ECLI:NL:RBAMS:2024:4842

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10827570 \ CV EXPL 23-15206
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geldleningen en tegenvordering tot terugbetaling van onverschuldigde betalingen in het kader van een samenwerking voor verduurzaming van huurwoningen

In deze zaak vordert Urbanesk B.V. betaling van twee geldleningen van in totaal € 12.022,25 van [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2]. De geldleningen, verstrekt door Urbanesk, zijn niet terugbetaald, ondanks dat [gedaagde 2] zich hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld. Urbanesk heeft ook aanspraak gemaakt op contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden hebben verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld, waarbij zij stellen dat zij nog een bedrag van € 47.459,87 van Urbanesk te vorderen hebben. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden aan Urbanesk nog € 10.500 verschuldigd zijn en dat de tegenvordering ongegrond is. De kantonrechter heeft de vordering van Urbanesk toegewezen, inclusief de gevorderde rente en proceskosten, en de tegenvordering van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] afgewezen. De proceskosten zijn begroot op € 1.571,55 voor de conventie en € 947,00 voor de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10827570 \ CV EXPL 23-15206
Vonnis van 10 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
URBANESK B.V.,
te Bergen (Noord-Holland),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H.J. Smit,
tegen

1.de besloten vennootschap [gedaagde 1] B.V.,

2.
[gedaagde 2],
beiden te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
gemachtigde: O. Eijkelboom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 november 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 22 februari 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling, die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] heeft met zijn vennootschap [gedaagde 1] deelgenomen aan een samenwerkingsverband voor verduurzaming van huurwoningen onder de naam Smart Energy voor Huurders. Het aandeel van [gedaagde 1] in het project bestond uit het ontwerp van de toepassing van batterijen, het ontwikkelen van expertise en het opstellen van een rapport daarover. Het project kreeg Europese subsidie onder de voorwaarde van co-financiering door de projectdeelnemers.
2.2.
Het project is inmiddels beëindigd, maar eind 2023 heeft [gedaagde 1] wel het eindrapport afgerond.
2.3.
Urbanesk heeft zakelijke adviezen gegeven over de opzet van het project en de deelname van [gedaagde 1] daaraan, waaronder het zekerstellen van rechten van intellectueel eigendom.
2.4.
Ook heeft Urbanesk aan [gedaagde 1] twee geldleningen verstrekt, van € 8.000 en van € 2.500. In de leningsovereenkomsten is vastgelegd dat [gedaagde 1] de geldleningen uiterlijk 15 september 2022 en 5 december 2022 moest terugbetalen.
2.5.
[gedaagde 2] heeft zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de geldleningen.
2.6.
Tot op heden zijn de geldleningen niet terugbetaald. [gedaagde 2] heeft wel zicht op voldoende middelen om te kunnen terugbetalen, maar Urbanesk heeft nog meer van hem te vorderen en wil niet langer wachten op zijn geld.

3.Het geschil

De vordering van Urbanesk (conventie)

3.1.
Urbanesk vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld tot betaling van € 12.022,25, vermeerderd met contractuele rente van vijf procent per jaar vanaf 25 november 2023, en met de proceskosten.
3.2.
Urbanesk legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] de leningen moet terugbetalen. [gedaagde 1] heeft dit nagelaten en is in verzuim geraakt, waardoor zij ook contractuele rente is verschuldigd. Tot slot heeft Urbanesk buitengerechtelijke incassokosten gemaakt, die [gedaagde 1] dient te vergoeden.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Urbanesk, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Urbanesk.
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] erkennen dat zij het geld aan Urbanesk verschuldigd waren, maar stellen dat [gedaagde 1] op haar beurt nog € 47.459,87 van Urbanesk te vorderen heeft. Dat is de hierna te bespreken tegenvordering die [gedaagde 1] heeft ingesteld tegen Urbanesk.
3.5.
[gedaagde 1] heeft die tegenvordering beperkt tot € 25.000 en voor de rest afstand gedaan van haar recht. De kantonrechter is daarom bevoegd om over die tegenvordering te oordelen. Het restant heeft zij verrekend met het bedrag dat Urbanesk nog van haar tegoed heeft op grond van de leningsovereenkomsten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
De tegenvordering van [gedaagde 1] (reconventie)
3.7.
Voor zover haar beroep op verrekening met de vordering van Urbanesk niet slaagt, vordert [gedaagde 1] dat Urbanesk wordt veroordeeld tot betaling van € 25.000. [gedaagde 1] stelt dat zij met Urbanesk een overeenkomst van opdracht heeft gesloten voor advies en ondersteuning bij het project, maar dat Urbanesk feitelijk geen werkzaamheden heeft verricht.
3.8.
Urbanesk heeft voor advieswerk facturen gestuurd van in totaal € 47.459,87 en [gedaagde 1] heeft deze in goed vertrouwen aan Urbanesk betaald. [gedaagde 1] stelt dat zij uiteindelijk echter alles zelf heeft moeten doen en derden heeft moeten inschakelen. Zij betwist dat Urbanesk de gefactureerde uren daadwerkelijk heeft besteed en vordert de betaalde bedragen als onverschuldigd betaald terug.
3.9.
Na beperking van haar vordering vordert zij betaling van € 25.000. Als het beroep op verrekening slaagt komt daarop het bedrag van de verrekening in mindering.
3.10.
Urbanesk voert verweer en concludeert tot afwijzing van de tegenvordering van [gedaagde 1] .
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bevestigd dat zij aan Urbanesk op grond van de geldlening nog € 10.500 verschuldigd waren. Ook de rente hebben zij niet betwist. Op de zitting heeft [gedaagde 2] bevestigd dat hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is.
4.2.
De kantonrechter zal de tegenvordering van [gedaagde 1] afwijzen. [gedaagde 1] draagt de bewijslast van de rechten of feiten waaruit volgt dat zij onverschuldigd heeft betaald aan Urbanesk. In dat bewijs is zij niet geslaagd.
4.3.
[gedaagde 1] heeft facturen van Urbanesk overgelegd van 31 december 2021 en uit het jaar 2022, waarin per dag is gespecificeerd hoeveel uren zijn besteed aan het project Kansen voor West. Het uurtarief bedroeg € 75 en daarnaast is € 0,19 per kilometer reiskosten in rekening gebracht. Op de zitting heeft Urbanesk toegelicht waaruit haar werkzaamheden bestonden.
4.4.
Daarmee heeft Urbanesk tevens voldaan aan haar verplichting als opdrachtnemer om verantwoording af te leggen.
4.5.
[gedaagde 1] heeft niet kunnen toelichten waarom zij meent dat de uren niet zijn besteed en dus ten onrechte zijn gefactureerd. Bovendien zijn de facturen zonder protest betaald. [gedaagde 1] heeft daarom niet aangetoond dat zij op grond van onverschuldigde betaling geld te vorderen heeft van Urbanesk.
4.6.
De tegenvordering is ongegrond en hetzelfde geldt voor het beroep op verrekening tegen de vordering van Urbanesk.
4.7.
De gevorderde contractuele rente over de hoofdsom van Urbanesk, met als ingangsdatum 25 november 2023, kan eveneens als onbetwist worden toegewezen.
4.8.
Urbanesk maakt verder aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten van € 880. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Urbanesk heeft aan [gedaagde 1] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
4.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden in hun verweer tegen de vordering van Urbanesk in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten inclusief nakosten betalen. De proceskosten van Urbanesk worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.571,55
4.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden in hun tegenvordering in het ongelijk gesteld en moet daarom ook daarvan de proceskosten inclusief nakosten betalen. Deze proceskosten van Urbanesk worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan Urbanesk te betalen een bedrag van € 12.022,25, te vermeerderen met de overeengekomen rente van vijf procent per jaar over € 10.500,00 met ingang van 25 november 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 1.571,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, bijgestaan door mr. L.M.F. van Dijck, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024.