ECLI:NL:RBAMS:2024:477

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/13/732863 / HA ZA 23-404
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de overeenkomst inzake de lening voor autocoureur activiteiten in de FIA Formule 1

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Investrand Investeringen B.V. en twee gedaagden, waarbij de uitleg van een leningsovereenkomst centraal staat. De eisende partij, Investrand, vordert dat de rechtbank verklaart dat gedaagde 2, een autocoureur, in de periode van 2019 tot en met 2022 actief is geweest in de FIA Formule 1 en dat de gedaagden de lening van € 250.000, die aan hen is verstrekt, moeten terugbetalen. De lening was gekoppeld aan de activiteiten van gedaagde 2 als autocoureur, met specifieke voorwaarden over rente en terugbetaling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde 2 in de relevante periode niet uitsluitend als test driver actief is geweest, maar ook als race driver, wat betekent dat de lening terugbetaald moet worden. De rechtbank heeft de vorderingen van Investrand grotendeels toegewezen, inclusief de vordering tot terugbetaling van de lening en de rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden in de proceskosten moeten worden veroordeeld, omdat zij in de hoofdzaak grotendeels ongelijk hebben gekregen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contracten en de gevolgen van de activiteiten van de betrokken partijen in de autosport.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van Investrand om inzage in de McLaren-overeenkomst afgewezen, omdat Investrand geen belang had bij deze inzage. De rechtbank heeft de proceskosten van het incident toegewezen aan Investrand, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/732863 / HA ZA 23-404
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
INVESTRAND INVESTERINGEN B.V.,
te Driebergen,
eisende partij,
hierna te noemen: Investrand,
advocaat: mr. B.T. Craemer te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] , afzonderlijk: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. J. Bedaux te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 maart 2023,
- de akte overlegging producties van [gedaagden] ,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 19 juli 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de incidentele conclusie houdende een vordering tot afgifte van bescheiden van 11 oktober 2023 van Investrand, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 november 2023, en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Daarna is dit vonnis uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Investrand is een vennootschap waarvan de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aandeelhouder en bestuurder is.
2.2.
[gedaagde 2] is professioneel autocoureur. [gedaagde 1] is het bedrijf van de vader van [gedaagde 2] (hierna: [naam vader] ).
2.3.
In 2017 en 2018 heeft [gedaagde 2] in de FIA Formule 1 simulatorwerkzaamheden verricht op grond van een overeenkomst met McLaren (hierna: de McLaren-overeenkomst).
2.4.
In 2017 heeft [gedaagde 2] van PREMA RACING S.r.l. (hierna: Prema) een aanbod gekregen om uit te komen voor het Prema-team in de FIA Formule 2 tijdens het seizoen 2018. Daarvoor moest [gedaagde 2] een eigen bijdrage betalen van € 500.000. Om dat aanbod te kunnen accepteren moest [gedaagde 2] , naast beschikbare eigen middelen en al bestaande sponsoring, op zoek naar een aanvullende sponsor of investeerder voor € 250.000.
2.5.
In november 2017 hebben [naam 1] (vanuit een stichting waarvan hij destijds bestuurder was) en [gedaagden] een overeenkomst gesloten, waarin wordt toegezegd dat – als [gedaagde 2] geen andere geldschieter vindt – onder bepaalde voorwaarden € 250.000 geïnvesteerd zal worden (hierna: de Voorovereenkomst). In de Voorovereenkomst staat onder andere dat:
  • [gedaagde 2] het doel heeft om een Formule 1 autocoureur te worden;
  • partijen verwachten dat als [gedaagde 2] een succesvol seizoen heeft in 2018 in de FIA Formule 2, hij een reële kans heeft om te worden gecontracteerd als
  • [gedaagden] behoefte heeft aan een investering om te kunnen deelnemen aan het Prema-team in de FIA Formule 2, zeker met het oog op de financiële verdienmogelijkheden voor [gedaagde 2] in de Formule 1;
  • [naam 1] bereid is het geldbedrag te investeren tegen vergoeding van 3% rente over het geïnvesteerde bedrag en 50% van alle inkomsten die [gedaagde 2] verdient als hij als Formule 1-coureur actief is;
  • [naam 1] afstand zal doen van zijn recht op een vergoeding als [gedaagde 2] in de komende drie jaar niet als Formule 1-coureur actief is;
  • als [gedaagde 2] uiterlijk 1 mei 2018 geen gebruik maakt van de investering van [naam 1] , maar wel in de toekomst Formule 1-coureur wordt, dan krijgt [naam 1] 10% van alle inkomsten van [gedaagde 2] zolang hij als Formule 1-coureur actief is;
  • de investering pas wordt verstrekt als partijen verdere afspraken maken.
2.6.
Begin 2018 heeft [gedaagden] [naam 1] laten weten aanspraak te willen maken op de investering van [naam 1] .
2.7.
Op 17 april 2018 hebben partijen een leningsovereenkomst getekend (hierna: de Overeenkomst), waarin staat dat Investrand een bedrag van € 250.000 uitleent aan
[gedaagden] (hierna: de lening).
2.8.
In de relevante artikelen van de Overeenkomst staat:

1 LENING, LOOPTIJD, DOEL
(…)
1.2
De looptijd van de Lening vangt aan op de datum van deze Overeenkomst en loopt
zolang [gedaagde 2] als autocoureur actief is in de FIA Formule 1.
1.3
De Lening kan door Leningnemer niet vervroegd worden afgelost.
(…)

2.RENTE

(…)
2.2
De vaste rente voor de Lening bedraagt op jaarbasis 3% (drie procent) ingaande op de datum van verstrekking van (een termijn van) de Lening en blijft verschuldigd totdat de Lening geheel is afgelost.
2.3
De vaste rente zal worden bijgeschreven op de hoofdsom zolang [gedaagde 2] niet actief is als autocoureur in de FIA Formule 1. Zodra [gedaagde 2] actief is als autocoureur in de FIA Formule 1, zal Leningnemer aan Leninggever maandelijks rente vergoeden over de Lening. De rente dient in dat geval per maand achteraf, uiterlijk op de laatste dag van iedere maand, aan Leninggever te zijn voldaan.
2.4
De variabele rente voor de Lening bedraagt van 50% (vijftig procent) van alle bruto inkomsten die [gedaagde 2] direct of indirect (…) genereert als hij als autocoureur (‘racing driver’ en/of ‘test driver’) in de FIA Formule 1 actief is (…). De variabele rente blijft verschuldigd totdat de Lening geheel is afgelost.
(…)
3 AFLOSSING
3.1
De Lening behoeft niet te worden terugbetaald en wordt aan Leningnemer kwijtgescholden indien Leningnemer in vier achtereenvolgende jaren vanaf 2019, derhalve in de seizoenen 2019, 2020, 2021 en 2022, niet als autocoureur actief is in de FIA Formule 1. Indien [gedaagde 2] daarentegen in één of meerdere van de seizoenen 2019-2020-2021-2022 wel als autocoureur actief is in de FIA Formule 1, dient de Lening in zijn geheel te worden terugbetaald, tenzij [gedaagde 2] in de genoemde seizoenen uitsluitend als test driver in de FIA Formule 1 actief is (geweest), in welk geval hij de Lening niet behoeft terug te betalen en deze aan Leningnemer wordt kwijtgescholden.
3.2
Indien de Lening dient te worden terugbetaald, zal Leningnemer de Lening in één termijn terugbetalen binnen een maand nadat [gedaagde 2] niet meer als autocoureur in FIA Formule 1 actief is.
(…)
8 INFORMATIEVERPLICHTINGEN (…)
8.1
Leningnemer zal aan Leninggever iedere drie maanden (…) schriftelijk opgave doen van alle relevante ontwikkelingen in de carrière van [gedaagde 2] en een overzicht verstrekken van alle (reeds ontvangen of nog te ontvangen) Inkomsten uit welke hoofde ook.
8.2
Steeds wanneer ten aanzien van de carrière van [gedaagde 2] overeenkomsten worden gesloten, zal Leningnemer binnen 14 (veertien) dagen een kopie van de gesloten overeenkomst aan Leninggever sturen.
(…)

9.OVERIGE BEPALINGEN

9.1
Onder “als autocoureur actief zijn in de FIA Formule 1” wordt in deze Overeenkomst verstaan dat [gedaagde 2] als “race driver” of als “test driver” dan wel daarmee gelijk te stellen activiteiten in het kader van FIA Formule 1 activiteiten verricht.
(…)”
2.9.
Voorafgaand aan de ondertekening van de Overeenkomst heeft het volgende plaatsgevonden, voor zover relevant. [naam 1] heeft op vrijdag 13 april 2018 per e-mail (18:37 uur) een eerste concept van de Overeenkomst aan [naam vader] gestuurd. Een dag later, zaterdag 14 april 2018, heeft [naam vader] daar per e-mail (10:25 uur) op gereageerd met opmerkingen. [naam 1] heeft daar weer op gereageerd per e-mail (10:58 uur). Daarna hebben [naam 1] en [naam vader] op dinsdag 17 april 2018 telefonisch gesproken, heeft [naam 1] nog een e-mail verstuurd (10:52 uur) aan [naam vader] met daarbij een aangepast concept van de Overeenkomst die dezelfde dag is getekend. [naam 1] en [naam vader] hebben hierbij onder andere gesproken/gemaild over de artikelen 3.1 en 9.1 van de (concept) Overeenkomst.
2.10.
[gedaagde 2] heeft in 2018 met het Prema-team meegedaan aan de FIA Formule 2.
2.11.
In 2019 en 2020 is [gedaagde 2] als onder andere
test driverbetrokken geweest bij de FIA Formule 1 voor Mercedes.
2.12.
In 2021 en 2022 is [gedaagde 2] als onder andere
reserve driverbetrokken geweest bij de FIA Formule 1 voor Mercedes.
2.13.
In het weekend van 10 en 11 september 2022 heeft [gedaagde 2] opgetreden als invaller voor [naam 2] van het Williams Racing-team bij de FIA Formule 1. Daarbij werd [gedaagde 2] negende bij de Grand Prix Formule 1 van Italië op het circuit van Monza.
2.14.
In oktober 2022 heeft [gedaagde 2] met AlphaTower een contract getekend om als
race driverin de FIA Formule 1 van 2023 deel te nemen. [gedaagde 2] is dat geweest tot en met juli 2023 (midden in het seizoen).
2.15
[gedaagden] heeft naar eigen zeggen de helft van alle inkomsten over de periode 2019 tot en met 2022 afgedragen aan Investrand.

3.Het geschil

in het incident
3.1.
Investrand vordert dat [gedaagden] de McLaren-overeenkomst inclusief bijlagen overlegt aan Investrand.
3.2.
[gedaagden] vindt dat deze vordering moet worden afgewezen en dat Investrand de proceskosten moet dragen.
in de hoofdzaak
3.3.
Investrand vordert, samengevat, dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde 2] in 2019 tot en met 2022 actief is (geweest) als autocoureur in de FIA Formule 1 zoals bedoeld in artikel 9.1 van de Overeenkomst,
II. voor recht verklaart dat [gedaagde 2] van 2019 tot en met 2022 niet uitsluitend als
test driveractief is geweest in de FIA Formule 1,
III. voor recht verklaart dat [gedaagden] vaste en variabele zoals bedoeld in de artikelen 2.3 en 2.4 van de Overeenkomst moet betalen zolang [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 actief blijft,
IV. voor recht verklaart dat [gedaagden] op grond van artikel 3.2 van de Overeenkomst de lening moet terugbetalen binnen één maand nadat [gedaagde 2] niet meer als autocoureur in de FIA Formule 1 actief is,
V. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van de vaste en variabele rente genoemd in de artikelen 2.3 en 2.4 van de Overeenkomst vanaf het moment dat [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 actief is en zolang hij dat blijft,
VI. [gedaagden] veroordeelt om de artikelen 8.1 en 8.2 van de Overeenkomst na te komen vanaf maart 2022 en zolang [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 actief blijft, en
VII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
Daarnaast vordert Investrand dat [gedaagden] ook aan het vonnis moet voldoen als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.4.
Investrand stelt dat [gedaagde 2] sinds 2019 actief is geweest als autocoureur in de FIA Formule 1 zoals bedoeld in artikel 9.1 van de Overeenkomst. Daarnaast stelt Investrand dat [gedaagden] geen beroep kan doen op artikel 3.1 van de Overeenkomst, omdat [gedaagde 2] in die periode niet uitsluitend als
test driveractief is geweest. Daardoor moet [gedaagden] volgens Investrand de in de Overeenkomst overeengekomen vaste en variabele rente betalen zolang [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 actief is. Ook moet [gedaagden] de lening terugbetalen aan Investrand. Verder stelt Investrand dat [gedaagden] niet alle nodige informatie over de carrière van [gedaagde 2] heeft gedeeld, maar dat wel moet doen.
3.5.
[gedaagden] betwist dat Investrand nakoming van de Overeenkomst kan vorderen. Over de lening en de rente voert [gedaagden] aan dat hij zich succesvol kan beroepen op artikel 3.1 van de Overeenkomst, omdat [gedaagde 2] van 2019 tot en met 2022 primair geen
race driverin de FIA Formule 1 is geweest, subsidiair uitsluitend als
test driveraan de FIA Formule 1 heeft deelgenomen. Volgens [gedaagden] heeft dat tot gevolg dat na 2022 de lening is kwijtgescholden en hij geen rente meer hoeft te betalen aan Investrand. Als de rechtbank dit standpunt niet volgt, voert [gedaagden] als verweer dat hij na 2022 geen variabele rente op grond van artikel 2.4 van de Overeenkomst is verschuldigd, omdat Investrand misbruik van omstandigheden heeft gemaakt door de leningsvoorwaarden in de Overeenkomst ten opzichte van de Voorovereenkomst zodanig te wijzigen, dan wel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Investrand daarop aanspraak maakt. Daarnaast voert [gedaagden] aan dat hij alle inkomsten van [gedaagde 2] over 2019 tot en met 2022 heeft afgerekend met en afgedragen aan Investrand, zodat Investrand op grond van de Overeenkomst niets meer te vorderen heeft. [gedaagden] heeft ook alle ontwikkelingen over de carrière van [gedaagde 2] gedeeld. [gedaagden] vindt daarom dat de vorderingen van Investrand moeten worden afgewezen en dat Investrand in de proceskosten moet worden veroordeeld.

4.De beoordeling

in het incident
4.1.
Investrand wil dat [gedaagden] de McLaren-overeenkomst met haar deelt. [gedaagden] neemt in de hoofdzaak stellingen in, in het bijzonder over de uitleg van de Overeenkomst, met een beroep op de McLaren-overeenkomst zonder deze te overleggen. Investrand ondersteunt haar vordering met een beroep op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.2.
De rechtbank wijst de incidentele vordering af. De stellingen die [gedaagden] heeft ingenomen over de uitleg van de Overeenkomst worden niet gevolgd, zoals hierna zal blijken. Dat maakt dat Investrand geen belang heeft bij inzage in de McLaren-overeenkomst. Voor zover dat belang nog gelegen zou zijn in de inkomsten waar [gedaagde 2] onder de McLaren-overeenkomst recht op zou hebben voor simulatorwerkzaamheden in 2017 en 2018, heeft Investrand onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij ook gerechtigd is tot deze inkomsten die al overeengekomen zouden zijn voordat de Overeenkomst werd getekend.
4.3.
Omdat Investrand ongelijk krijgt, zal zij in de proceskosten (inclusief nakosten) van het incident worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden deze kosten van [gedaagden] begroot op € 771 (1 punt x tarief € 598 plus nakosten van € 173 plus de verhoging zoals onder de beslissing vermeld). Ook wijst de rechtbank de daarover gevorderde wettelijke rente toe zoals opgenomen onder de beslissing.
in de hoofdzaak
kern van de zaak, standpunten van partijen
4.4.
Het gaat in deze zaak om uitleg van de Overeenkomst. In de Overeenkomst is vastgelegd onder welke voorwaarden Investrand bereid is te investeren in de carrière van [gedaagde 2] en wat [gedaagden] daartegenover verschuldigd is.
4.5.
Kern van de stelling van Investrand is dat [gedaagde 2] van 2019 tot en met 2022 (dus de relevante periode uit de Overeenkomst) als autocoureur actief is geweest in de FIA Formule 1 zoals bedoeld in de Overeenkomst. In 2019 en 2020 als
test driveren in 2021 en 2022 tevens als
reserve driver. Dit betekent dat [gedaagden] vaste rente (3%) en variabele rente (50% van de bruto inkomsten) verschuldigd is en de lening moet terugbetalen. De uitzonderdering van artikel 3.1 (geen verplichting tot terugbetalen als [gedaagde 2] uitsluitend
test driveris geweest) is niet van toepassing omdat [gedaagde 2] (ook)
reserve driveris geweest.
4.6.
Kern van het verweer van [gedaagden] is dat hij niets verschuldigd is onder de Overeenkomst, omdat [gedaagde 2] in de relevante periode niet als autocoureur actief is geworden in de FIA Formule 1 zoals bedoeld in de Overeenkomst. Hij is toen namelijk geen
race drivergeweest (heeft geen ‘stoeltje’ bemachtigd in de FIA Formule 1). Met de toegevoegde uitzondering in artikel 3.1 is die bedoeling voldoende vastgelegd.
uitleg van de Overeenkomst
4.7.
Om te kunnen beoordelen wat partijen hebben afgesproken, moet de Overeenkomst worden uitgelegd. Daarbij staat de zogeheten Haviltex-maatstaf centraal. Volgens die maatstaf komt het aan op een taalkundige uitleg van bepalingen in de Overeenkomst, in combinatie met de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten op basis van elkaars gedragingen en verklaringen.
4.8.
De looptijd van de lening, het bijschrijven of vergoeden van de vaste rente en het verschuldigd zijn van de variabele rente is in de Overeenkomst steeds gekoppeld aan dat [gedaagde 2]
actief is als autocoureur in de FIA Formule 1. Zie artikelen 1.2, 2.3 en 2.4 van de Overeenkomst (onder 2.8). Artikel 9.1 van de Overeenkomst bevat de definitie van wat dit betekent:
“Onder “als autocoureur actief zijn in de FIA Formule1” wordt in deze Overeenkomst verstaan dat [gedaagde 2] als “race driver” of “test driver” dan wel daarmee gelijk te stellen activiteiten in het kader van FIA Formule 1 activiteiten verricht.”
4.9.
Een taalkundige uitleg van artikel 9.1 in combinatie met artikelen 1.2, 2.3 en 2.4 betekent dat zodra [gedaagde 2] in de FIA Formule 1 op enige wijze activiteiten (
race driverof
test driverdan wel daarmee gelijk te stellen) verricht, de looptijd van de Overeenkomst wordt bepaald, en hij vaste en variabele rente is verschuldigd. Partijen hebben aan die uitleg ook uitvoering gegeven: [gedaagde 2] heeft sinds 2019 activiteiten verricht bij de FIA Formule 1 (zie onder 2.11 en 2.12) en [gedaagden] heeft de inkomsten van [gedaagde 2] uit de FIA Formule 1 van die periode met Investrand gedeeld (zie onder 2.15).
4.10.
Artikel 3.1 gaat over de aflossing van de lening. Daarin is ook opgenomen wanneer de lening niet hoeft te worden afgelost en wordt kwijtgescholden. In de eerste zin staat het uitgangspunt: als [gedaagde 2] in de relevante periode (van 2019 tot en met 2022)
nietals autocoureur in de FIA Formule 1 actief is, wordt de lening kwijtgescholden. De tweede zin bevestigt eerst dit uitgangspunt: als [gedaagde 2] (dus)
welactief is als autocoureur in de FIA Formule 1 (in de relevante periode), moet de lening in zijn geheel worden terugbetaald. Daarna vervolgt de zin met een uitzondering (hierna: de uitzondering):
“(…) tenzij [gedaagde 2] in de genoemde seizoenen uitsluitend als test driver in de FIA Formule 1 actief is (geweest), in welk geval hij de Lening niet behoeft terug te betalen en deze aan de Leningnemer wordt kwijtgescholden.”
4.11.
Een taalkundige uitleg van artikel 3.1 is als volgt. De lening moet worden terugbetaald als [gedaagde 2] actief is als autocoureur in de FIA Formule 1 (in de relevante periode). Voor wat “actief zijn als autocoureur in de FIA Formule 1” betekent, geldt opnieuw de definitie uit artikel 9.1: alle activiteiten van [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1. Door de uitzondering hoeft dat niet als [gedaagde 2] uitsluitend
test driveris geweest.
4.12.
Het betoog van [gedaagden] komt erop neer dat door de wijze waarop de Overeenkomst en de uitzondering tot stand is gekomen, [gedaagden] de lening alleen hoeft terug te betalen als [gedaagde 2]
race driveris geweest. Alleen dan wordt genoeg verdiend om de lening te kunnen terugbetalen. Als [gedaagde 2] dat niet zou lukken, maar hij wel in de FIA Formule 1 actief zou zijn, dan zouden zijn werkzaamheden steeds gelden als die van
test driver, want de autoracebranche kent slechts ‘twee smaken’:
race driverof
test driver, en partijen hebben in aanloop naar de Overeenkomst, ook bij de Voorovereenkomst, het enkel over die twee termen gehad.
4.13.
De rechtbank gaat niet mee in dit standpunt van [gedaagden] Daartoe geldt het volgende.
4.14.
Allereerst volgt dit niet uit de tekst van de Overeenkomst. Zoals overwogen is het actief zijn van [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 een belangrijk element in de afspraken tussen partijen. Met de definitie in artikel 9.1 is het actief zijn gedefinieerd voor toepassing in de hele Overeenkomst. De woordkeuze van de definitie zelf – ‘
dan wel daarmee gelijk te stellen activiteiten’ náást
race driveren
test driver– is een aanwijzing dat een ruime omschrijving is bedoeld. Dat de uitzondering in artikel 3.1 ook ruim uitgelegd moet worden en wel zo ruim dat
allesbehalve het zijn van
race driverleidt tot een kwijtschelding, volgt niet uit de bewoording van de uitzondering.
4.15.
Daarnaast leidt de e-mailwisseling over de conceptversie van de Overeenkomst niet tot de door [gedaagden] gewenste uitleg. Deze e-mailwisseling, voor zover relevant, was als volgt. [naam vader] heeft op 14 april 2018 het volgende geschreven aan [naam 1] , naar aanleiding van een eerste concept:
“3.1/9.1 Dacht dat wij alleen over race driver in F1 gesproken hadden. (…) Het lijkt mij dan ook fair om in het geval van test rijder wel variabele rente te betalen maar terug betaling van de lening achterwege te laten tot het moment dat Nyck [ [gedaagde 2] , rb.] echt F1 coureur is.”
[naam 1] reageerde op dezelfde dag daarop (in rode tekst) met:
“Eens, dat lijkt me ook fair en gaan we zo opschrijven”
waaraan hij op 17 april 2018 in een andere kleur (in blauwe tekst) heeft toegevoegd:
“[aangepast, als hij uitsluitend test driver is, hoeft de Lening niet te worden terugbetaald]”
[naam 1] heeft met diezelfde e-mail de uiteindelijke versie van de Overeenkomst gestuurd aan [naam vader] met de vraag of hij akkoord is. [naam vader] heeft geantwoord met:
“Lijkt mij precies zoals wij besproken hebben.”
4.16.
Uit deze communicatie kon [gedaagden] niet redelijkerwijs begrijpen dat Investrand de lening zou kwijtschelden als [gedaagde 2] uiterlijk 2022 geen
race driverzou worden. Met name de latere reactie in blauw (“
aangepast, als hij uitsluitend test driver is, hoeft de Lening niet te worden terugbetaald”) past niet met de door [gedaagden] voorgestane uitleg. Voor zover [naam vader] door de eerste reactie van [naam 1] in het rood dacht dat de eindversie zou worden aangepast op de wijze die hij in gedachte had, had het op zijn weg gelegen dat te controleren in de uiteindelijke versie. Daarbij komt dat ook uit zijn eigen verwijzing in de e-mail van 14 april naar “
3.1/9.1” niet anders kan worden geconcludeerd dan dat [naam vader] zich bewust was van de relevantie van de definitiebepaling in artikel 9.1. Die is niet aangepast. [gedaagden] had vóórdat hij instemde met de Overeenkomst moeten controleren hoe de afspraken schriftelijk waren vastgelegd. Dat heeft hij niet gedaan en komt voor zijn rekening. Dat [gedaagden] zich niet heeft laten bijstaan door een advocaat of jurist komt eveneens voor zijn rekening. Het is ook geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat het gaat om gelijkwaardige professionele partijen ( [gedaagde 1] is immers een onderneming). Dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de Overeenkomst (telefonisch) hebben gesproken over de uitzondering op een wijze die afbreuk doet aan hetgeen in de Overeenkomst is opgenomen, is ook niet vast komen te staan.
4.17.
Het vorenstaand betekent dat de taalkundige uitleg van de Overeenkomst op het punt van de uitzondering, zoals weergegeven in 4.11, geldt.
[gedaagde 2] is in relevante periode niet uitsluitend als reserve driver actief geweest
4.18.
[gedaagde 2] is van 2019 tot en met 2022 als
test driveren
reserve driveractief geweest als autocoureur in de FIA Formule 1 en hij heeft in 2022 als invaller gereden bij de Grand Prix Formule 1 van Italië (zie onder 2.11 en 2.12). Daarmee is [gedaagde 2] in de relevante periode actief geweest als autocoureur in de FIA Formule 1 in de zin van de Overeenkomst. Daarnaast leidt de vastgestelde uitleg van de uitzondering in artikel 3.1 tot de conclusie dat deze niet van toepassing is, omdat [gedaagde 2] niet uitsluitend als
test driveractief is geweest. De vorderingen I en II worden daarom toegewezen.
[gedaagden] moet lening terugbetalen
4.19.
Ter zitting is vastgesteld dat partijen het eens zijn dat de activiteiten van [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 na juli 2023 zijn geëindigd (de rechtbank leest dit als na 31 juli 2023). [gedaagde 2] moet op grond van artikel 3.2 van de Overeenkomst de lening binnen één maand nadat hij niet meer actief is in de FIA Formule 1 terugbetalen aan Investrand. De gevorderde verklaring voor recht die hierop ziet (vordering IV) wordt daarom toegewezen (zie ook 4.25).
geen misbruik van omstandigheden en nakoming niet onaanvaardbaar
4.20.
Het beroep van [gedaagden] op misbruik van omstandigheden slaagt niet. De reden is dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden, dat Investrand [gedaagden] ervan had moeten weerhouden om de Overeenkomst aan te gaan. Het stond Investrand op grond van het beginsel van de contractsvrijheid vrij om de Overeenkomst met [gedaagden] te sluiten zoals zij gedaan heeft. Dit beginsel brengt ook mee dat [gedaagden] de mogelijkheid had om geen contract aan te gaan met Investrand. Dat [gedaagden] in de Voorovereenkomst akkoord is gegaan met de voorwaarde dat hij (ook) een deel van zijn inkomsten zou moeten afstaan als [gedaagden] geen gebruik zou maken van de investering en [gedaagde 2] in de toekomst alsnog autocoureur in de FIA Formule 1 zou worden, kan Investrand ook niet worden tegengeworpen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat [gedaagden] met zijn rug tegen de muur stond en alleen daardoor akkoord is gegaan met de Overeenkomst. Partijen hebben de Voorovereenkomst gesloten met de afspraak dat [gedaagden] het bedrag van € 250.000 van [naam 1] zou kunnen lenen als hij geen andere financier vindt in een periode van een aantal maanden. Op die wijze kon [gedaagde 2] onder de overeengekomen voorwaarden de Prema-deal accepteren en kreeg hij alsnog de gelegenheid om op een andere wijze aan het benodigde geldbedrag te komen. Verder had [gedaagden] moeten begrijpen met welke voorwaarden hij akkoord is gegaan toen hij instemde met de Overeenkomst.
4.21.
Ook zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat het onaanvaardbaar is dat Investrand aanspraak maakt op de overeengekomen variabele rente van artikel 2.4 van de Overeenkomst.
[gedaagden] moet rente over 2023 betalen en [gedaagde 2] niet langer actief als autocoureur in de FIA Formule
4.22.
Op grond van de artikelen 2.2 tot en met 2.4 van de Overeenkomst moet [gedaagden] de overeengekomen vaste rente van 3% en de variabele rente van 50% over de inkomsten van [gedaagde 2] betalen zolang hij als autocoureur actief is in de FIA Formule 1.
4.23.
In de stukken en ter zitting heeft [gedaagden] bevestigd dat over de periode tot en met 2022 alle inkomsten zijn afgerekend met en afgedragen aan Investrand. Investrand heeft ter zitting erkend dat van alle aan haar gemelde inkomsten de helft is afgedragen, maar zij niet weet of [gedaagden] wel alle informatie heeft gedeeld. Dat is onvoldoende om niet van de juistheid van de stelling van [gedaagden] uit te gaan. De rechtbank gaat er dus van uit dat alle inkomsten tot en met 2022 zijn afgerekend.
4.24.
[gedaagden] moet wel nog de vaste en variabele rente over het raceseizoen van 2023 aan Investrand betalen. [gedaagden] wordt daarom veroordeeld om over het raceseizoen van 2023 de vaste en variabele rente te betalen aan Investrand (vordering V).
4.25.
Nu tussen partijen vaststaat dat de activiteiten van [gedaagde 2] als autocoureur in de FIA Formule 1 zijn beëindigd, heeft Investrand geen belang meer bij de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagden] rente moet betalen zolang [gedaagde 2] actief blijft als autocoureur in de FIA Formule 1, zodat vordering III wordt afgewezen. Nu dit einde tussen partijen vaststaat, worden vorderingen IV en V toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
[gedaagden] hoeft geen aanvullende informatie te delen
4.26.
Zoals onder 4.23 is overwogen heeft Investrand onvoldoende onderbouwd aangegeven dat [gedaagde 2] meer inkomsten heeft genoten dan dat [gedaagden] gedeeld heeft met Investrand. Aldus is niet gebleken dat [gedaagden] niet aan zijn informatieplicht onder de Overeenkomst heeft voldaan. Bij deze stand van zaken heeft Investrand onvoldoende belang bij vordering VI en wordt deze afgewezen.
proceskosten
4.27.
[gedaagden] is de partij die in de hoofdzaak grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden die kosten van Investrand vastgesteld op:
- dagvaarding
106,73
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.196‬,00
(2 punten × tarief IV: € 598)
- nakosten
‭ 173,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
plus de verhoging onder de beslissing
Totaal
‭4.312‬,73‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
De daarover gevorderde rente wordt toegewezen zoals opgenomen onder de beslissing.
4.28.
De procesveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5. De beslissing
in het incident
5.1.
wijst de incidentele vordering van Investrand af,
5.2.
veroordeelt Investrand in de proceskosten van € 771, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Investrand niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Investrand € 90 extra betalen plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Investrand in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
in de hoofdzaak
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde 2] tot en met 2022 actief is geweest als
autocoureur in de FIA Formule 1, zoals bedoeld in artikel 9.1 van de Overeenkomst,
5.5.
verklaart voor recht dat [gedaagde 2] tot en met 2022 niet uitsluitend als
test driverin de FIA Formule 1 actief is geweest,
5.6.
verklaart voor recht dat [gedaagden] op grond van artikel 3.2 van de Overeenkomst de lening moet terugbetalen binnen één maand na 31 juli 2023,
5.7.
veroordeelt [gedaagden] tot betalen van vaste en variabele rente, zoals bedoeld in de artikelen 2.3 en 2.4 van de Overeenkomst, tot en met 31 juli 2023,
5.8.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 4.312‬,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden] € 90 extra betalen plus de kosten van betekening,
5.9.
veroordeelt [gedaagden] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in het incident en in de hoofdzaak
5.11.
verklaart dit vonnis onder 5.2, 5.3, 5.7, 5.8 en 5.9 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.