ECLI:NL:RBAMS:2024:4734

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
C/13/730035 / FA RK 23-1261
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van goederen met waardebepaling van aandelen en onroerend goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 5 juni 1992 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding, welke door de rechtbank is toegewezen op basis van de stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft tevens nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft de boekwaarde van de aandelen van het concern van de man als uitgangspunt genomen voor de waardebepaling, waarbij correcties zijn toegepast. Voor de waardebepaling van een van de beleggingspanden is de aanschafwaarde als uitgangspunt genomen, omdat deze dicht bij de peildatum ligt en de man zich als feitelijk eigenaar heeft gedragen door het pand te verbouwen zonder overleg met de vrouw. De rechtbank heeft de vrouw het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor zes maanden toegewezen, terwijl de man recht heeft op de huurwoning. De verdeling van de onroerende goederen en de aandelen is uitvoerig besproken, waarbij de rechtbank heeft beslist over de toedeling van diverse panden en aandelen aan beide partijen. De rechtbank heeft ook de vorderingen en schulden van beide partijen in de verdeling betrokken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en elke partij dient zijn eigen proceskosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaak- en rekestnummers: C/13/730035 / FA RK 23-1261 (echtscheiding)
C/13/748479 / FA RK 24-2043 (verdeling)
Beschikking van 26 juli 2024 betreffende de echtscheiding en nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.D. Leuftink, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.R. de Boorder, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 20 februari 2023;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man;
- het F9-formulier van 29 februari 2024 met het verdelingsvoorstel van de man;
- het F9-formulier van 29 februari 2024 met het verdelingsvoorstel van de vrouw;
- het F9-formulier van 6 maart 2024 met producties van de vrouw;
- het F9-formulier van 28 mei 2024 met producties van de vrouw;
- het F9-formulier van 29 mei 2024 met producties van de man, tevens houdende aanvullend verweer en wijziging van de zelfstandige (neven)verzoeken.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door zijn/haar advocaat en voor de vrouw een tweede advocaat, mr. R.N. Ibrahim.
Partijen hebben daarbij pleitaantekeningen overgelegd.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 5 juni 1992 te [woonplaats] . Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Voortgezet gebruik echtelijke woning/huurrecht woning te [plaats]
2.3.1.
De vrouw heeft het voortgezet gebruik van de echtelijke woning verzocht voor de duur van zes maanden. De man is daarmee akkoord mits hij in onderling overleg de woning mag betreden in verband met de persoonlijke goederen van de man die in de woning zijn opgeslagen. De vrouw is het met deze voorwaarde niet eens; zij is wel bereid de persoonlijke goederen voor de man klaar te zetten als hij deze nodig heeft, zodat de man deze kan afhalen.
2.3.2.
De rechtbank zal het voortgezet gebruik van de echtelijke woning van partijen voor de duur van zes maanden toekennen aan de vrouw, nu dit verzoek inhoudelijk niet is weersproken en op de wet is gegrond. Het aanvullende verzoek van de man zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, evenals de man, recht heeft op ongestoord woongenot. De rechtbank gaat ervan uit dat, wanneer de man over zijn persoonlijke spullen wil beschikken, hij deze kan afhalen zoals door de vrouw is voorgesteld.
2.3.3.
Partijen zijn het erover eens dat het huurrecht van de door de man bewoonde huurwoning te [plaats] aan hem toekomt, alsook de door de man betaalde waarborgsom van € 8.000, --, op grond waarvan de vrouw gerechtigd is tot een bedrag van € 4.000, --.
De rechtbank zal aldus beslissen.
2.4.
Verdeling
2.4.1.
Beide partijen hebben verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door ieder van hen voorgestelde wijze.
2.4.2.
Partijen zijn aanvankelijk met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden, echter in 2014 hebben partijen deze huwelijkse voorwaarden door middel van een notariële akte opgeheven. Tussen partijen is niet in geschil, dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:93 en 1:94, lid 1 BW (oud) er tussen hen een algehele gemeenschap van goederen bestaat. Dat betekent dat de gemeenschap ingevolge artikel 1:100 BW bij helfte dient te worden verdeeld.
2.4.3.
Als peildatum voor de omvang van de te verdelen ontbonden gemeenschap geldt 20 februari 2023, te weten de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding. Als datum voor de waardering van de verschillende bestanddelen ervan geldt in beginsel het moment van de feitelijke verdeling, met uitzondering van de banksaldi en de schulden, waarvoor in beginsel de waarde op de peildatum 20 februari 2023 wordt gehanteerd.
2.4.4.
De rechtbank zal de door partijen genoemde, te verdelen, bestanddelen per onderdeel bespreken.
De echtelijke woning aan de [adres 1] en hypothecaire geldlening
2.4.5.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de verkoop en levering van de echtelijke woning aan (een) derde(n). De woning staat inmiddels in de verkoop bij Voorma en Walch Makelaars. De verkoopopbrengst zal na aftrek van de op de woning rustende hypothecaire lening bij Achmea en de met de verkoop gepaard gaande kosten gelijkelijk tussen partijen worden verdeeld. Partijen zijn daarnaast overeengekomen dat de eigenaarslasten gezamenlijk worden gedragen en de gebruikerslasten voor rekening zijn van de feitelijke gebruiker.
2.4.6.
De op de echtelijke woning rustende hypothecaire lening is in 1999 aangegaan bij Achmea Acier financieringen in Zwitserse franken ter hoogte van (omgerekend) € 1.600.000, --. Vanaf 2008 is de wisselkoers vanwege de kredietcrisis en de maatregelen van de Europese Centrale Bank sterk gestegen ten opzichte van de euro, zodat het restantbedrag in euro’s veel hoger ligt dan destijds is geleend. Partijen hebben met andere gedupeerden een massaclaim ingediend bij Achmea. Beide partijen hebben de rechtbank verzocht te bepalen dat zij ieder voor de helft gerechtigd zijn tot een eventuele schadevergoeding met betrekking tot de door hen ingediende claim op dit punt. Hetzelfde geldt voor de financiering van de hierna te noemen woning te [adres 2] .
De rechtbank zal aldus beslissen.
Onroerend goed
2.4.7.
Tot de ontbonden gemeenschap behoren diverse onroerende goederen die grotendeels verhuurd zijn.
2.4.8.
Partijen hebben over de verdeling van de hierna te noemen onroerende goederen overeenstemming bereikt:
- de woning aan de [adres 2] zal inclusief de parkeerplaats worden verkocht en geleverd aan (een) derde(n), waarbij na aflossing van de aan deze woning verbonden hypothecaire geldlening en de met de verkoop gepaard gaande kosten, de te verwachten onderwaarde gelijkelijk door partijen zal worden gedragen of een eventuele overwaarde gelijkelijk zal worden gedeeld. De rechtbank zal dit opnemen in het dictum, waarbij de vrouw drie makelaars aan de man voorstelt, waarvan de man er één kiest;
- aan de vrouw worden toegedeeld de woningen aan de [adres 3] tegen een waarde van € 440.000, --, aan de [adres 4] tegen een waarde van € 280.000, -- en aan de [adres 5] tegen een waarde van € 147.000, --;
- aan de man worden toegedeeld de woningen aan de [adres 6] en de [adres 7] tegen een totale waarde van € 1.100.000, --, alsmede aan de [adres 8] tegen een waarde van € 425.000, --.
2.4.9.
De verdeling van de volgende woningen is tussen partijen in geschil, waarbij de rechtbank de wijze van verdeling zal bepalen.
- [adres 9]
Er is overeenstemming over de toedeling van deze onroerende zaak aan de vrouw.
De waarde is nog in geschil. Zoals partijen tijdens de mondelinge behandeling is voorgehouden zal deze woning bindend worden getaxeerd door een terzake deskundige makelaar, waarbij de vrouw drie taxateurs aan de man voorstelt en de man één daarvan uitkiest, waarna de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld tegen de getaxeerde waarde
- [adres 10] (inclusief de twee parkeerplaatsen)
Deze onroerende zaak is verhuurd aan de zoon van partijen.
Er is tussen partijen overeenstemming bereikt over de toedeling van deze onroerende zaak aan de vrouw. Aanvankelijk was ook overeenstemming bereikt over de waarde, te weten een bedrag van € 1.025.000, --- conform de taxatie van 31 januari 2024, in onverhuurde staat.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling echter laten weten aan deze waarde een voorwaarde te verbinden, namelijk dat de door haar gewenste waarde wordt gehanteerd voor de hierna te noemen woning aan de [adres 11] .
De rechtbank zal de woning toedelen aan de vrouw tegen de getaxeerde waarde van € 1.025.000, -- en gaat voorbij aan de door de vrouw tijdens de mondelinge behandeling gestelde voorwaarde. Zoals zij zelf heeft gesteld zal haar zoon de woning verlaten als de vrouw dat wenst. Daardoor kan zij de woning op korte termijn vrij van huur verkopen en is het redelijk de te verdelen waarde van de woning vast te stellen op het hiervoor genoemde bedrag.
- [adres 11]
Partijen zijn het erover eens dat deze onroerende zaak (in aanbouw) aan de man wordt toegedeeld, nu de man voornemens is hier te gaan wonen.
De man stelt zich op het standpunt dat deze woning tegen een waarde van € 211.856, --, zo begrijpt de rechtbank, tijdens de mondelinge behandeling door hem aangepast naar een waarde van € 300.000, --, aan hem dient te worden toegedeeld. Die waarde heeft de man bepaald door uit te gaan van de huidige waarde van € 1.111.000, -- minus zijn investering van (€ 897.000, -- + € 2.144, -- voor de kosten van de architect) € 899.144, --, die de man na de peildatum als voorschot op de verdeling van de banksaldi heeft opgenomen, zie hierna onder ‘de banksaldi’.
Volgens de vrouw dient uit te worden gegaan van een waarde van € 860.000, --. Zij komt tot dit bedrag door de koopprijs van de woning ad € 625.000, -- te vermeerderen met de kosten die zijn gemaakt tot de peildatum.
De rechtbank overweegt als volgt. De waarde die dient te worden verdeeld is in beginsel de waarde van de woning op het moment van feitelijke verdeling. Dit valt over het algemeen gelijk met het moment dat de man volledig juridisch eigenaar wordt door levering. In dit geval is de man zijn privé middelen al gaan investeren in de woning – zonder toestemming van de vrouw - voordat hij volledig eigenaar is geworden. Hij is zich op dat moment wel gaan gedragen als enig eigenaar en heeft alleen – zonder de vrouw - het beheer gevoerd over de woning. De woning is door partijen kort voor de peildatum aangeschaft voor een waarde van € 625.000, --. Dat was op dat moment kennelijk de (vrije verkoop) waarde van de woning. Na aankoop van de woning en voor de peildatum zijn er werkzaamheden verricht aan de woning met geld dat tot de gemeenschap behoorde. De vrouw heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd welk bedrag dit is geweest en of de waarde van de woning hiermee is gestegen. De rechtbank zal de te verdelen waarde van de woning vaststellen op het moment dat de man zich feitelijk als enig eigenaar van de woning is gaan gedragen, en dus voordat de privé investeringen in de woning door de man zijn gedaan, op het hiervoor genoemde bedrag van € 625.000, --.
De rechtbank zal genoemde woning toedelen aan de man tegen een waarde van € 625.000, --.
- Vakantiewoning te Italië
Partijen zijn het erover eens dat deze woning aan de vrouw wordt toegedeeld.
De waarde is tussen partijen in geschil. De man stelt zich op het standpunt dat de waarde € 450.000, -- bedraagt; de vrouw gaat uit van een waarde van € 375.000, --.
De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en zal de woning aan de vrouw toedelen tegen een waarde van € 412.500, --, waarbij de rechtbank de door partijen genoemde waardes middelt bij gebreke van een taxatierapport.
2.4.10.
Naast de hiervoor genoemde verdeling van het onroerend goed bepaalt de rechtbank op verzoek van beide partijen dat de waarborgsommen worden toegedeeld aan degene aan wie het desbetreffende beleggingspand wordt toegedeeld.
Aandelen van de man
2.4.11.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen behoren ook de aandelen van [bedrijf 1] B.V ( [bedrijf 1] ). De man is directeur enig aandeelhouder (DGA) van deze vennootschap die op haar beurt (onder meer) alle aandelen houdt in [bedrijf 2] B.V ( [bedrijf 2] ).
Partijen zijn het erover eens dat de aandelen van [bedrijf 1] aan de man worden toegedeeld, maar verschillen van de mening over de waarde ervan.
Partijen zijn het er over een om de waarde per 31 december 2022 te verdelen.
2.4.12.
Partijen zijn het er verder over eens dat de boekwaarde (eigen vermogen minus schulden) van € 1.562.867, -- in de jaarrekening van 2022 van [bedrijf 1] als uitgangspunt dient te gelden voor de waardebepaling, zodat de rechtbank dit zal overnemen. Partijen zijn het er verder over eens dat er een aantal correcties moeten worden toegepast op de boekwaarde maar verschillen van mening over de vraag welke correcties dat dan moeten zijn. De rechtbank zal op de betreffende geschilpunten als volgt beslissen.
Correctie op de boekwaarde van [bedrijf 2] : de borgstelling
2.4.13.
De rechtbank zal een correctie toepassen ten aanzien van de borgstelling die is opgenomen in de jaarrekening van [bedrijf 2] van 2022 en deze niet als een verplichting van de vennootschap aanmerken nu de man ter zitting heeft aangegeven dat hij zijn bedrijfsactiviteiten zo heeft ingericht dat [bedrijf 2] nauwelijks winstgevend is waardoor de borgstelling niet tot een betalingsverplichting kan leiden. Er worden geen werkzaamheden in [bedrijf 2] verricht. De winstgevendheid van de onderneming wordt bepaald door schulden en leningen. Dit blijkt ook uit de jaarstukken van [bedrijf 2] van de afgelopen jaren. Om deze reden hebben de verrekenbare verliezen eveneens geen waarde, zodat de rechtbank hierin de man volgt en op dit punt geen correctie zal toepassen. Het zijn immers communicerende vaten. Dat dit mogelijk in de toekomst anders zou kunnen zijn, zoals de vrouw betoogt, is een onzekere factor waarmee de rechtbank geen rekening houdt. De rechtbank gaat er hierbij wel vanuit dat de vrouw met de man een passende regeling (garantstelling) zal treffen voor de niet waarschijnlijke mogelijkheid dat de borgstelling in de toekomst alsnog wordt ingeroepen. Een en ander zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling.
Verder zal de rechtbank geen correctie toepassen op de waarde van de deelneming van [bedrijf 2] in Novanet Holding B.V., zoals de man voorstaat. De rechtbank zal op dit punt uitgaan van de boekwaarde zoals deze blijkt uit de (met instemming van de man) goedgekeurde jaarrekening van [bedrijf 2] van 2022.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het eigen vermogen van [bedrijf 2] volgens de jaarrekening van [bedrijf 2] van 2022 van (€ 246.636, --) zal corrigeren met een bedrag van € 478.449, -- tot € 231.813, --. Gelet op het feit dat [bedrijf 2] vanwege het negatieve eigen vermogen als deelneming in de jaarrekening van [bedrijf 1] is opgenomen voor een bedrag van € 1,- dient de waarde van de deelneming gecorrigeerd te worden van € 1 naar € 231.813, --. Daarom een correctie van € 231.812, --.
(Overige) correcties op de boekwaarde van [bedrijf 1] .
2.4.14.
De man heeft voldoende onderbouwd dat [bedrijf 1] (zo goed als) geen activiteiten ontplooit anders dan het houden van deelnemingen. [bedrijf 1] is met deze investeringen al een aantal jaren verlieslijdend. Dat dit mogelijk in de toekomst anders kan zijn, zoals de vrouw stelt, is een onzekere factor waarmee de rechtbank geen rekening houdt. De rechtbank zal dan ook geen waarde toekennen aan het compensabel verlies zoals de vrouw wenst en op dit punt geen correctie toepassen.
Verder is niet althans onvoldoende gebleken dat de deelneming in Pareteum Corporation B.V. een (meer)waarde vertegenwoordigt van € 23.583, -- zoals de vrouw stelt. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het bedrag van € 23.583, -- geen storting op aandelen betreft. Het zijn kosten die gemaakt zijn om te kunnen aansluiten bij een rechtszaak. De rechtbank zal dan ook op dit punt geen correctie toepassen.
Verder past de rechtbank geen correctie toe vanwege het negatief eigen vermogen van Loyalty Makers Group B.V. (LMG) zoals door de man is aangevoerd. De rechtbank volgt ook op dit punt de boekwaarde zoals deze blijkt uit de jaarrekening van [bedrijf 1] van 2022.
En tot slot past de rechtbank geen correctie toe op de vordering van € 59.168, -- van [bedrijf 1] op Loyalty Makers B.V. omdat deze oninbaar zou zijn. De man heeft dit onvoldoende aangetoond en wel reden gezien om de vordering op te nemen in de jaarrekening van [bedrijf 1] van 2022 in plaats van deze als oninbaar af te boeken. De rechtbank zal op dit punt ook weer de jaarrekening volgen.
2.4.15.
De rechtbank past wél een correctie toe op de volgende punten:
De rechtbank houdt rekening met de deelneming in het Haerlem Capital Fund van
€ 13.835, -- en de deelneming in Solid Ventures van € 59.614, --. Hierover zijn partijen het ook eens.
De rechtbank houdt verder in overeenstemming met het standpunt van de vrouw rekening met de vorderingen op I-Connect B.V. (I-Connect) van € 44.900, --, op LMG van € 34.398, -- en op Van Hulsbergen Beheer B.V. (Van Hulsbergen) van € 9.675, --, nu de rechtbank van oordeel is dat deze in het zicht van de echtscheiding lijken te zijn afgeboekt en uit de jaarstukken van [bedrijf 1] zijn verwijderd. In de jaarstukken van I-Connect en LMG staan de corresponderende bedragen wel als leningen vermeld. Wat de lening aan Van Hulsbergen betreft is onweersproken dat deze lening nog vermeld stond in de concept jaarrekening van [bedrijf 1] van 2022 maar niet meer voorkomt in de definitieve jaarrekening die is vastgesteld in het zicht van de echtscheiding. De rechtbank is van oordeel dat de man op dit punt onvoldoende uitleg heeft gegeven zodat de rechtbank in overeenstemming met het verzoek van de vrouw een correctie zal toepassen.
2.4.16.
Na toepassing van voornoemde correcties komt de rechtbank tot een totale waarde van de aandelen van (€ 1.562.867, -- + € 231.812, -- + € 13.835, -- + € 59.614, -- + € 44.900, --, + € 34.398, -- + € 9.675, -- ) € 1.957.101, --.
Deze waarde ligt een bedrag van € 200.866, -- boven de het op de aandelen gestorte bedrag van € 1.756.235, -- zodat er een latente aanmerkelijk belang claim is. Partijen zijn het ter zitting eens geworden dat voor de berekening van deze claim gerekend moet worden met een opstaptarief van € 67.000, -- waarvoor een percentage van € 24,5% geldt en over het meerdere een percentage van € 33%.
De rechtbank berekent de (latente) aanmerkelijk belang claim dan als volgt:
€ 67.000, -- x 24,5% = € 16.415, --.
€ 133.866, -- x 33% = € 44.176, --.
Totale claim: € 60.591, --
De door de rechtbank vastgestelde waarde van de aandelen [bedrijf 1] dient nog met dit bedrag gecorrigeerd te worden zodat de aandelen aan de man worden toegedeeld voor een bedrag van (€ 1.957.101, -- - € 60.591, -- ) € 1.896.510, --.
2.4.17.
De rechtbank bepaalt dat de aandelen aan de man worden toegedeeld tegen een waarde van € 1.896.510, --, zodat de man in het kader van overbedeling een bedrag van € 948.255, -- aan de vrouw dient te voldoen.
De rechtbank wijst partijen erop dat de aandelen binnen twee jaar na ontbinding van de gemeenschap notarieel aan de man geleverd dienen te worden en wijst het verzoek van de man dat de vrouw binnen een maand na inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand haar medewerking hieraan dient te verlenen dan ook toe.
Vorderingen
2.4.18.
Tot de ontbonden gemeenschap van goederen behoren de hierna te noemen vorderingen.
Partijen zijn het erover eens dat de vordering op mevrouw [naam] ter hoogte van € 170.000, -- aan de vrouw wordt toegedeeld, zodat de vrouw de man in dit kader € 85.000, -- dient te voldoen.
Voorts is er een vordering in privé op Loyalty Makers B.V. van € 29.562, -- welke aan de man wordt toegedeeld nu de man tegen het verzoek van de vrouw geen verweer heeft gevoerd. De man dient in de vrouw in dit kader een bedrag van € 14.781, -- te voldoen.
Daarnaast is er een vordering in privé op [bedrijf 2] in het kader van een achtergestelde lening van € 311.492, --, welke aan de man wordt toegedeeld nu de man ook op dit punt geen verweer heeft gevoerd. Op grond hiervan dient de man de vrouw een bedrag van € 155.746, -- te voldoen.
Tot slot zal de vordering met betrekking tot het faillissement ERS Energy Professionals B.V. aangehouden door Londen en Van Holland, aan de man worden toegedeeld nu de man ook hiertegen geen verweer heeft gevoerd, onder verdeling van de helft van het saldo met de vrouw.
Schulden
2.4.19.
Tot de ontbonden gemeenschap behoren de navolgende schulden, te weten:
de schuld in rekening-courant aan [bedrijf 1] . van € 319.994, --,
en de geldlening van € 42.130, -- van [bedrijf 1] .
Daarnaast is er nog de schuld in rekening-courant aan [bedrijf 2] van € 357.486, --.
Nu de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd zal de rechtbank, in overeenstemming met het verzoek van de vrouw, bepalen dat de man voor deze schulden draagplichtig is, onder verrekening van de saldi met de vrouw.
Banksaldi
2.4.20.
Tot de ontbonden gemeenschap behoren eveneens diverse banksaldi van partijen. Tussen partijen is niet in geschil dat het totale saldo per peildatum (afgerond) € 2.284.510, -- bedroeg en gelijkelijk verdeeld dient te worden. Ieder van partijen komt daarom een bedrag van € 1.142.255, -- toe.
Er dient echter rekening te worden gehouden met de voorschotten c.q. uitbetalingen aan partijen die na de peildatum hebben plaatsgevonden.
Aan de zijde van de man is dit een bedrag van € 135.000, -- als voorschot, een bedrag van € 897.000, --, voor het project in de [adres 11] , een bedrag van € 2.144, -- voor de kosten van de architect voor het project in de [adres 11] en een bedrag van € 23.669, -- voor de renovatie van de boot, in totaal € 1.057.813, --.
Aan de zijde van de vrouw is dit een bedrag van € 135.000, -- als voorschot. Daarna heeft de man aan de vrouw nog een bedrag van € 860.000, -- en een bedrag van € 50.000, -- overgemaakt, in totaal € 1.045.000, --.
Dit brengt mee dat het restantsaldo op de bankrekeningen van partijen aldus dient te worden verdeeld, dat de man nog een bedrag van € 84.442, -- dient te ontvangen en de vrouw nog een bedrag van € 97.255, --. Partijen hebben laten weten dat de gezamenlijke bankrekeningen worden opgeheven en ieder de bankrekening(en) op zijn/haar naam voortzet.
De rechtbank zal aldus beslissen.
Auto’s
2.4.21.
Tot de ontbonden gemeenschap behoren de navolgende auto’s.
Partijen zijn erover eens dat de Mini Countryman aan de vrouw wordt toegedeeld en de Porsche Cayenne Coupé en de Aston Martin aan de man worden toegedeeld, maar verschillen van mening over de waarde ervan.
De rechtbank gaat voor de waarde van genoemde auto’s uit van de door de man in het geding gebrachte rapporten. De vrouw heeft geen tegenbewijs hiervoor aangevoerd. Dit houdt in dat de Mini tegen een waarde van € 35.000, -- aan de vrouw wordt toegedeeld en de Porsche en Aston Martin aan de man worden toegedeeld tegen een waarde van € 71.139, -- respectievelijk € 185.000, --.
De man dient de vrouw wegens overbedeling per saldo een bedrag van € 110.570, -- te voldoen.
Boot ( [naam boot] )
2.4.22.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de tot de ontbonden gemeenschap behorende boot. Deze zal tegen een waarde van € 20.000, -- aan de man worden toegedeeld. De man is in dit kader een bedrag van € 10.000, -- aan de vrouw verschuldigd.
Inboedel en kunst
2.4.23.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van de inboedelgoederen in de voormalige echtelijke woning en de huurwoning te [plaats] in die zin, dat deze in onderling overleg gelijkelijk wordt verdeeld. Ook de kunstcollectie van partijen zal in onderling overleg gelijkelijk worden verdeeld.
Juwelen
2.4.24.
Ten aanzien van de tot de ontbonden gemeenschap behorende juwelen hebben partijen in onderling overleg een verdeling afgesproken, waarbij het deel van de juwelen dat toekomt aan de kinderen buiten de verdeling wordt gehouden.
De man krijgt de juwelen ter waarde van in totaal € 131.900, -- toegedeeld en de vrouw krijgt de juwelen ter waarde van in totaal € 410.886, -- toegedeeld. De vrouw dient de man in dit kader een bedrag van € 139.493, -- te voldoen.
Tassencollectie, wijn en munten
2.4.25.
Partijen zijn het erover eens dat hun muntencollectie buiten de verdeling blijft nu deze van de kinderen is. De wijnvoorraad zal aan de man worden toegedeeld tegen een waarde van € 50.000, --. De man dient de vrouw in dat kader een bedrag van € 25.000, -- te voldoen.
2.4.26.
Over de verdeling van de tot de ontbonden gemeenschap behorende tassencollectie zijn partijen het niet eens geworden. De rechtbank bepaalt op dit punt dat de tassen gelijkelijk tussen partijen worden gedeeld, waarbij partijen om en om mogen kiezen totdat alle tassen zijn verdeeld. Door het opgooien van een munt zal worden bepaald wie mag starten met kiezen. Partijen kunnen dan zelf bepalen of zij de tassen willen behouden of deze willen verkopen.
Certificaten Arena
2.4.27.
Volgens de vrouw behoren de certificaten van aandelen met registratienummers [nummer] Arena op naam van de man tot de ontbonden gemeenschap van goederen, zodat deze in de verdeling moeten worden betrokken. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en aangevoerd dat deze certificaten zakelijk zijn aangeschaft waardoor deze al bij de verdeling van zijn aandelen in de verdeling zijn betrokken.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw op dit punt af nu de certificaten zijn opgenomen in de jaarstukken van de man en daarmee toebehoren aan de vennootschap en niet aan de man en dus onderdeel uitmaken van de waarde van de aandelen.
Belastingteruggaven/aanslagen
2.4.28.
Beide partijen hebben verzocht te bepalen dat zij bij helfte gerechtigd zijn c.q. draagplichtig zijn tot c.q. voor de belastingteruggaven en -aanslagen die betrekking hebben op de huwelijkse periode. De rechtbank zal aldus beslissen.
2.5.
Wettelijke rente
2.5.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat partijen de aan ieder van hen toekomende bedragen uit over- dan wel onderbedeling binnen een maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking dienen te betalen bij gebreke waarvan de wettelijke rente verschuldigd zal zijn. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen nu er nog een aantal taxaties dient plaats te vinden en de echtelijke woning dient te worden verkocht. Het is niet zeker dat dit binnen een maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking zal zijn gelukt. Partijen kunnen in onderling overleg op de korte termijn wel alvast tot een partiële verdeling overgaan.
2.6.
Pensioenen
2.6.1.
De vrouw verzoekt de man een overzicht van het door hem in Nederland en daarbuiten opgebouwde pensioen in het geding te brengen. Nu dit al geregeld is in de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding en de vrouw dit verzoek ook niet nader heeft onderbouwd, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
2.7.
Proceskosten
2.7.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/730035 / FA RK 23-1261:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [woonplaats] op 5 juni 1992;
3.2.
bepaalt dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om in de woning aan de [adres 1] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als zij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont, waarbij partijen de gebruikerslasten van deze woning voor rekening van de gebruiker komen en de eigenaarslasten gelijkelijk door partijen worden gedragen;
3.3.
bepaalt de man huurder zal zijn van de woning aan de [adres 12] , met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.4.
bepaalt dat de man een bedrag van € 4.000, -- aan de vrouw dient te voldoen in het kader van de door hem betaalde waarborgsom voor bovengenoemde huurwoning;
3.5.
verklaart deze beslissing met uitzondering van de echtscheiding uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/748479 / FA RK 24-2043:
3.8.
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen als volgt:
3.9.
bepaalt dat de voormalige echtelijke woning van partijen te [adres 1] en het nabijgelegen perceel grond zal worden verkocht en geleverd aan (een) derde(n), waarbij:
  • beide partijen gehouden zijn de verkoopinstructies van de makelaar op te volgen en hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning;
  • de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel een eventuele schuld gelijkelijk dient te worden gedragen;
  • de eigenaarslasten tot aan de levering van de woning gelijkelijk tussen partijen worden gedragen en de gebruikerslasten tot aan de levering van de woning voor rekening komen van de feitelijke gebruiker van de woning;
3.10.
bepaalt dat het beleggingspand van partijen aan de [adres 2] (inclusief parkeerplaats) zal worden verkocht en geleverd aan (een) derde(n),
  • waarbij de vrouw binnen één week na afgifte van deze beschikking drie erkende verkoopmakelaars aan de man noemt, waarvan de man er binnen één week daarna één uitkiest die belast wordt met de verkoop van voornoemde woning;
  • bepaalt, dat als partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt;
  • bepaalt, dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkooprijs, partijen of één van hen aan de makelaar kunnen/kan verzoeken om de verkoopprijs bindend vast te stellen;
  • bepaalt dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de koper(s);
  • bepaalt dat, na aflossing van de aan deze woning verbonden hypothecaire geldlening en de met de verkoop gepaard gaande kosten, de opbrengst dan wel schuld gelijkelijk door partijen zal worden gedeeld dan wel gedragen;
3.11.
bepaalt dat partijen bij helfte gerechtigd zijn tot een eventuele schadevergoeding door Stichting Compensatie Zwitserse Frank Leningen, met betrekking tot de financieringen verbonden aan de woning aan de [adres 1] en de woning aan de [adres 2] ;
3.12.
bepaalt dat de navolgende beleggingspanden van partijen als volgt worden verdeeld:
- aan de vrouw worden toegedeeld:
a. de woning aan de [adres 3] tegen een waarde van € 440.000, --;
b. de woning aan de [adres 4] tegen een waarde van € 280.000, --;
c. de woning aan de [adres 5] tegen een waarde van € 147.000, --;
d. de woning aan de [adres 10] tegen een waarde van € 1.025.000, --;
e. de woning aan de [adres 9] tegen de bindend vastgestelde waarde in overeenstemming met rechtsoverweging 2.4.9;
f. alsmede de vakantiewoning in Italië (inclusief de inboedel) tegen een waarde van € 412.500, --;
In totaal € 2.304.500, -- + de taxatiewaarde van de [adres 9] ;
- aan de man worden toegedeeld:
g. de woningen aan de [adres 6] en de [adres 7] tegen een totale waarde van € 1.100.000, --;
h. de woning aan de [adres 8] tegen een waarde van € 425.000, --
i. en de woning aan de [adres 11] tegen een waarde van € 625.000, -a
In totaal: € 2.2150.000, --;
3.13.
bepaalt dat partijen over en weer hun medewerking zullen verlenen aan de notariële levering middels een akte van verdeling van de in 3.12 en 3.13 genoemde panden met behulp van een door hen te kiezen notaris, waarbij de notariële kosten gelijkelijk zullen worden gedragen en de vrouw aan de man in het kader van de overbedeling op dit punt een bedrag van € 77.250, -- dient te voldoen;
3.14.
bepaalt dat de waarborgsommen worden toegedeeld aan degene aan wie het desbetreffende beleggingspand wordt toegedeeld;
3.15.
bepaalt dat de aandelen in [bedrijf 1] waaronder de aandelen in [bedrijf 2] , tegen een waarde van € 1.896.510,--, aan de man worden toegedeeld, zodat de man in dit kader een bedrag van € 948.255,-- aan de vrouw dient te voldoen, waarbij de vrouw gehouden is, binnen een week na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, haar medewerking te verlenen aan het passeren van een notariële akte waarbij voornoemde aandelen aan de man geleverd worden door een nader door de man aan te wijzen notaris;
3.16.
bepaalt dat de vordering op mevrouw [naam] ter hoogte van € 170.000, -- aan de vrouw wordt toegedeeld zodat de vrouw aan de man in dit kader € 85.000, -- dient te voldoen;
3.17.
bepaalt dat de vordering in privé op Loyalty Makers van € 29.562, -- en de vordering in privé op [bedrijf 2] in het kader van een achtergestelde lening van € 311.492, -- aan de man worden toegedeeld, zodat de man aan de vrouw in totaal € 170.527, -- dient te voldoen;
3.18.
bepaalt, dat de vordering met betrekking tot het faillissement ERS Energy Professionals B.V. aangehouden door Londen en Van Holland, aan de man wordt toegedeeld, onder verdeling van de helft van het saldo met de vrouw;
3.19.
bepaalt dat de man draagplichtig is voor de schuld in rekening-courant aan [bedrijf 1] van € 319.994, -- en voor de geldlening van € 42.130, --, en ook voor de schuld in rekening-courant aan van € 357.486, --;
De vrouw dient in dit kader in totaal € 359.805, -- aan de man te voldoen vanwege deze onderbedeling;
3.20.
bepaalt dat met inachtneming van ieders ontvangen voorschotten het restantsaldo op de bankrekeningen van partijen aldus dient te worden verdeeld, dat de man nog een bedrag van € 84.442, -- dient te ontvangen en de vrouw nog een bedrag van € 97.255, --, waarna de gezamenlijke bankrekeningen worden opgeheven en ieder de bankrekening(en) op zijn/haar naam voortzet;
3.21.
bepaalt dat de Mini Countryman tegen een waarde van € 35.000, -- aan de vrouw wordt toegedeeld en de Porsche Cayenne Coupé en de Aston Martin aan de man worden toegedeeld tegen een waarde van € 71.139, -- respectievelijk € 185.000, --; de man dient de vrouw wegens overbedeling per saldo een bedrag van € 110.570, -- te voldoen;
3.22.
bepaalt dat de boot [naam boot] tegen een waarde van € 20.000, -- aan de man worden toegedeeld; de man is in dit kader een bedrag van € 10.000, -- aan de vrouw verschuldigd;
3.23.
bepaalt dat de inboedelgoederen in de voormalige echtelijke woning en de huurwoning te [plaats] , en ook de kunstcollectie van partijen in onderling overleg gelijkelijk wordt verdeeld;
3.24.
bepaalt dat de man de juwelen ter waarde van in totaal € 131.900, -- krijgt toegedeeld en de vrouw de juwelen ter waarde van in totaal € 410.886, -- krijgt toegedeeld; de vrouw dient de man in dit kader een bedrag van € 139.493, -- te voldoen;
3.25.
bepaalt dat de wijnvoorraad aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 50.000, --; de man dient de vrouw in dat kader een bedrag van € 25.000, -- te voldoen;
3.26.
bepaalt dat de tassencollectie gelijkelijk tussen partijen wordt gedeeld, waarbij partijen om en om mogen kiezen totdat alle tassen zijn verdeeld; door het opgooien van een munt zal worden bepaald wie mag starten met kiezen;
3.27.
bepaalt dat partijen bij helfte gerechtigd zijn c.q. draagplichtig zijn tot c.q. voor de belastingteruggaven en -aanslagen die betrekking hebben op de huwelijkse periode;
3.28.
verklaart de beslissing met betrekking tot de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.29.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.30.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, voorzitter tevens rechter, mr. M. Overmars en mr. H.C. Hoogeveen, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 26 juli 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.