde] is kwetsbaar en het zal voor hem niet mogelijk zijn op korte termijn een andere woning te vinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van belang is dat partijen beiden huurder van de woning zijn en zij dus op het gebruik van de woning allebei evenveel recht hebben. Voor toewijzing van de vordering van [eiseres] moet daarom sprake zijn van dusdanige omstandigheden die maken dat gezamenlijke bewoning van de woning door partijen echt niet langer houdbaar is.
4.2.
Voor haar stelling dat haar veiligheid in het gedrang is als zij samen met [gedaagde] in de woning moet blijven wonen, heeft [eiseres] onvoldoende gesteld, althans heeft zij haar stellingen dienaangaande, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De door [eiseres] in het geding gebrachte verklaringen van haar hulpverlener en een medewerker van Veilig Thuis zijn gebaseerd op hetgeen zij aan hen heeft verteld en niet gebaseerd op eigen waarneming. Aan die verklaringen kan daarom voor wat betreft het veiligheidsaspect weinig gewicht worden toegekend.
4.3.
Op zichzelf heeft [gedaagde] niet betwist dat hij rookt in de woning, wel betwist hij te roken in de mate waarin [eiseres] dat stelt. Ter zitting is [gedaagde] erop gewezen dat hij moet stoppen met roken in de gemeenschappelijke gedeeltes van de woning en hij voortaan bij voorkeur in de tuin moet roken en anders in zijn eigen slaapkamer met het raam open. Er wordt van uitgegaan dat [gedaagde] hieraan gevolg zal geven.
4.4.
Tot slot is het ongelukkig dat [gedaagde] , toen [eiseres] de woning tijdelijk had verlaten, zonder overleg een deel van de woning opnieuw heeft geschilderd. Uiteraard had hij dit eerst moeten overleggen met [eiseres] , maar dit is geen reden om hem nu uit de woning te zetten.
4.5.
Van dusdanige omstandigheden die maken dat gezamenlijke bewoning van de woning door partijen op dit moment echt niet langer houdbaar is, is op dit moment onvoldoende gebleken. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
4.6.
Wel zullen partijen met behulp van hun advocaten en hulpverlening met elkaar in overleg moeten over wie op welke termijn de woning verlaat. Niet aannemelijk is dat de gezamenlijke bewoning van de woning door partijen op de lange termijn houdbaar is. Ideaal is de samenwoning immers niet meer, zoveel is duidelijk. Daarbij wordt opgemerkt dat het op de weg van [gedaagde] ligt om op zoek te gaan naar een andere woning, omdat de woning is verkregen op basis van de inschrijving van [eiseres] bij Woningnet.
4.7.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd zoals te doen gebruikelijk in geschillen tussen ex-partners.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG