ECLI:NL:RBAMS:2024:4836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/723654 / HA ZA 22-801
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vervangende schadevergoeding in het kader van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2024 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiser 1] en SPRUYT WATERWONINGEN NEDERLAND B.V. De zaak betreft een geschil over een aannemingsovereenkomst en de omvang van de vervangende schadevergoeding die [eiser 1] vordert. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 18 oktober 2023 geoordeeld dat [eiser 1] recht heeft op vervangende schadevergoeding. In de procedure heeft [eiser 1] zijn vordering toegelicht aan de hand van rapporten en offertes, terwijl Spruyt de hoogte van de vordering betwistte en alternatieve kostenramingen presenteerde. De rechtbank heeft de verschillende schadeposten beoordeeld, waaronder de kosten voor herstelwerkzaamheden aan schilderwerk, kozijnen, en bijkomende kosten. Uiteindelijk heeft de rechtbank [eiser 1] een totaalbedrag van € 14.990,00 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is Spruyt veroordeeld tot afgifte van de bijlbrief aan [eiser 1]. In reconventie heeft de rechtbank Spruyt ontslagen van haar herstelverplichtingen en [eiser 1] veroordeeld tot betaling van € 1.444,82 en € 20.000,00 aan Spruyt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/723654 / HA ZA 22-801
Vonnis van 8 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser 1] ,
advocaat: mr. C. Hofmans te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPRUYT WATERWONINGEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Spruyt,
advocaat: mr. J.A. Abma te Leeuwarden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023,
- de akte na tussenvonnis van [eiser 1] , met een productie,
- de antwoordakte van Spruyt, met producties,
- de akte van [eiser 1] , met producties,
- de akte uitlating producties van Spruyt.
1.2.
Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank verwijst naar de in het tussenvonnis vastgestelde feiten. Eventuele verdere vaststaande feiten worden vermeld bij de hierna volgende verdere beoordeling van de diverse geschilpunten.

3.De verdere beoordeling

in conventie
3.1.
In het tussenvonnis van 18 oktober 2023 (hierna: het tussenvonnis) is geoordeeld dat [eiser 1] recht heeft op vervangende schadevergoeding. [eiser 1] is vervolgens in de gelegenheid gesteld een akte te nemen over de samenstelling en omvang van zijn vordering (in conventie) tot het verkrijgen van vervangende schadevergoeding, waarbij het VEH-rapport en de daarin opgesomde opleveringsgebreken tot uitgangspunt moesten dienen. De overige delen van de vorderingen (in conventie en in reconventie) zijn in het tussenvonnis toe- of afgewezen.
3.2.
In zijn akte van 29 november 2023 heeft [eiser 1] zijn vordering tot vervangende schadevergoeding toegelicht aan de hand van een rapport van de heer A. Belhachemi van Lengkeek (hierna: Lengkeek). In zijn akte van 7 februari 2024 heeft [eiser 1] de schade (her)berekend op € 35.430,00.
3.3.
Spruyt is in haar aktes van 24 januari 2024 en 21 februari 2024, ,post voor post, gedetailleerd ingegaan op de becijfering van [eiser 1] van de schadevergoeding, onder meer aan de hand van een offerte van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) te Akkrum en de prijsopgave van Europrovyl Kunststofkozijnen (hierna: Europrovyl). Spruyt begroot de kosten van herstel van de VEH-gebreken op € 3.946,81 exclusief btw (€ 4.775,64 inclusief btw).
Uurtarief
3.4.
Partijen twisten allereerst over de hoogte van het uurtarief dat in het kader van de begroting van de kosten voor herstelwerkzaamheden gehanteerd moet worden. [eiser 1] gaat aan de hand van het rapport Lengkeek uit van een uurtarief van € 65,00. Volgens Spruyt is een algemeen uurtarief van € 65,00 voor alle werkzaamheden niet reëel, omdat de praktijk leert dat het uurloon bij verschillende bedrijven, afhankelijk van hun omvang en specialisme, verschilt. Spruyt gaat uit van een uurtarief van € 45,00 per uur voor alle schilderwerkzaamheden door [bedrijf] , € 75,00 per uur voor de kozijnen en beglazing door Europrovyl en € 50,00 per uur voor werkzaamheden van de aannemer.
3.5.
[eiser 1] heeft vervolgens aan de hand van een nadere toelichting van Lengkeek betoogd dat de staartkosten/indirecte kosten niet afzonderlijk zijn opgenomen, maar zijn verwerkt in het uurloon van € 65,00. Volgens Spruyt zitten deze kosten ook verwerkt in de door haar overgelegde offerte van [bedrijf] (uurtarief € 45,00 ex btw) en de prijsopgave van Europrovyl.
3.6.
De door Spruyt overgelegde offerte van [bedrijf] en de prijsopgave van Europrovyl zijn weinig specifiek en de prijsgave van Europrovyl vermeldt geen uurloon. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het door [eiser 1] gehanteerde uurtarief van € 65,00, voor zover hierna niet anders wordt geoordeeld, niet zodanig hoog dat dit tarief niet zou kunnen dienen bij vaststelling van de vordering tot vervangende schadevergoeding.
3.7.
De rechtbank zal hierna de afzonderlijke schadeposten beoordelen. Deze schade kan in beginsel abstract worden begroot. Bij de beoordeling van de (vervangende) schadevergoeding moet, voor zover dat gelet op de aktewisseling in geschil is, eerst bekeken worden of het een gebrek betreft zoals omschreven in 4.6 van het tussenvonnis. Zo niet, dan is dat schadeonderdeel om die reden niet toewijsbaar.
Wand- en plafondafwerking
3.8.
[eiser 1] vordert € 12.610,00 voor herstelwerkzaamheden met betrekking tot de wand- en plafondafwerking. Dit ziet volgens [eiser 1] op het eerste gebrek uit het VEH-rapport: “
Schilderwerk nalopen, geldt voor alle onderdelen volgens contract”.
3.9.
Spruyt betwist de hoogte van dit schadeonderdeel. Volgens Spruyt staat de hoogte van dit bedrag niet in verhouding tot de waarde van het werk van de totale wand- en plafondafwerking en het binnenschilderwerk voor de hele woning conform het contract (€ 23.000,00). Daarnaast verwijst Spruyt naar het rapport van Arntz van Helden waaruit volgens haar blijkt dat het uitsluitend gaat om beperkte herstelwerkzaamheden. Spruyt verzoekt de rechtbank om de vervangende schadevergoeding voor het te herstellen schilderwerk vast te stellen conform de offerte van [bedrijf] (productie 7), te weten € 1.300,00 (inclusief materiaal, exclusief btw en drie dagen parkeergeld).
3.10.
Hierop heeft [eiser 1] verwezen naar de reactie van Lengkeek dat het werk niet als goed en deugdelijk kan worden aangemerkt en dat de wanden en plafonds in zijn geheel opnieuw moeten worden gesausd om een gelijkmatige afwerking te krijgen, omdat er anders kleurverschil optreedt. De kostenraming is daarom gebaseerd op het geheel opnieuw sausen van de wanden en plafond in de woonkamer en eethoek.
3.11.
Het VEH-rapport vermeldt uitsluitend
“schilderwerk nalopen, geldt voor alle onderdelen volgens contract”. Daaruit volgt dat VEH bij oplevering heeft geconstateerd dat de kwaliteit van het schilderwerk noodzakelijk maakte dat dit nog zou worden “nagelopen”, kennelijk om resterende onvolkomenheden weg te werken of te herstellen. Daarin valt niet te lezen dat VEH heeft vastgesteld dat die onvolkomenheden zodanig omvangrijk waren dat deze uitsluitend weggenomen zouden kunnen worden door het geheel opnieuw te sausen omdat anders geen gelijkmatige afwerking kon worden verkregen en kleurverschillen zouden optreden. De schade die [eiser 1] vordert, gaat dus verder dan het opleveringsgebrek dat in het VEH-rapport is beschreven en is om die reden niet in z’n geheel toewijsbaar. Toewijsbaar is, gelet op de kostenraming van [bedrijf] : 24 manuren á € 65,00 (zie rov. 3.6) en € 220,00 aan materialen.
Conclusie
3.12.
Als schadevergoeding voor de wand- en plafondafwerking acht de rechtbank dus toewijsbaar een bedrag van € 1.780,00 exclusief btw .
Kozijnen, ramen en deuren
3.13.
[eiser 1] vordert als schadevergoeding voor het herstellen van kozijnen, ramen en deuren een bedrag van € 1.690,00. Volgens [eiser 1] zijn er weliswaar RVS-dorpels aangebracht langs de schuifpuien, maar moet er een afdekplaat worden aangebracht om de ruimtes tussen de RVS-dorpels en aangrenzende materialen te bedekken ter bescherming van vuil, stof en ongedierte.
3.14.
Spruyt begroot de herstelkosten onder overlegging van een offerte van Europrovyl op € 1.324,31. Volgens Spruyt is met het plaatsen van een RVS-dorpel op de drie schuifpuien voldaan aan punt 6 uit het VEH-rapport (waardoor 2.4 van de kostenraming buiten beschouwing moet blijven). Ook zijn de stellingen van [eiser 1] over de bovendorpel niet relevant omdat dit geen VEH-gebrek betreft, aldus Spruyt.
3.15.
De rechtbank volgt het standpunt van Spruyt dat de bovendorpel niet als gebrek is aangemerkt in het VEH-rapport. Dit schadeonderdeel is om die reden niet toewijsbaar. Spruyt wordt echter niet gevolgd in haar stelling dat met de plaatsing van de RVS dorpels is voldaan aan punt 6 van het VEH-rapport. Daarmee miskent Spruyt immers dat in het VEH-rapport staat “
schuifpui onderdorpel aanslagprofiel ontbreekt; moet nog afgemaakt worden, moet nog schoongemaakt worden”. Dit schadeonderdeel ontbreekt daarom ten onrechte in de offerte waarop Spruyt zich beroept. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat [eiser 1] (€ 1.690,00 – post 2.3 van € 230,00 =) € 1.460,00 aan herstelkosten zal moeten maken voor de kozijnen, ramen en deuren.
Conclusie
3.16.
Als schadevergoeding voor kozijnen, ramen en deuren acht de rechtbank in totaal een bedrag van € 1.460,00 toewijsbaar.
Trapgat/ruimte
Trapleuning
3.17.
[eiser 1] begroot voor het de- en hermonteren van de trapleuning – na verlaging bij tweede akte – 3 manuren en € 20,00 aan materiaalkosten. Volgens Spruyt nemen deze werkzaamheden niet meer dan twee uur tijd in beslag met eventueel € 5,00 aan materiaalkosten indien de schroeven onverhoopt vervangen moeten worden. [eiser 1] heeft dit niet weersproken.
Conclusie
3.18.
Bij die stand van zaken gaat de rechtbank uit van (2 x € 65,00 + € 5,00) € 135,00 aan kosten voor het de- en hermonteren van de trapleuning en het dichten van bestaande gaten.
(Schilderwerk) traponderdelen
3.19.
[eiser 1] en Spruyt zijn het verder oneens over de vraag hoeveel manuren nodig zijn voor het (schilder)werk van de traponderdelen en de hoogte van de materiaalkosten.
3.20.
[eiser 1] rekent 8 manuren en € 250,00 materiaalkosten voor het kitten tussen de trap en de wanden en 16 manuren en € 400,00 materiaalkosten voor het verwijderen van verfresten op de trapbordes (totaal € 2.210,00). Dit komt de rechtbank bovenmatig voor. [eiser 1] heeft onvoldoende toegelicht waarom een dergelijk bedrag aan materiaalkosten en 24 manuren nodig zijn voor deze werkzaamheden. Ook stelt Spruyt terecht dat het VEH-rapport niet spreekt over opnieuw sausen in het kader van kitwerkzaamheden dan wel (opnieuw) lakken van trapborders. De rechtbank begroot deze schadepost schattenderwijs op € 500,00.
3.21.
Daarnaast rekent [eiser 1] 24 manuren en € 500,00 materiaalkosten (totaal € 2.060,00) voor het schilderwerk van de traponderdelen dat op diverse plekken is onthecht. Spruyt verwijst op haar beurt naar een eigen kostenbegroting van [bedrijf] (productie 7) waarin ook het schilderwerk voor de overloop is opgenomen.
3.22.
De rechtbank schaart deze schadepost op grond van het VEH-rapport onder het nalopen van het schilderwerk voor alle onderdelen (zie 3.11) en zal daarom voor deze schadepost geen (extra) bedrag als schadevergoeding toewijzen.
Conclusie
3.23.
Als schadevergoeding voor het trapgat/ruimte acht de rechtbank in totaal een bedrag van € 500,00 toewijsbaar.
Timmerwerk
Lichtpunt plafond eethoek
3.24.
[eiser 1] rekent voor het dichten van het plafond en het aanbrengen van glasvezelbehang in totaal 8 manuren en € 250,00 materiaalkosten. Volgens Spruyt kan echter in een half uur tijd een afdekplaatje worden geschilderd in de kleur van het plafond en worden aangebracht voor € 5,00 aan materiaalkosten. [eiser 1] acht deze herstelwijze van Spruyt op zijn beurt weer onvoldoende. De sparing in het plafond dient volgens hem conform de contractuele tekeningen gelijkmatig en consistent te worden afgewerkt als onderdeel van het gehele plafond. Spruyt wijst vervolgens op haar beurt op de bewoordingen “afwerken” en “dichtmaken” in het VEH-rapport. Als het hele plafond wordt afgewerkt, dan kan niet meer bij de centraaldoos met het knooppunt van de elektravoeding worden gekomen. Daarom heeft Spruyt gekozen voor een plafondafdekkap dat met gelijkende saus wordt geschilderd, aldus Spruyt.
3.25.
Op grond van het VEH-rapport staat vast dat een verkeerd lichtpunt in het plafond is gezaagd dat moet dichtgemaakt en afgewerkt.
3.26.
[eiser 1] mag verwachten dat dit zodanige wijze gebeurt dat een gelijkmatig en consistent plafond tot stand komt, hetgeen niet het geval is door het dichten van het lichtpunt met een afdekplaatje, ook niet als dat vervolgens in de kleur van het plafond wordt geschilderd. Het op de verkeerde plek in het plafond gezaagde lichtpunt zal op andere wijze egaal moeten worden gedicht waarna eventuele kleurverschillen zullen moeten worden weggewerkt. Op die werkzaamheden is dit onderdeel van de schadeberekening van [eiser 1] dan ook terecht gebaseerd. Het andersluidende standpunt van Spruyt dat het gebrek met minder ver strekkende werkzaamheden kan worden verholpen, wordt dus niet gevolgd. Spruyt heeft de omvang van het door [eiser 1] gehanteerde aantal manuren en de materiaalkosten niet betwist. Die zijn dan ook toewijsbaar.
Conclusie
3.27.
Voor het “lichtpunt plafond eethoek” is dus toewijsbaar 8 manuren a € 65,00 en
€ 250,00 aan materiaal, in totaal dus € 770,00.
Draai-kiepraam keuken; belemmering van smetplank
3.28.
Spruyt betwist dat sprake is van een opleveringsgebrek. Spruyt is niet betrokken geweest bij (het herhaaldelijk wijzigen van) het ontwerp van de keuken en zij heeft de coördinatie met de keukenleverancier niet verzorgd. [eiser 1] heeft namelijk een zeer hoge zwarte rand onder het raam laten plaatsen (zie pagina 3 rapport Arntz van Helden) en op verzoek en in overleg met [eiser 1] is de aldus ontstane geul opgevuld met een lat (spatplint/smetplank). [eiser 1] heeft op haar beurt – mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van Spruyt – onvoldoende toegelicht waarom dit als oplevergebrek in de zin van het VEH-rapport moet worden aangemerkt en dat € 1.390,00 aan kosten zijn gemoeid met het herstel daarvan.
Draai-kiepraam badkamer; belemmering van dagkanten
3.29.
[eiser 1] begroot bij eerste akte 24 uur manuren en € 150,00 materiaalkosten voor het passchaven van de kunststof kozijnen aan de onderzijde. Spruyt heeft dit betwist en stelt dat ten hoogste 3 manuren nodig zijn voor het passend maken van één kozijn in de badkamer. [eiser 1] heeft vervolgens bij tweede akte het aantal manuren verlaagd naar 12 en stelt dat het gaat om twee raamkozijnen.
3.30.
In het VEH-rapport staat als gebrek genoteerd “
raamkozijn raam klemt; kan niet helemaal open, wordt geblokkeerd door dagkanten”. Het rapport spreekt niet van twee raamkozijnen. De rechtbank volgt daarom het standpunt van Spruyt dat het gaat om één raamkozijn. Bij deze stand van zaken wordt Spruyt (ook) gevolgd in haar standpunt dat het uithalen en terugplaatsen na het bijschaven van een raamkozijn niet meer dan drie manuren in beslag neemt.
Conclusie
3.31.
Dit betekent dat [eiser 1] in totaal (3 manuren x € 65,00 =) € 195,00 + € 150,00 = € 345,00 aan kosten zal moeten maken voor het passchaven van het kozijn in de badkamer.
Tegels badmeubel niet conform
3.32.
In het tussenvonnis is reeds beslist (rov. 4.20) dat [eiser 1] aanspraak heeft op
€ 1.000,00 vergoeding in verband met “rozetten/tegelwerk”. Andere gebreken met betrekking tot tegelwerk blijkt niet uit het VEH-rapport.
Schroeven steken door trapkast
3.33.
[eiser 1] rekent eerst 6 manuren en € 120,00 aan materiaalkosten voor het vervangen van schroeven voor bout- en moerverbinding. In zijn tweede akte heeft [eiser 1] de kostenraming verlaagd naar 3 manuren en € 50,00 aan materiaalkosten, zonder dit nader te onderbouwen. Spruyt heeft daarentegen aan de hand van een kostenplaatje van de prijzen voor het materiaal (productie 9) voldoende onderbouwd waarom zij uitkomt op een schatting van € 15,00 aan materiaalkosten.
Conclusie
3.34.
De rechtbank begroot deze schadepost daarom op (3 x € 65,00 en € 15,00, in totaal dus € 210,00.
Bijkomende kosten
3.35.
[eiser 1] begroot € 10.950,00 voor uitgaven die hij zal moeten maken bij de uitvoering van de herstelwerkzaamheden, zoals kosten voor het afdekken van opstalzaken (€ 250,00), parkeerkosten (twee weekkaarten van € 150,00 per stuk voor vier weken, € 1.200,00), vuilcontainers, stortkosten en precario (€ 2.000,00). Daarnaast dient de inboedel te worden in- en uitgeruimd en opgeslagen (€ 2.500,00). Ook dient [eiser 1] in totaal € 1.250,00 te betalen voor tijdelijk verblijf elders gedurende de uitvoering van de herstelwerkzaamheden, aldus [eiser 1] .
3.36.
Volgens Spruyt hoeft [eiser 1] de woning niet te verlaten omdat de werkzaamheden beperkt zijn en afzonderlijk van elkaar kunnen worden ingepland. Geen enkel punt in het VEH-rapport is immers als “ernstig” aangemerkt. Daarnaast is geen sprake van een totale interne verbouwing en kunnen alle werkzaamheden eenvoudig worden uitgevoerd door het afdekken en tijdelijk verplaatsen van het meubilair. Spruyt erkent dat voorzorgsmaatregelen getroffen moeten worden die zien op het afdekken en beschermen van meubels en begroot deze kosten op € 250,00. Daarnaast gaat Spruyt in haar overzicht uit van € 300,00 aan parkeerkosten.
3.37.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Spruyt had het op de weg van [eiser 1] gelegen om nader uiteen te zetten waarom vervangende woonruimte en het elders opslaan van de inboedel noodzakelijk is. Dat heeft [eiser 1] niet gedaan. De enkele stelling dat - gezien de aard en omvang van de herstelwerkzaamheden - alle zaken in de woning elders moeten worden opgeslagen om gevolgschade te voorkomen is daartoe onvoldoende. De omvang van de werkzaamheden waar het om gaat, maakt dat ook niet aannemelijk. Ook heeft [eiser 1] de kosten voor het huren van vuilcontainers, stortkosten en precario onvoldoende onderbouwd. De rechtbank schat de bijkomende kosten, gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden op € 550,00.
Conclusie
3.38.
Voor bijkomende kosten acht de rechtbank in totaal een bedrag van € 550,00 toewijsbaar.
3.39.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat [eiser 1] aanspraak heeft op € 5.750,00 aan vervangende schadevergoeding.
3.40.
Dit betekent dat [eiser 1] in totaal aanspraak heeft op:
  • vervangende schadevergoeding € 5.750,00
  • transportkosten van waterwoning € 4.840,00
  • vergoeding voor verkeerde gevelbeplating € 3.000,00
  • vergoeding in verband met rozetten/tegelwerk € 1.000,00
  • verrekening commissie leveranciers € 400,00
Totaal € 14.990,00
Bijlbrief
3.41.
Ook zal Spruyt worden veroordeeld tot afgifte van de bijlbrief aan [eiser 1] , op straffe van verbeurte van een dwangsom als vermeld in de beslissing van dit vonnis.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.42.
[eiser 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Dat [eiser 1] buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht die meer hebben ingehouden dan een opmaat tot deze procedure, is niet gebleken. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
in reconventie
3.43.
Spruyt heeft aanspraak op € 20.000,00 voor de factuur van de laatste termijn van de aanneemsom en € 1.444,82 aan meer/minderwerk.
Contractuele rente
3.44.
Spruyt vordert ook contractuele rente over € 20.000,00 en € 1.444,82. [eiser 1] is echter niet in verzuim geraakt, omdat hij zijn betalingsverplichtingen jegens Spruyt mocht opschorten en de verbintenis van Spruyt tot nakoming mocht omzetten in de verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding. Om die reden zal de gevorderde contractuele rente worden afgewezen.
in conventie en reconventie
Proceskosten
3.45.
Omdat partijen over een weer op punten in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt Spruyt tot betaling aan [eiser 1] van € 14.990,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 9 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt Spruyt tot afgifte van de bijlbrief aan [eiser 1] , binnen één maand na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Spruyt daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
4.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
4.5.
ontslaat Spruyt van haar herstelverplichtingen,
4.6.
veroordeelt [eiser 1] tot betaling aan Spruyt van € 1.444,82,
4.7.
veroordeelt [eiser 1] tot betaling aan Spruyt van € 20.000,00,
4.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
4.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 4.1, 4.2, 4.6 en 4.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door mr. L.M.F. van Dijck, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.