ECLI:NL:RBAMS:2024:4856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/744850 / HA RK 24-7
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] om inzage in zijn persoonsgegevens bij Bureau Brandeis B.V. Het verzoek is ingediend op basis van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft vastgesteld dat Bureau Brandeis op 18 oktober 2023 een sommatiebrief aan [verzoeker] heeft gestuurd, waarin persoonsgegevens van [verzoeker] zijn opgenomen. Na een verzoek van [verzoeker] om inzage in deze gegevens, heeft Bureau Brandeis op 7 februari 2024 gereageerd en informatie verstrekt over de verwerkte persoonsgegevens. De rechtbank heeft beoordeeld of Bureau Brandeis aan het inzageverzoek heeft voldaan en of er nog aanvullende informatie verstrekt moest worden. De rechtbank concludeert dat Bureau Brandeis voldoende informatie heeft gegeven over de verwerking van de persoonsgegevens en dat het inzagerecht niet absoluut is. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen, omdat Bureau Brandeis al aan het verzoek had voldaan en de geheimhoudingsplicht van de advocaat in dit geval ook een rol speelt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKAmsterdam
Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/744850 / HA RK 24-7
Beschikking van 1 augustus 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUREAU BRANDEIS B.V.,
te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: Bureau Brandeis,
advocaat: mr. S.W. Stapel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 29 december 2023 met producties,
- de beschikking van 22 februari 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift met producties,
- de akte overlegging aanvullende stukken van Bureau Brandeis,
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Op 18 oktober 2023 heeft Bureau Brandeis een betekende sommatiebrief aan [verzoeker] verstuurd, ter behartiging van de belangen van een cliënt van Bureau Brandeis. De sommatiebrief bevat persoonsgegevens van [verzoeker] .
2.2.
Bij e-mail van 22 oktober 2023 verzoekt [verzoeker] aan Bureau Brandeis, in reactie op de sommatiebrief onder meer en voor zover van belang, om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens.
2.3.
Op 7 februari 2024 heeft Bureau Brandeis voor het eerst op het inzageverzoek van [verzoeker] gereageerd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt – samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, om Bureau Brandeis te veroordelen:
  • om aan [verzoeker] een volledig overzicht van de persoonsgegevens, een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens en de ontvangers daarvan alsmede informatie over de herkomst van de gegevens te verstrekken op (elektronisch) schrift binnen een maand na beschikking tegen vergoeding van redelijke kosten,
  • om aan [verzoeker] schriftelijk mede te delen of zijn persoonsgegevens uit het bestand aan derden zijn verstrekt en zo ja, aan wie,
  • tot betaling van een dwangsom van € 10.000,
  • in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat Bureau Brandeis als verwerkingsverantwoordelijke op grond van artikel 4 lid 7 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) informatie dient te verstrekken over de wijze waarop Bureau Brandeis aan zijn persoonsgegevens is gekomen en op welke wijze deze gegevens zijn verwerkt. Bureau Brandeis is in het bezit van zijn tweede voornaam en zijn adresgegevens, terwijl dit niet in openbare bronnen is te raadplegen. Ook is nog niet duidelijk in welke stukken geen inzage wordt verleend en wat de reden daarvan is, waardoor het niet mogelijk is om de door Bureau Brandeis hierbij gemaakte belangenafweging te checken. Voor zover het gaat om vertrouwelijke correspondentie met haar cliënt, is de geheimhoudingsplicht van een advocaat is niet absoluut volgens [verzoeker] .
3.3.
Bureau Brandeis verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. De gegevens die Bureau Brandeis van [verzoeker] heeft verwerkt zijn heel beperkt. Bureau Brandeis heeft via sociale media beperkte persoonsgegevens van [verzoeker] kunnen achterhalen. Vervolgens heeft Bureau Brandeis een deurwaarder ingeschakeld in verband met het uitbrengen van een sommatie, die de persoonsgegevens van [verzoeker] via de Basisregistratie Personen (BRP) heeft achterhaald en geverifieerd. Bureau Brandeis heeft enkel persoonsgegevens van [verzoeker] verwerkt in het kader van de betekening van de sommatiebrief. Verder stelt Bureau Brandeis dat [verzoeker] geen belang meer heeft bij zijn verzoek, omdat Bureau Brandeis al – voor zover mogelijk in haar hoedanigheid als advocatenkantoor – inzage heeft verleend. Bureau Brandeis concludeert tot afwijzing van het verzoek en veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De grondslag van het verzoek van [verzoeker] betreft artikel 15 AVG. Volgens lid 1 van artikel 15 AVG heeft [verzoeker] het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke (Bureau Brandeis), uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van zijn betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens en informatie over onder meer verwerkingsdoeleinden en de betrokken categorieën van persoonsgegevens en de ontvangers daarvan. In lid 3 van artikel 15 AVG staat dat de verwerkingsverantwoordelijke een kopie van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt aan de betrokkene. In lid 4 van artikel 15 AVG staat dat het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, geen afbreuk doet aan de rechten en vrijheden van anderen.
4.2.
Bij de beoordeling van het inzageverzoek van [verzoeker] is allereerst van belang of, en zo ja in hoeverre, Bureau Brandeis al aan het verzoek heeft voldaan. In dat kader stelt de rechtbank het volgende vast.
4.3.
In reactie op het ingediende verzoekschrift heeft Bureau Brandeis bij e-mailbericht van 7 februari 2024 aan [verzoeker] informatie verstrekt over de door haar verwerkte persoonsgegevens van [verzoeker] . Bureau Brandeis heeft hierbij aangegeven dat de voor- en achternaam van [verzoeker] te vinden zijn op zijn
Spotify-account. Ook heeft Bureau Brandeis aangegeven dat zij deze gegevens heeft verstrekt aan de deurwaarder om een sommatiebrief te versturen en dat de deurwaarder de tweede naam en de adresgegevens van [verzoeker] heeft achterhaald via de BRP. [verzoeker] heeft in reactie daarop aan Bureau Brandeis laten weten te persisteren in zijn verzoek, onder meer omdat hij meent dat Bureau Brandeis geen gerechtvaardigd belang heeft bij het behoud en de verwerking van zijn gegevens. In dat kader wisselen partijen in de maanden februari tot en met juni 2024 meerdere e-mailberichten uit.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat Bureau Brandeis aan het inzageverzoek van [verzoeker] heeft voldaan. Bureau Brandeis heeft toegelicht op welke wijze zij de persoonsgegevens van [verzoeker] heeft verkregen en verwerkt in het kader van het versturen van een sommatiebrief aan [verzoeker] . Het gaat om de naam, het adres en enkele sociale mediaberichten van [verzoeker] . [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd waarom Bureau Brandeis, ondanks de reeds verstrekte informatie, niet aan zijn inzageverzoek heeft voldaan. Daarnaast is het inzagerecht niet absoluut. [verzoeker] heeft betoogd dat Bureau Brandeis ook inzage moet vertrekken in zijn persoonsgegevens die zijn verwerkt in de correspondentie met haar cliënt. Bureau Brandeis heeft terecht aangevoerd dat de rechten en (geheimhoudings)verplichtingen van een advocaat aan die inzage in de weg staat, op grond van het bepaalde in lid 4 van artikel 15 AVG. De rechtbank volgt Bureau Brandeis in haar standpunt dat ook de door [verzoeker] aangedragen middenweg om deels weggelakte met haar cliënt gewisselde e-mailberichten te delen ook afbreuk zou doen aan zowel haar rechten en vrijheden als advocatenkantoor om haar beroep te kunnen uitoefenen en de belangen van haar cliënten effectief te waarborgen, als aan de rechten en vrijheden van haar cliënten om zich vrijelijk tot een advocaat te kunnen wenden en met die advocaat te kunnen corresponderen en informatie te kunnen wisselen zonder dat een wederpartij of een derde daarin inzage krijgt. Deze beperking die uit artikel 15 AVG zelf volgt, moet daarom ook tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] leiden.
Conclusie
4.5.
De conclusie is dat het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Hoewel Bureau Brandeis in het gelijk is gesteld, heeft zij niet binnen een maand op het verzoek van [verzoeker] beslist of medegedeeld dat zij hiertoe meer tijd nodig had. Pas na het indienen van het verzoekschrift, heeft zij op het verzoek gereageerd. Om die reden zullen de proceskosten in deze procedure worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.F. de Groot, rechter, bijgestaan door mr. L.M.F. van Dijck en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.