ECLI:NL:RBAMS:2024:4876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
13/099910-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na dierenmishandeling en mishandeling van ambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van dierenmishandeling, mishandeling van ambtenaren en wederspannigheid. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd en werd op 22 maart 2024 in Amsterdam aangehouden. Tijdens de zitting op 17 juli 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. V. de Jong, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de raadsman, mr. J.W.P. Beijen, heeft betoogd dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de tenlastegelegde datum een hond heeft mishandeld en ambtenaren heeft aangevallen tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die volgens deskundigen lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de feiten niet in staat was om zijn handelen te bepalen, en heeft hem daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

Daarnaast heeft de rechtbank zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. De benadeelde partijen, twee ambtenaren, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding. De rechtbank heeft de maximale gijzeling bij niet-betaling op nul dagen gesteld, rekening houdend met de psychische gesteldheid van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/099910-24
Datum uitspraak: 31 juli 2024
Verkort vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.P. Beijen, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door of namens de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door medewerker [naam 3] van Slachtofferhulp Nederland (SHN), naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 22 maart 2024 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: dierenmishandeling;
feit 2: mishandeling van ambtenaren [naam 1] en [naam 2] ;
feit 3: wederspannigheid.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1
op 22 maart 2024 te Amsterdam, zonder redelijk doel bij een dier, te weten een hond genaamd [naam hond] , pijn heeft veroorzaakt door die hond met kracht tegen het lichaam te schoppen;
feit 2
op 22 maart 2024 te Amsterdam, de ambtenaren, [naam 1] en [naam 2] , beiden handhaver in dienst van de gemeente Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft mishandeld door die [naam 1] tegen het hoofd te stompen en die [naam 2] tegen het hoofd te stompen en aldus de bril van het hoofd van die [naam 2] te slaan;
feit 3
op 22 maart 2024 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [naam 1] en [naam 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met de aanhouding van verdachte op verdenking van enig strafbaar feit door
- nadat die [naam 1] en [naam 2] zijn arm hadden vastgepakt, zich los te rukken;
en
- nadat die [naam 2] verdachte naar de grond had gebracht, zijn spieren aan te spannen en zich wederom los te rukken;
en
- zich te bewegen in een andere richting dan waarin die ambtenaren hem trachtten te geleiden.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Hoewel uit het dossier blijkt dat er iets met verdachte aan de hand is, heeft verdachte op de terechtzitting verklaard zich de gebeurtenis goed te kunnen herinneren. Verdachte heeft ook duidelijk verklaard over het hoe en waarom van zijn handelen tijdens het tenlastegelegde.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte op grond van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarbij heeft de raadsman onder meer gewezen op het consult rechtspleging van psycholoog S.J.D. Dijkstra van 9 april 2024. Ook heeft de raadsman verwezen naar de in het kader van de voorbereiding van de zorgmachtiging opgemaakte medische verklaring van psychiater J.M.C. van Dam van 4 juli 2024 (hierna: de medische verklaring). De raadsman heeft verzocht dit stuk aan het strafdossier toe te voegen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Is verdachte toerekeningsvatbaar?
Psycholoog Dijkstra heeft haar bevindingen en conclusies ten aanzien van verdachte, die zijn gebaseerd op een consultatie met verdachte enkele dagen nadat de tenlastegelegde feiten zijn gepleegd, neergelegd in een trajectconsult. Hierin concludeert de psycholoog:
“Betrokkene is – gezien de uitgebreidheid van zijn waansysteem – vermoedelijk reeds langere tijd psychotisch. Hij vertelt o.a. werkzaam te zijn als geheim agent. Vermoedelijk is er sprake van akoestische- en visuele hallucinaties. Via teksten op de muren krijgt hij bijzondere boodschappen door. Ook ontvangt hij zonderlinge telefoontjes. Hij meent samen met zijn moeder de doden tot leven te kunnen wekken. Hij gebruikt dagelijks cannabis, wat de psychotische klachten kan verergeren. Het denken en handelen van betrokkene lijkt volledig te worden bepaald door zijn psychotische klachten. Aannemelijk is dat dat ook het geval was ten tijde van het tenlastegelegde. Mogelijk is er sprake van schizofrenie.”
De psycholoog adviseert om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken.
In het kader van de strafzaak heeft er geen nader onderzoek naar de psyche van verdachte plaatsgevonden. De bevindingen en conclusies van psychiater Van Dam in het kader van de voorbereiding van een zorgmachtiging zijn neergelegd in de medische verklaring die ter terechtzitting aan het strafdossier is toegevoegd. Hierin concludeert de psychiater – zakelijk weergegeven – dat verdachte lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en andere psychotische stoornissen. Daarnaast is er sprake van middelengerelateerde- en verslavingsstoornissen. De gedragskeuzes van verdachte werden ten tijde van het tenlastegelegde door de psychotische stoornissen en alcoholgebruik beïnvloed. Bij de aanhouding was bij verdachte sprake van een uitgebreid waansysteem, vermoedelijk met akoestische- en visuele hallucinaties, imperatieve hallucinaties en achterdocht, passend bij een psychotische decompensatie. Ten tijde van het onderzoek door de psychiater was er sprake van een psychose, grotendeels in remissie door antipsychoticagebruik.
De rechtbank ziet op grond van de conclusies van de deskundigen en de verklaring van verdachte zelf aanknopingspunten om aan te nemen dat de keuzemogelijkheden en het handelen van verdachte bij het plegen van de strafbare feiten volledig werden bepaald vanuit zijn psychische problematiek. De rechtbank acht verdachte voor het bewezenverklaarde daarom volledig ontoerekeningsvatbaar. Dat verdachte zich de feiten kan herinneren en hierover duidelijk heeft verklaard, maakt niet dat verdachte volledig zelf zijn wil en handelen heeft kunnen bepalen. Verdachte is niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Zorgmachtiging
De rechtbank heeft aan verdachte in de zaak met rekestnummer 24/4470, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz voor de duur van zes maanden verleend.

8.Benadeelde partijen

8.1
De vordering van benadeelde partij [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] heeft ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2 en 3
€ 400,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De verdediging heeft wel verzocht om, gelet op de psychische gesteldheid van verdachte, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder 2 en 3 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Wel zal de rechtbank de maximale gijzeling bij niet-betaling op nul dagen stellen.
8.2
De vordering van benadeelde partij [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] heeft ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2 en 3
€ 366,25 aan vergoeding van materiële schade en € 400,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schade bestaat uit een bedrag van € 359,- voor de aanschaf van een bril, € 5,73 voor parkeerkosten gemaakt bij aanschaf van de bril en € 1,52 voor parkeerkosten gemaakt bij het afhalen van de bril.
8.2.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 760,52 wordt toegewezen en voor het overige wordt afgewezen. De parkeerkosten voor de aanschaf van de bril zijn niet toe te rekenen aan verdachte omdat het causaal verband tussen het handelen van verdachte en de schade ontbreekt. De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij verzocht om het bedrag voor de aanschaf van de bril te matigen en de benadeelde partij ten aanzien van deze post voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat alleen de brilpoot is afgebroken. Daarom was het niet nodig om een nieuwe bril aan te schaffen; de bril had immers nog hersteld kunnen worden.
De verdediging heeft voorts verzocht om, gelet op de psychische gesteldheid van verdachte, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.
8.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt. De post ‘aanschaf van een bril’ ad € 359,- komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Daarbij overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij een verklaring van de opticien heeft overgelegd, waaruit blijkt dat het niet mogelijk was om alleen de brilpoot te vervangen. De andere posten ad € 5,73 en € 1,52 zullen worden afgewezen. De parkeerkosten zijn niet toe te rekenen aan verdachte omdat het causaal verband tussen het handelen van verdachte en de schade ontbreekt.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder 2 en 3 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank zal de maximale gijzeling bij niet-betaling op nul dagen stellen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren
feit 2: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
feit 3: wederspannigheid
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaathem
van alle rechtsvervolging.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [naam 1]toe tot een bedrag van
€ 400,-(vierhonderd euro), bestaande uit vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 400,-(vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 0 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [naam 2]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 759,-(zevenhonderdnegenenvijftig euro), bestaande uit € 359,- (driehonderdnegenenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering voor het
overigewordt
afgewezen.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [naam 2] aan de Staat € 759,-(zevenhonderdnegenenvijftig euro), bestaande uit € 359,- (driehonderdnegenenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 22 maart 2024, tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 0 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Olsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 31 juli 2024.