Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over twee vorderingen van de moeder met betrekking tot haar kinderen. De moeder vroeg vervangende toestemming om met haar kinderen naar Ghana te reizen van 19 juli 2024 tot 8 augustus 2024, en om hulpverlening voor de kinderen in te schakelen. De vader had aanvankelijk toestemming verleend voor de reis, maar de rechtbank oordeelde dat de verleende toestemming onvoldoende zekerheid bood voor de douane, omdat het paspoortnummer op de formulieren niet kon worden geverifieerd. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering voor vervangende toestemming voor de vakantie toegewezen.
Daarnaast vroeg de moeder schorsing van het ouderlijk gezag van de vader, omdat er een bodemprocedure loopt over de beëindiging van zijn gezag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een acute bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen, maar verleende wel vervangende toestemming voor hulpverlening aan de kinderen, in overleg met de huisarts of gezinsmanager. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.