In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2024, vordert Ruet B.V. (hierna: Ruet) schadevergoeding van Woningstichting Eigen Haard (hierna: EH) op basis van een vermeende duurovereenkomst tussen EH en het failliete installatiebedrijf BIT. Ruet stelt dat EH aansprakelijk is voor de schade die BIT heeft geleden door het niet tijdig verstrekken van voldoende planbaar werk (Zoet werk), wat heeft geleid tot het faillissement van BIT. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij getuigen zijn gehoord en bewijs is geleverd. De rechtbank concludeert dat Ruet niet is geslaagd in het bewijs van de gestelde afspraak over de verhouding tussen Zoet en Zuur werk. De verklaringen van de getuigen ondersteunen niet de stelling dat er een bindende afspraak was over de hoeveelheid Zoet werk die EH aan BIT moest verstrekken. De rechtbank oordeelt dat de risico's van de afhankelijkheid van BIT van EH voor rekening van BIT komen, vooral omdat EH vanaf 2015 heeft aangedrongen op een minder grote afhankelijkheid. De vordering van Ruet wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van EH, die tot op heden zijn begroot op € 4.857.