ECLI:NL:RBAMS:2024:4879

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
745059 / HA RK 24 -13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake voorlopig deskundigenbericht in medische aansprakelijkheidszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2024 een tussenbeschikking gegeven in een civiele procedure tussen [verzoeker] en Stichting Amsterdam UMC (VUmc). [verzoeker] heeft VUmc aansprakelijk gesteld voor medisch onzorgvuldig handelen bij de uitvoering van Facial Feminization Surgery (FFS) op 15 september 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een voorlopig deskundigenbericht moet worden bevolen om de zorgvuldigheid van het handelen van de betrokken arts, [naam arts], te onderzoeken. De rechtbank heeft dr. R.H. Schepers, MKA-chirurg, benoemd als deskundige. De rechtbank heeft de procedure beschreven, inclusief de indiening van verzoekschriften, de mondelinge behandeling en de correspondentie tussen partijen. De rechtbank heeft de vragen geformuleerd die aan de deskundige moeten worden voorgelegd, met de nadruk op de professionele standaard en de informatievoorziening aan [verzoeker]. De rechtbank heeft ook de verplichtingen van partijen ten aanzien van het deskundigenonderzoek uiteengezet, evenals de procedure voor het indienen van het rapport van de deskundige. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat het voorschot voor de kosten van de deskundige door [verzoeker] moet worden gedeponeerd. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/745059 / HA RK 24-13
Beschikking van 4 juli 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. H.J. Oosterhagen,
tegen
STICHTING AMSTERDAM UMC,
gevestigd in Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: VUmc,
advocaat: mr. J.A. de Clerck.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] met producties, ingekomen ter griffie op 15 januari 2024;
- de tussenbeschikking van 15 februari 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift van VUmc met producties, ingekomen ter griffie op 18 maart 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 25 maart 2024;
- de correspondentie met partijen over de persoon van de te benoemen deskundige.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] heeft zich in 2016 aangemeld bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). UMCG heeft [verzoeker] doorverwezen naar VUmc voor verdere begeleiding in verband met de gestelde diagnose genderdysforie. Sinds september 2016 is [verzoeker] bekend bij het genderteam van VUmc.
2.2.
[verzoeker] heeft op 15 september 2020 aangezichtoperaties laten verrichten in het ziekenhuis van VUmc, bestaande uit een neuscorrectie, adamsappelreductie en een voorhoofdscorrectie met wenkbrauwlift. Deze operaties zijn uitgevoerd onder de noemer van Facial Feminization Surgery (FFS). Dat is een medisch specialistisch chirurgische behandeling met als doel mannelijke trekken uit het gelaat weg te nemen en het gezicht vrouwelijker te maken.
2.3.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft [verzoeker] VUmc aansprakelijk gesteld daartoe stellende dat medisch onzorgvuldig is gehandeld bij het verrichten van FFS en het stellen van de diagnose genderdysforie. VUmc heeft bij brief van 29 augustus 2022 aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Partijen verschillen van mening over de zorgvuldigheid van het handelen van een arts van VUmc, [naam arts] (hierna: [naam arts] ), die was betrokken bij FFS van 15 september 2020. De verwijten van [verzoeker] , zoals nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, zien op de indicatiestelling, informatieverstrekking en uitvoering van FFS. Volgens [verzoeker] had hij geen passabiliteitsprobleem (daarvan is kort gezegd sprake als een transgenderpersoon niet als het ervaren geslacht wordt herkend) en ontbrak daarom een medische noodzaak voor het uitvoeren van de ingrepen, met de nadruk op de neuscorrectie. [verzoeker] verwijt VUmc dat [naam arts] bij het verrichten van de neuscorrectie uitdrukkelijk zijn wensen en instructies heeft genegeerd. Hij wilde niets aan zijn neus laten doen. [naam arts] heeft volgens hem zonder zijn toestemming te veel aan zijn neus veranderd. Ten aanzien van de adamsappelreductie en de voorhoofdscorrectie met wenkbrauwlift heeft [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat hij deze ingrepen wel wilde laten verrichten. Verder verwijt [verzoeker] VUmc dat hij onvoldoende is geïnformeerd over de gevolgen en risico’s van de ingrepen. Zo stelt hij niet gewezen te zijn op het risico van verminderde neuspassage wat betreft de neuscorrectie en het risico van een verminderd stembereik in verband met de adamsappelcorrectie, welke risico’s zich hebben gerealiseerd. Tot slot verwijt [verzoeker] VUmc dat hij als gevolg van medisch onzorgvuldig handelen een verminderde neuspassage heeft. [verzoeker] heeft uitdrukkelijk laten weten dat de verwijten alleen zien op FFS en niet zien op de volgens hem onjuist gestelde diagnose genderdysforie.
3.2.
VUmc is van mening dat er geen fouten zijn gemaakt bij de indicatiestelling, informatieverstrekking en uitvoering van FFS. Zij brengt onder meer naar voren dat de neuscorrectie op de gebruikelijke wijze en volgens de destijds geldende medisch professionele standaard is uitgevoerd.
3.3.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. VUmc heeft zich niet verzet tegen het verzoek tot benoeming van een deskundige als zodanig. VUmc voert aan dat een MKA-chirurg moet worden benoemd die kennis heeft van genderbevestigende gelaatschirurgie, en – anders dan [verzoeker] heeft verzocht – geen KNO-arts. VUmc stelt verder een aanpassing van de vraagstelling voor die [verzoeker] in het verzoekschrift heeft geformuleerd.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal een voorlopig deskundigenbericht bevelen. Aan de wettelijke vereisten daartoe is voldaan en er zijn geen afwijzingsgronden.
deskundige
4.2.
De gedragingen van een arts dienen te worden gespiegeld aan hoe een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. De verwijten van [verzoeker] hebben betrekking op het handelen van een [naam specialisme] ten aanzien van FFS. De rechtbank zal dr. R.H Schepers (hierna: Schepers), als MKA-chirurg werkzaam in het Martini Ziekenhuis in Groningen, als deskundige benoemen. Schepers beschikt over de vereiste deskundigheid en heeft aan de rechtbank meegedeeld bereid te zijn om het deskundigenonderzoek uit te voeren en vrij te staan ten opzichte van partijen. Anders dan [verzoeker] heeft betoogd, acht de rechtbank wel relevant dat de te benoemen deskundige ervaring heeft met FFS. De rechtbank heeft, op verzoek van [verzoeker] en mede aan de hand van suggesties van Schepers, wel gepoogd om een andere deskundige te vinden met dezelfde kennis, ervaring en beschikbaarheid, maar dat heeft niet tot succes geleid.
4.3.
De rechtbank merkt hier vast op dat de door [verzoeker] voorgestelde vraag 1 niet meer zal worden opgenomen in de vraagstelling aan de deskundige omdat de vraag naar onpartijdigheid al aan de orde is gesteld.
vragen
4.4.
Partijen zijn het grotendeels eens over de aan de deskundige voor te leggen vragen.
4.5.
Bij de vaststelling van de vraagstelling aan de deskundige neemt de rechtbank de wensen van beide partijen zoveel mogelijk in aanmerking, waarbij erop wordt gelet dat de te stellen vragen voldoende duidelijk, open, relevant en volledig zijn teneinde een rapport van de deskundige te verkrijgen dat mede ten grondslag kan worden gelegd aan een eventuele rechterlijke uitspraak, indien later zou blijken dat partijen het geschil niet in der minne hebben kunnen regelen. De rechtbank zal de vragen daarom deels herformuleren en de vraagstelling aanpassen.
vragen over medische noodzaak
4.6.
De vragen over de indicatiestelling en de ‘medische noodzaak’ die [verzoeker] beantwoord wil zien, horen niet in dit deskundigenonderzoek thuis. De vraag naar de medische noodzaak van de ingrepen is in de eerste plaats relevant voor de vraag of de verleende zorg verzekerde zorg is. Verder is voor beantwoording van deze vragen een beoordeling van de gehele pre-operatieve fase vereist, waarbij meerdere disciplines betrokken zijn geweest, en waarover dus niet alleen een MKA-chirurg kan oordelen. Daarbij heeft [verzoeker] het standpunt ingenomen dat hij met zijn verzoek juist niet beoogt het gehele gendertraject bij VUmc en de gestelde diagnose te laten beoordelen, met welk standpunt de voorgestelde vragen niet te rijmen zijn.
vragen over de eventuele gevolgen
4.7.
De door [verzoeker] voorgestelde vraag 6c wordt niet door de rechtbank overgenomen. Het gaat er niet om of de behandeling tot schade heeft geleid. Van belang is slechts of eventueel medisch onzorgvuldig handelen tot schade heeft geleid. Het is immers goed voorstelbaar dat er ook ten gevolge van een zorgvuldige behandeling (niet te voorkomen) complicaties ontstaan die tot schade leiden en waarvoor VUmc niet aansprakelijk kan worden gehouden.
4.8.
Verder zal de rechtbank in dit stadium van de procedure, waar het gaat om de vraag naar aansprakelijkheid, geen vragen voorleggen die zien op de vraag naar het causaal verband. Niet alleen om proceseconomische redenen, maar ook omdat het in personenschadezaken de voorkeur heeft dat partijen, zodra aansprakelijkheid vaststaat, de verdere schadeafwikkeling buiten rechte voortzetten.
4.9.
De rechtbank heeft de vraagstelling met inachtneming van de opmerkingen van partijen, definitief vastgesteld, zoals in de beslissing opgenomen. Als de deskundige met de vraagstelling onverhoopt niet uit de voeten kan, wordt hij verzocht contact op te nemen met de rechtbank.
voorschot
4.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat het voorschot in beginsel door de verzoekende partij, [verzoeker] , moet worden gedeponeerd, Omdat [verzoeker] met een toevoeging procedeert, zal het voorschot op de voet van artikel 195 in verbinding met artikel 199 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in debet worden gesteld.
slotopmerkingen
4.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de rechtbank in het nadeel van die partij beslissen.
4.12.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief contact heeft met de deskundige moet dat schriftelijk gebeuren. Die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moet hij/zij dan ook meteen in kopie aan de andere partij sturen.
4.13.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat nu het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek is waarvoor geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat, [verzoeker] het inzage- en blokkeringsrecht heeft als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat [verzoeker] als eerste het conceptrapport van de deskundige moet ontvangen en vervolgens, als hij bij dat rapport haar blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige ontvangt. De deskundige zal daarom moeten handelen als hierna in de beslissing is opgenomen. De rechtbank wijst er overigens op dat, als [verzoeker] van zijn blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht.
4.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Inleiding
In deze zaak staat het handelen van [naam arts] , [naam specialisme] , ter discussie. Uw onderzoek(srapport) heeft als doel dat de rechter over het handelen van de betrokken arts kan oordelen; is er juist gehandeld door de arts? Het handelen van de betrokken arts moet de rechter toetsen aan een norm die wordt geduid als de norm van het goed hulpverlenerschap. Die norm vereist kennis van de medisch professionele standaard en de manier waarop de betrokken arts de geneeskundige behandeling heeft verricht. Om die toets te kunnen doen, is het noodzakelijk dat de rechter door u als medische deskundige wordt voorgelicht, om zo voorzien te worden van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken arts. U wordt als medisch deskundige niet gevraagd om te oordelen over de aansprakelijkheid. Bij uw beoordeling moet u dan ook uit gaan van objectieve maatstaven. Leeftijd, rang en ervaring van de arts zijn voor de toets niet van belang.
In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de wetenschap in het jaar waarin de geneeskundige behandeling plaats had, en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.
Het begrip ‘medisch professionele standaard’ moet u steeds opvatten als het geheel van regels en normen waaraan de hulpverlener is gehouden, die blijken uit de opleiding(seisen) voor medici, inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur, protocollen en gedragsregels.
Onderzoek
Het staat u vrij om op ieder moment personen – waaronder [verzoeker] en [naam arts] – te horen, aanvullend onderzoek te verrichten en/of nadere gegevens op te vragen indien u dat wenselijk acht voor de beantwoording van de aan u gestelde vragen. Wilt u in voorkomend geval in uw rapport beschrijven welke personen u heeft gehoord en wat met hen is besproken, welk aanvullend onderzoek u heeft verricht en/of een afschrift van de opgevraagde gegevens als bijlage voegen bij uw rapport?
Hoe hoort het in het algemeen te gaan?
[verzoeker] maakt aan VUmc (in de persoon van [naam arts] ) de verwijten zoals uiteengezet onder 3.1. U wordt verzocht uw onderzoek te richten op (de informatieverstrekking over) de ingrepen in de periode van 28 februari 2019 tot en met 15 september 2020 en de verwijten die [verzoeker] VUmc maakt, met inachtneming van 4.6 hiervoor. De verwijten zoals in uw onderzoek aan de orde zien alleen op FFS en niet op de diagnose genderdysforie, en dus ook niet op de indicatiestelling (medische noodzaak).
Vraag 1
a. Kunt u voor de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling waar het hier over gaat, aangeven waaruit deze moet bestaan volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard?
b. Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur, en de (digitale) vindplaats daarvan vermelden?
c. Kunt u bij de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling aangeven of met de bepaalde handelwijze beoogd wordt een specifiek omschreven medisch doel te bereiken?
d. Zo ja, welk doel?
e. Zijn er meerdere mogelijkheden van behandeling?
f. Zo ja, voor welke mogelijke behandeling is in dit geval gekozen?
g. Kunt u aangeven of er binnen de beroepsgroep bestaande medisch professionele standaard iets bekend is over het verschil in resultaat van de behandelingen?
Vraag 2
a. Kunt u aangeven hoe [verzoeker] had moeten worden geïnformeerd over de onderhavige ingrepen (neuscorrectie, adamsappelreductie en een voorhoofdscorrectie met wenkbrauwlift)?
b. Geldt voor deze ingrepen dat toestemming schriftelijk moet worden vastgelegd?
Hoe is het in dit geval gegaan?
Vraag 3
a. Kunt u op basis van de beschrijving in het medisch dossier en uw bevindingen bij eventueel lichamelijk onderzoek, voor zover verricht, een beschrijving geven van de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling zoals verricht bij [verzoeker] op
15 september 2020?
b. Voor zover een handeling niet duidelijk is, wilt u dit dan aangeven onder
opgave van redenen?
e. Is het voor u mogelijk aan te geven hoe [verzoeker] is geïnformeerd over de diverse onderdelen (neuscorrectie, adamsappelreductie en een voorhoofdscorrectie met wenkbrauwlift) van de FFS behandeling en de risico’s en gevolgen daarvan voor de gezondheid?
f. Is het voor u mogelijk aan te geven of [verzoeker] toestemming heeft gegeven voor de verschillende ingrepen op 15 september 2020? Is de gegeven toestemming schriftelijke vastgelegd?
Vraag 4
U moet deze vraag zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.
a. Kunt u aangeven of naar uw oordeel [naam arts] heeft gehandeld volgens de op dat moment voor haar geldende professionele standaard?
b. Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven in hoeverre dat niet is gebeurd en hoe er anders had moeten en kunnen worden gehandeld?
c. Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in dit geval tot een andere conclusie was gekomen dan waartoe u komt?
d. Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in dit geval tot een ander oordeel was gekomen: kunt u aangeven wat die conclusie zou zijn geweest?
Vraag 5
Medisch wetenschappelijke opvattingen
a. Bestaan er over het onderwerp van de expertise medisch wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?
Als u vraag 5a bevestigend heeft beantwoord:
b. Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?
c. Wat is uw eigen opvatting?
Vraag 6
Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak?
5.2.
benoemt tot deskundige:
de heer dr. R.H. Schepers, MKA-chirurg,
correspondentieadres:
Martini Ziekenhuis
Afdeling MKA
[adres]
[adres]
telefoon: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres]
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige
binnen drie wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.4.
bepaalt dat het voorschot ten laste van [verzoeker] door de griffier zal worden betaald aan de deskundige, ten laste van ’s Rijks kas en dat dit bedrag hangende de procedure voorlopig in debet wordt gesteld,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking (vandaag) aan de deskundige zal toezenden,
5.7.
bepaalt dat [verzoeker] het procesdossier zo spoedig mogelijk in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
5.8.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn, de
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
drie maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundige er op dat uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
5.12.
schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding moet worden gemaakt van de inhoud van die opmerkingen en verzoeken,
5.13.
bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan VUmc zal laten weten dat hij het concept-rapport aan [verzoeker] heeft gezonden,
5.14.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoeker] zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan VUmc zal toezenden,
5.15.
bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop,
5.16.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
5.17.
bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan VUmc zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan [verzoeker] heeft gezonden,
5.18.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoeker] zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan VUmc,
5.19.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoeker] zijn blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan VUmc,
5.20.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door
mr. E.C. Kleverlaan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024 door mr. Q.R.M. Falger, rechter.