Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) op 19 december 2023 en betreft:
1.Beoordeling
2.Beslissing
[opgeëiste persoon]voor het feit zoals vermeld in het verzoek.
Rechtbank Amsterdam
Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/342570-23, een beslissing genomen over een verzoek tot aanvullende toestemming voor vervolging, ingediend door het Openbaar Ministerie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, van de Overleveringswet (OLW) en was afkomstig van het Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia. De rechtbank heeft op 27 maart 2024 het verzoek in behandeling genomen, dat betrekking had op een persoon die in Letland gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de benodigde gegevens aanwezig waren om een beslissing te nemen, waarbij de rechten van de verdediging van de opgeëiste persoon volledig in acht zijn genomen.
De rechtbank heeft eerder, op 17 april 2024, geoordeeld dat de opgeëiste persoon de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. Tevens heeft de rechtbank aanvullende vragen gesteld aan de Letse autoriteiten naar aanleiding van eerdere uitspraken over de detentieomstandigheden in Letland, die wijzen op een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling. Op 7 mei 2024 hebben de Letse autoriteiten aanvullende informatie verstrekt, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie onvoldoende is om de zorgen over de bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het 'kastenstelsel' in Letland weg te nemen.
Daarom heeft de rechtbank besloten om het verzoek om aanvullende toestemming voor vervolging te weigeren, omdat het algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling niet kan worden uitgesloten. De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen, en de rechters mrs. E. Biҫer en M. Westerman, in aanwezigheid van de griffiers mrs. I. van Heusden en S. van Gerven.