Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op de zitting
2.Tenlastelegging
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.Waardering van het bewijs
4.Het bewijs
5.Strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
“Betrokkene is – gezien de uitgebreidheid van zijn waansysteem – vermoedelijk reeds langere tijd psychotisch. Hij vertelt o.a. werkzaam te zijn als geheim agent. Vermoedelijk is er sprake van akoestische- en visuele hallucinaties. Via teksten op de muren krijgt hij bijzondere boodschappen door. Ook ontvangt hij zonderlinge telefoontjes. Hij meent samen met zijn moeder de doden tot leven te kunnen wekken. Hij gebruikt dagelijks cannabis, wat de psychotische klachten kan verergeren. Het denken en handelen van betrokkene lijkt volledig te worden bepaald door zijn psychotische klachten. Aannemelijk is dat dat ook het geval was ten tijde van het tenlastegelegde. Mogelijk is er sprake van schizofrenie.”
8.Benadeelde partijen
€ 400,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
€ 366,25 aan vergoeding van materiële schade en € 400,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte], voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaathem
van alle rechtsvervolging.
benadeelde partij [naam 1]toe tot een bedrag van
€ 400,-(vierhonderd euro), bestaande uit vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening.
ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 400,-(vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 0 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
benadeelde partij [naam 2]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 759,-(zevenhonderdnegenenvijftig euro), bestaande uit € 359,- (driehonderdnegenenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening.
overigewordt
afgewezen.
ten behoeve van [naam 2] aan de Staat € 759,-(zevenhonderdnegenenvijftig euro), bestaande uit € 359,- (driehonderdnegenenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 0 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
voorlopige hechtenis.