ECLI:NL:RBAMS:2024:4735

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
13/064295-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en poging tot afpersing met explosieve dreiging in Amsterdam

Op 30 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en poging tot afpersing. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan tussen 10 en 22 februari 2024, waarbij de verdachte de aangever heeft bedreigd met geweld en heeft geprobeerd hem te dwingen tot het betalen van een geldbedrag van €1.000,-. De bedreigingen werden gedaan via sociale media, waaronder Snapchat, en omvatten doodsbedreigingen en de belofte om explosies te veroorzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 februari 2024 ook personeel van een bedrijf heeft bedreigd door te dreigen met een bom. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt om contact op te nemen met de aangever en die hem verplicht tot reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/064295-24
Parketnummer vordering TUL: 13/138934-21
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren ine [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag 1] 1999,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 16 mei 2024 en 3 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.M. van de Veen en E. de Bruijn (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling van [aangever] in de periode van 10 februari 2024 tot en met 22 februari 2024;
afpersing van [aangever] in de periode van 10 februari 2024 tot en met 24 februari 2024;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling van personeel van de [naam bedrijf] op 22 februari 2024.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Voor een aantal van de gedachtestreepjes bij de feiten 1 en 2 is er alleen de verklaring van aangever. Het kan niet anders dan dat de laatste drie gedachtestreepjes, die betrekking hebben op het betalen van een geldbedrag, over de ruzie tussen verdachte en aangever gaan. Hiervoor zitten in het dossier de chats tussen aangever en [naam 1] , en die tussen aangever en verdachte. Gezien de context zijn deze ook ondersteunend voor de gedragingen die onder de overige gedachtestreepjes ten last zijn gelegd. De woorden met betrekking tot het plaatsen van een bom zijn door de manager van de [naam bedrijf] en door de verkeersregelaar van de [naam bedrijf] gehoord. Het [naam bedrijf] -personeel kon aannemen dat verdachte zijn dreigement zou uitvoeren. Er zijn dan ook meteen veiligheidsmaatregelen genomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Behalve wat betreft de bedreigingen die buiten bij de [naam bedrijf] zouden zijn geuit, bestaat het bewijs voor feit 1 uit alléén de verklaringen van [aangever] . Die verklaringen van [aangever] zijn bovendien wisselend en daardoor onvoldoende betrouwbaar.
Voor de poging tot afpersing (feit 2) geldt dit ook, nu de gedachtestreepjes grotendeels hetzelfde zijn als die bij feit 1. Bovendien is aannemelijk dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, ter discussie heeft gesteld dat aangever hem iets zou moeten betalen. Verdachte kon niet weten dat aangever het bericht daarover niet meer kon lezen, zoals na onderzoek van de telefoon van de aangever is gebleken. Mede omdat vertraagde opsporing waarheidsvinding onmogelijk heeft gemaakt, kan de verklaring van verdachte op dit punt niet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Wat betreft de bedreiging van (het personeel van) de [naam bedrijf] (feit 3) worden de woorden zoals ten laste gelegd niet overtuigend gesteund door ander bewijs. Subsidiair is deze bedreiging niet effectief geweest. Niemand zal er serieus rekening mee hebben gehouden dat verdachte voornemens was de [naam bedrijf] , met een totale oppervlakte van 112.200 m², op te blazen.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring feit 1, feit 2 en feit 3
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 22 februari 2024 heeft [aangever] aangifte gedaan van bedreiging en afpersing door een persoon die hij kent onder de naam [naam 2] . [2] Dit gebeurde volgens [aangever] voornamelijk via Snapchat, waarbij [naam 2] gebruik maakte van een account met de naam [naam account] .
[aangever] heeft [naam 2] op 4 februari 2024 ontmoet op een feest. Op 9 februari 2024 zijn zij elkaar weer tegengekomen en heeft [aangever] [naam 2] desgevraagd verteld dat de vriendin van [naam 2] ( [naam 3] of [naam 4] , hierna: [naam 4] ) niet loyaal naar [naam 2] was. Daarna is [naam 2] boos op hem geworden omdat [aangever] [naam 4] aan [naam 5] , een vriend van [aangever] , zou hebben willen koppelen.
[aangever] heeft verklaard dat hij hierover vanaf 10 februari 2024 via Snapchat is gebeld door [naam 2] . [aangever] heeft daarna twee vrienden ( [naam 6] en [naam 1] ) ingeschakeld om te bemiddelen en hij heeft via hen geprobeerd [naam 2] te kalmeren en op andere gedachten te brengen.
[aangever] heeft over de via Snapchat door [naam 2] geuite bedreigingen en de poging tot afpersing verklaard dat [naam 2] in een gesprek op 10 februari 2024 tegen hem heeft gezegd: “Eigenlijk moet ik jullie neerschieten. Ik kan mannen 1.000 euro betalen om jullie in elkaar te laten slaan.” Tijdens het video telefoongesprek ontving aangever via Snapchat een video van [naam 2] . Hij hoorde [naam 2] bij het verzenden van het filmpje het volgende zeggen: ''Deze jongen deed gangster, kijk wat er gebeurd is.'' [aangever] opende vervolgens het filmpje en zag dat op het filmpje een volledig naakte man in een gang was en vastgebonden was. In een aansluitend gesprek met verbalisanten later die dag heeft [aangever] verklaard dat [naam 2] daarbij dingen riep als: "Ik ga mannen €1000,- euro betalen om jou lelijk te maken, dan ben je geen mooi boy meer.", "Ik jaag je een kogel door jouw kop.", "Ik heb street credits, je weet niet wie ik ben" en "Ik zoek je op op jouw werk." [3]
Via een vriend ( [naam 6] ) die met [naam 2] had gesproken hoorde [aangever] later dat [naam 2] tegen [naam 6] heeft gezegd dat [aangever] hem een geldbedrag moest betalen en dat hij hem dan pas met rust zou laten. Als hij [naam 2] niet zou betalen dan moest hij hem het adres van [naam 5] geven.
Een paar dagen later werd [aangever] door zijn vriendin ( [naam 7] ) gebeld. [naam 2] had tegen [naam 7] gezegd dat [aangever] contact met hem moest opnemen, anders zou [naam 2] naar zijn werk op de [naam bedrijf] in Amsterdam komen. [aangever] ontving vervolgens van [naam 2] een screenshot van de afdeling van zijn werk en werd meteen ook gebeld door [naam 2] die tegen hem zei: “Ik ga dingen bij je huis laten ontploffen. Binnen twee weken weet ik wat jouw adres is. Direct na dat gesprek heeft [naam 2] aan [aangever] video’s gestuurd waarop een explosie te zien was.
Op 21 februari 2024 heeft [aangever] aan een andere vriend van hem ( [naam 1] ) gevraagd om [naam 2] te kalmeren. Diezelfde dag werd [aangever] teruggebeld door [naam 1] . [naam 1] had contact opgenomen met [naam 2] en vertelde [aangever] dat hij hem voor het eind van de maand €1.000 euro moest betalen.
Aangever [aangever] heeft screenshots van een snapchatgesprek met verdachte aan de politie verstrekt. Blijkens de uitwerking daarvan is het volgende gezegd:
“Slachtoffer: "Yo man dit gedoe moet echt stoppen man gaat te lang door me familie heeft ook last hiervan voor mij was dit allang klaar"
Verdachte: "?"
Slachtoffer: "Wil die torie laten man"
Verdachte: "Je hebt [naam 1] gesproken toch?"
Slachtoffer: "Ja" (bijlage 3)
Verdachte: "Wat s daaruit gekomen?"
Slachtoffer: "Van datje die 1 k wil voor einde van de maand"
Verdachte: "Wrm kom je mij nog takken?"
Slachtoffer: "Voor wat moet ik jou 1000k betalen heb letterlijk niks gedaan"” [4]
Ook heeft [aangever] screenshots van een snapchat gesprek, inclusief spraakberichten, tussen hem en [naam 1] vertrekt, die door de politie zijn uitgewerkt:
“ [naam 1] stuurt spraakbericht: "Luister dan eh heb je die shit geregeld met die man?"
Slachtoffer: "Niks heb gecontact met hem. Laat het gewoon overwaaien kan"
[naam 1] stuurt spraakbericht: "Ja man bro hij baart hem man. Hij zegt tegen mij zeg tegen die man dat het bijna eind van de maand is dus je begrijpt me toch?" (...)
[naam 1] stuurt spraakbericht: "Wat is gaande nu? Wat heb je tegen hem gezegd?"
Slachtoffer:"Had hem gezegd dat geen zit heb en deze shit en dat ik niet betaal"
[naam 1] stuurt een spraakbericht: "Bro maar hoe ga je me zo voorschut zetten bij die mensen? Hoe ga je tegen mij zeggen ik betaal hem en nu? Maar je weet dat hij ook je adje heeft toch? Je weet dat je nu gaat gewoon deuren openen voor jezelf (…)”
Slachtoffer:"Ik zei zou kijken wat ik kan fixen en wat ik kan doen"
[naam 1] stuurt spraakbericht: "Nee broer, je bent akkoord meegegaan met die deal. Je hebt gezegd ik ga betalen eind van die maand. Nu je komt met dit en jij gaat zelf die man baren en je komt niet eerst naar mij toe. (…)"
Slachtoffer: "Als ik betaal gaat hij meer vragen zo gaan die dingen. Is ook niet jou probleem man. Wil je er ook niet mee lastig vallen. Vandaar dat ik zelf sprak"
[naam 1] stuurt spraakbericht:"Broer ik heb jou die woord gegeven. Ik heb jou... gegeven dat dit gaat niet worden. Jij moest gewoon aan je woorden houden of jij moest geen afspraken maken met die gast en met mij. Jij vraagt mij om een hulp ik doe het voor je. Jij wilt geen problemen. Ik hou die man aan de kant nu ga jij die afspraken gewoon anders doen broer. Zo werkt dat niet dat weet jij zelf ook wel. Nu zeg je tegen mij is niet mijn probleem, oké saff is goed is niet mijn probleem. Dan moet je accepteren ook wat hij gaat ook doen. Dat heb ikje al vanaf het begin gezegd."” [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op Snapchat gebruik maakt van een account met de naam [naam account] en dat hij ook wel [naam 2] wordt genoemd. Ook heeft verdachte verklaard dat hij via Snapchat, en ook via [naam 6] en [naam 1] , met [aangever] contact heeft gehad en hij boos op hem was en opheldering wilde over de kwestie met zijn vriendin [naam 4] . Hij wilde daarover een gesprek met [aangever] hebben. Verder heeft verdachte bevestigd dat hij via [naam 7] tegen [aangever] heeft gezegd dat hij contact met hem moest opnemen en dat hij anders naar zijn werk zou komen. Verdachte ontkent dat hij bij de contacten met [aangever] bedreigingen heeft geuit of dat hij hem heeft geprobeerd af te persen. [6]
Op 22 februari 2024 doet ook de leidinggevende van [aangever] ( [naam 8] ) aangifte van bedreiging. Zij heeft verklaard dat een collega - [aangever] - haar een paar dagen daarvoor had verteld dat hij bedreigd werd. Op 22 februari 2024 kwam [aangever] de keuken inrennen en zei haar dat hij er was. Bij de balie zag zij twee mannen staan. Eén van hen zei tegen haar dat hij op zoek was naar haar collega. Zij verzocht de mannen vervolgens om het pand te verlaten. Bij het sluiten van de deur schreeuwde de persoon die naar haar collega op zoek was tegen haar: “Ik ga hier nog een bom plaatsen, ik ga het niet zelf doen maar ik laat het doen. Jullie zijn nog niet van mij af”. [7]
Een bij de [naam bedrijf] werkzame parkeerhost ( [naam 9] ) heeft gezien dat twee jongens met [naam 8] in gesprek waren en heeft één van hen daarbij horen roepen dat hij de [naam bedrijf] wilde opblazen en dat hij een collega wilde spreken. De getuige is naar de jongens toegelopen en zag dat de jongen zeer gefrustreerd was (passief-agressief) en was bang dat hij [aangever] iets wilde aandoen. Toen de jongens weg waren gegaan is de parkeerhost naar [aangever] gelopen en zag dat hij erg geschrokken was. [8] en [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij samen met een vriend op 22 februari 2024 bij de [naam bedrijf] is geweest en dat hij degene is die te zien is op de stills en camerabeelden in het dossier. Verdachte had [aangever] al eerder via [naam 7] laten weten dat hij contact met hem moest opnemen en dat hij anders naar zijn werk zou komen. Verdachte wist via een collega van [aangever] waar [aangever] werkte. Bij de [naam bedrijf] zag verdachte dat [aangever] naar achteren verdween toen hij verdachte zag aankomen. Verdachte heeft vervolgens gesproken met de leidinggevende van [aangever] en gezegd dat hij [aangever] ( [aangever] ) wilde spreken. Later tijdens dat gesprek heeft verdachte tegen haar gezegd: “Ik denk niet dat u het zal waarderen als de deur van de [naam bedrijf] wordt opgeblazen.” [10]
[aangever] heeft hierover verklaard dat [naam 2] met hem wilde spreken en iets met hem wilde regelen. [aangever] wilde niet met [naam 2] spreken; hij voelde zich bedreigd en bang. Van zijn leidinggevende ( [naam 8] ) moest [aangever] naar de wc gaan en daar 112 bellen. [11]
Bewijsoverwegingen
Verklaring van [aangever]
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat de door [aangever] genoemde Snapchat berichten grotendeels niet meer te achterhalen waren. De rechtbank is desondanks van oordeel dat de verklaringen van [aangever] hierover bij de politie en later bij de rechter-commissaris op essentiële onderdelen consistent zijn en in voldoende mate door overige bewijsmiddelen in het dossier worden ondersteund om tot bewezenverklaring van de bedreigingen en de poging tot afpersing te komen.
De rechtbank acht aannemelijk dat [aangever] zich door berichten van verdachte zeer bedreigd heeft gevoeld. [aangever] heeft vrijwel meteen zijn familie hierover ingelicht en is
tot twee keer toe met zijn moeder naar de politie gegaan om aangifte te doen. De eerste keer was op 14 februari 2024, zo is ook gebleken ook uit de politiesystemen. Verdachte heeft hierover zowel bij de politie als later bij de rechter-commissaris consequent verklaard. De eerste keer bleek het doen van aangifte niet mogelijk omdat er geen bewijs was. [aangever] kreeg het advies om verdachte te blokkeren, hetgeen hij toen ook heeft gedaan. Omdat de bedreigingen en verzoeken om geld door verdachte door bleven gaan, is verdachte nogmaals met zijn moeder naar de politie gegaan. Nog steeds was er onvoldoende bewijs, waardoor een aangifte volgens de politie geen zin zou hebben. [aangever] heeft vervolgens zijn leidinggevende ingelicht over de bedreigingen. Om een aangifte mogelijk gaan maken heeft [aangever] verdachte weer gedeblokkeerd op zijn telefoon en heeft hij met de telefoon van zijn vader foto’s van een snapchatgesprek met verdachte gemaakt. De inhoud van dat gesprek en de inhoud van het snapchatgesprek en de spraakberichten tussen aangever en [naam 1] zijn ondersteunend voor de verklaring van [aangever] dat hij € 1000,- aan verdachte moest betalen en dat verdachte naar het werk (de [naam bedrijf] ) van [aangever] zou komen als hij geen contact met hem op zou nemen. Verdachte is de dag daarna ook daadwerkelijk naar het werk van [aangever] gekomen, waarbij verdachte heeft gedreigd om een bom te plaatsen.
Ook als de politie kort na het gebeuren bij de [naam bedrijf] arriveert zien zij dat [aangever] flink ontdaan is van het voorval en begint te huilen. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat aangever hem geld moest betalen en heeft verklaard dat hij tijdens het snapchatgesprek met de aangever in reactie op zijn vraag "Voor wat moet ik jou 1000k betalen heb letterlijk niks gedaan" zou hebben geantwoord: “Wie heeft gezegd dat jij moet betalen?” Verdachte heeft zich echter bij de politie en bij de rechter-commissaris telkens op zijn zwijgrecht beroepen en heeft deze verklaring pas op de inhoudelijke behandeling afgelegd. Het dossier biedt, ook na nader onderzoek aan de telefoon van [aangever] , geen ondersteuning hiervoor.
Bedreiging feit 3
Dat de volgens de getuige [naam 9] door verdachte bij de bedreiging geuite bewoordingen niet precies overeenkomen met de bewoordingen zoals aangeefster [naam 8] die heeft waargenomen maakt niet dat hiervoor onvoldoende bewijs zou zijn. Immers de strekking van beide verklaringen is duidelijk: er is gedreigd met het veroorzaken van een ontploffing bij de [naam bedrijf] . Ook verdachte zelf heeft bovendien verklaard daarbij over het opblazen van een deur te hebben gesproken en dat hij zich kon voorstellen dat mensen hierdoor geschrokken waren.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte bij de [naam bedrijf] geuite bedreigingen van dien aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat bij de aangeefster en het andere personeel van de [naam bedrijf] de reële vrees kon ontstaan dat verdachte zijn dreigement ook daadwerkelijk ten uitvoer zou leggen. Aangeefster [naam 8] heeft immers direct nadat verdachte en zijn vriend waren vertrokken aanleiding gezien in verband met de veiligheid van haar personeel alle deuren te laten vergrendelen. Ook is meteen de politie ingeschakeld. Zij deed dit omdat zij erg was geschrokken van de bedreigingen en de manier waarop verdachte dat had gedaan, met veel verbale agressie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 10 februari 2024 tot en met 22 februari 2024 te Amsterdam, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling door voornoemde [aangever] :
- een filmpje toe te sturen van een naakte vastgebonden man die klappen kreeg en
- een filmpje tot te sturen van een explosie en
- een foto van zijn werkadres toe te sturen en
- op zijn werkadres op te zoeken en
- dreigend de woorden toe te voegen:
“Deze jongen deed gangster, kijk wat er gebeurd is” en
“Eigenlijk moet ik jullie neerschieten. Ik kan mannen 1.000,- euro betalen om
jullie in elkaar te laten slaan en om jou lelijk te maken, dan ben jij geen mooi
boy meer” en
“Ik jaag een kogel door je kop” en
“Ik heb streetcredits, je weet niet wie ik ben” en
“Ik ga dingen bij je huis laten ontploffen. Binnen 2 weken weet ik jou adres” en
“Ik ga hier nog een bom plaatsen, ik ga het niet zelf doen maar laten doen. Jullie
zijn nog niet van mij af” en
door voornoemde [aangever] te berichten:
- (middels tussenkomst) dat hij hem, verdachte, een geldbedrag moest betalen en
- dat hij hem, verdachte, het adres van [naam 5] moest geven en
- (middels tussenkomst) dat hij contact moest opnemen met hem, verdachte, want anders zou hij hem op zijn werk komen opzoeken en
- (middels tussenkomt) dat hij voor het einde van de maand 1.000 Euro aan hem, verdachte, moest betalen,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
in de periode van 10 februari 2024 tot en met 24 februari 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 1000 Euro, die aan voornoemde [aangever] toebehoorden, voornoemde [aangever] :
- een filmpje heeft toegestuurd van een naakte vastgebonden man die klappen
kreeg en
- een filmpje van een explosie heeft toegestuurd en
- een foto van zijn werkadres toegestuurd en
- op zijn werkadres opgezocht en
- dreigend de woorden heeft toegevoegd:
“Deze jongen deed gangster, kijk wat er gebeurd is” en
“Eigenlijk moet ik jullie neerschieten. Ik kan mannen 1.000,- euro betalen om
jullie in elkaar te laten slaan en om jou lelijk te maken, dan ben jij geen mooi
boy meer” en
“Ik jaag een kogel door je kop” en
“Ik heb streetcredits, je weet niet wie ik ben” en
“Ik ga dingen bij je huis laten ontploffen. Binnen 2 weken weet ik jou adres” en
“Ik ga hier nog een bom plaatsen, ik ga het niet zelf doen maar laten doen. Jullie
zijn nog niet van mij af”, en
voornoemde [aangever] te berichten:
- (middels tussenkomst) dat hij hem, verdachte, een geldbedrag moest betalen en
- dat hij hem, verdachte, het adres van [naam 5] moest geven en
- (middels tussenkomst) dat hij contact moest opnemen met hem, verdachte, want anders zou hij hem op zijn werk komen opzoeken en
- (middels tussenkomt) dat hij voor het einde van de maand 1000 Euro aan hem, verdachte, moest betalen,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 22 februari 2024 te Amsterdam personeel van de [naam bedrijf] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen personeel van de [naam bedrijf] dreigend te schreeuwen: “Ik ga hier nog een bom plaatsen, ik ga het niet zelf doen maar laten doen. Jullie zijn nog niet van mij af ”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering worden geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte voor de duur van twee jaren een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [aangever] , waarbij op iedere overtreding van deze maatregel één week vervangende hechtenis zal worden toegepast, met een maximum van zes maanden. Ook zou deze maatregel dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die door de reclassering geadviseerd. Verdachte is bereid om zich aan deze voorwaarden te houden. Belangrijk is dat verdachte in september weer aan een opleiding kan beginnen.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen en poging tot afpersing. Uit onvrede over het feit dat het slachtoffer volgens verdachte had geprobeerd verdachte zijn vriendin aan een vriend van hem te koppelen, heeft verdachte aanvankelijk vooral via social media diverse bedreigingen gestuurd, waaronder doodsbedreigingen. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer laten weten dat hij daar pas mee zou stoppen als hij hem €1.000,- zou betalen. Toen het slachtoffer niet tot betaling bereid bleek, heeft verdachte hem op zijn werk opgezocht en ook collega’s van het slachtoffer bedreigd door aan te kondigen dat hij daar een ontploffing zou veroorzaken. Ook deze bedreiging is, zeker in de huidige tijd waar het tot ontploffing brengen van explosieven vaker aan de orde is, zeer kwalijk te noemen.
Dit alles heeft niet alleen het slachtoffer veel angst en onrust bezorgd, maar heeft ook op zijn familie en collega’s van het werk veel indruk gemaakt. Verdachte heeft aldus een volstrekt ontoelaatbare inbreuk op de privélevens van alle betrokkenen veroorzaakt.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 19 april 2024 blijkt dat verdachte in het verleden voor diverse misdrijven is veroordeel, waaronder ook bedreiging en afpersing. De rechtbank houdt hier in straf verhogende zin rekening mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 7 mei 2024, opgemaakt door [naam 10] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Uit dossieronderzoek komen meerdere signalen naar voren dat er sprake is van een delinquent sociaal netwerk. Verdachte geeft hierover weinig openheid. Verdachte was niet bereid om zijn medewerking te verlenen aan een trajectconsult van het NIFP. Op basis van dossieronderzoek komt een consistent beeld naar voren van een jongeman met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er wordt beschreven dat zijn impulscontrole en frustratietolerantie niet optimaal zijn en dat hij zich verhoogd krenkbaar toont.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Gezien de risicofactoren die uit het onderzoek van de reclassering naar voren komen is een reclasseringstoezicht geïndiceerd. Verdachte is hiervoor gemotiveerd en bereid om mee te werken. Een belemmerende factor betreft de veiligheidsrisico’s die er rondom verdachte spelen. In februari 2024 is er van korte afstand gericht op verdachte geschoten. Onduidelijk is wat de achtergrond hiervan is. In februari 2022 was er eveneens sprake van dreiging en een beschieting van de woning van verdachte. Daarom wordt er niet op een kantoor van de reclassering met verdachte gesproken, maar op een beveiligde locatie of middels (beeld)bellen. Om deze reden kon er binnen het vorige reclasseringstoezicht onvoldoende worden gewerkt aan recidivevermindering. Hierdoor zijn er twijfels of er bij een nieuw reclasseringstoezicht wel gedragsverandering mogelijk is, maar gezien de jonge leeftijd van verdachte, zijn motivatie om mee te werken en de aanwezige risicofactoren, is een reclasseringstoezicht wel geïndiceerd.
De jongerencoach van verdachte, zijn behandelaar van De Waag en de casusregisseur Top 600 zien ondanks dit alles ook een positieve ontwikkeling bij verdachte. Zij zien voldoende aanknopingspunten voor verdere begeleiding en ondersteuning. De behandeling bij De Waag zal zich onder andere richten op delictpreventie en emotieregulatie.
Straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een vrijheidsstraf miskend zou worden.
De rechtbank volgt daarnaast het advies van de reclassering. De rechtbank acht het van groot belang dat geprobeerd wordt om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig zal maken en verder zal wegzakken in het criminele milieu waarin hij zich lijkt te bevinden. Daartoe zijn met name de op te leggen bijzondere voorwaarden van belang. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich ook aan deze voorwaarden te houden. De rechtbank ziet hierin aanleiding aan verdachte een iets lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank koppelt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in rubriek 10 (Beslissing).
De rechtbank legt verdachte daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op. Het doel van deze maatregel is beveiliging van de maatschappij en voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank legt de maatregel op omdat zij van oordeel is dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich op een andere manier belastend naar personen toe zal gedragen. Uit de eerder genoemde rapportage blijkt immers dat het gevaar voor herhaling van een soortgelijk feit hoog is. De rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen zoals deze door de officier van justitie is gevorderd voor een periode van twee jaar.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 19 april 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/138934-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 8 februari 2022 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot twee maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen. De raadsman acht tenuitvoerlegging van de vordering niet opportuun omdat het aannemelijk is dat de voorwaardelijke straf destijds werd opgelegd louter om een toezicht mogelijk te maken.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel te bevelen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 55, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
Eendaadse samenloop van:
Telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.
en
Poging tot afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien)
maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak. De afspraken zullen plaatsvinden op een beveiligde locatie of middels beeldbellen.
-Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Diagnostiek zal onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt en zal zich richten op delict preventie en emotieregulatie. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte werkt mee aan een intake voor begeleid wonen. Bij geschiktheid verblijft verdachte in een woonvoorziening of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra deze beschikbaar is. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet binnen een straal van 300 meter van de [naam bedrijf] Amsterdam, gevestigd aan het [adres 2] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan
huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Tenuitvoerlegging
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 8 februari 2022, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Maatregel
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren opgeenenkele wijze - direct of indirect -contactzal opnemen, zoeken of hebben
met [aangever], geboren op [geboortedag 2] 1998 te [geboorteplaats 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze
vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een
maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
  • een telefoontoestel (merk: Apple iPhone, kleur: grijs) (6466702)
  • een telefoontoestel (merk: Apple iPhone, kleur: zwart) (6466703)
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2024.
Bijlage I
Tenlastelegging
[… 1]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen
2.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2024043242-4 (p. 004-010)
3.Een proces-verbaal van bevindingen (p. 011-013)
4.Een proces-verbaal van bevindingen Chatberichten Snapchat (p. 025-026)
5.Een proces-verbaal van bevindingen Chatberichten Snapchat (p. 027-028)
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2024, vastgelegd in een proces-verbaal ter
7.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2024043292-2 (p.014-016)
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2024043292-3 (p.017-020)
9.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024043292-6 (p.021-022)
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2024, vastgelegd in een proces-verbaal ter
11.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2024043242-4 (p. 004-010)