3.3.1.Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Avond en nacht van 27 september op 28 september 2023
[persoon 4] , verdachte en [persoon 5] bevinden zich op 27 september 2023 in de woning van [persoon 4] .Om 20:19 uur wordt door de telefoon van [persoon 4] een afbeelding gemaakt van een foto van [persoon 2] .[persoon 4] verlaat om 20:31 uur zijn woning.Ongeveer twee uur later, om 22:28 uur, verlaat ook verdachte de woning. Verdachte heeft hierbij een telefoon in zijn handen met een witte voorkant, terwijl bij zijn aanhouding een telefoon met een zwarte voorkant in beslag wordt genomen.De telefoon, die aan verdachte wordt gekoppeld, beweegt in de avond en nacht van 27 op 28 september 2023 enkel rondom de woning van [persoon 4] .De gebruiker van de telefoon, die aan [persoon 5] wordt gekoppeld, verplaatst zich gedurende deze periode naar de omgeving van [naam café] .Dit terwijl op de videodeurbel van de woning van [persoon 4] is te zien dat [persoon 5] de (omgeving van) woning van [persoon 4] in de avond en nacht van 27 op 28 september 2023 niet heeft verlaten.Verdachte komt samen met [persoon 4] om 01:40 uur weer terug bij de woning van [persoon 4] .
Op basis van deze bevindingen en onderstaand chatgesprek gaat de rechtbank ervan uit dat [persoon 5] en verdachte van telefoon hebben gewisseld in de avond en nacht van 27 op 28 september 2023. Tussen 23:00 en 1:40 uur vindt er veel communicatie plaats tussen [persoon 5] en verdachte. Verdachte is op dat moment bij [naam café] en heeft met de telefoon van [persoon 5] contact met [persoon 5] , terwijl laatstgenoemde gebruikmaakt van de telefoon van verdachte en zich in de woning van [persoon 4] bevindt. De rechtbank begrijpt het volgende chatgesprek dan ook zo dat verdachte de berichten van ‘ [bijnaam persoon 5] ’, de bijnaam van [persoon 5] , heeft verstuurd en [persoon 5] de berichten van ‘ [bijnaam verdachte] ’, de bijnaam van verdachte, heeft verzonden.
“27-09-2024 23:02 uur [bijnaam verdachte] : Ben je onderweg?
27-09-2024 23:03 uur [bijnaam persoon 5] : Ja (…)
27-09-2024 23:03 uur [bijnaam verdachte] : Meld me als je er bent
27-09-2024 23:03 uur [bijnaam persoon 5] : Oké
27-09-2024 23:07 uur [bijnaam verdachte] : Wees spits
27-09-2024 23:09 uur [bijnaam persoon 5] : Komt goed (…)
27-09-2024 23:30 uur [bijnaam verdachte] : Je hebt goed zicht van die voorkant ingang toch
27-09-2024 23:43 uur [bijnaam persoon 5] : Nog geen beweging
27-09-2024 23:45 uur [bijnaam verdachte] : Je hebt die foto gezien die die andere heeft toch
27-09-2024 23:45 uur [bijnaam persoon 5] : Zag wel een kale maar niet hem
27-09-2024 23:46 uur [bijnaam verdachte] : Oke let goed op gewoon
27-09-2024 23:46 uur [bijnaam verdachte] : We moeten hem vinden
27-09-2024 23:46 uur [bijnaam persoon 5] : Ai
28-09-2024 00:02 uur [bijnaam persoon 5] : Ey zag k met een petje
28-09-2024 00:04 uur [bijnaam verdachte] : Oke hou die man in de gaten
28-09-2024 00:05 uur [bijnaam verdachte] : Of het hem is of niet (…)
28-09-2024 00:16 uur [bijnaam persoon 5] : Er is een koelie hij lijkt er een beetje op maar ook weer niet
28-09-2024 00:16 uur [bijnaam verdachte] : Broer ik heb zekerheid nodig of het de juiste is
28-09-2024 00:16 uur [bijnaam verdachte] : Kijk naar de foto kijk naar hem
28-09-2024 00:16 uur [bijnaam verdachte] : Tijd is bijna om (…)
28-09-2024 00:18 uur [bijnaam verdachte] : Kijk nog goed
28-09-2024 00:18 uur [bijnaam verdachte] : En geef me zekerheid ja of nee
28-09-2024 00:18 uur [bijnaam verdachte] : Want dan zeg ik die andere en ga ik activeren (…)
28-09-2024 00:18 uur [bijnaam verdachte] : Ik zeg je stel me niet teleur (…)
28-09-2024 00:21 uur [bijnaam persoon 5] : Nee hij lijkt er niet op man (…)
28-09-2024 00:56 uur [bijnaam verdachte] : Heb zin om te activeren man (…)
28-09-2024 00:56 uur [bijnaam verdachte] : Wil laten lukken
28-09-2024 00:56 uur [bijnaam verdachte] : Hoop die man is daar (…)
28-09-2024 00:57 uur [bijnaam verdachte] : Wees scherp (…)
28-09-2024 01:06 uur [bijnaam persoon 5] : Jaa hij is hier (…)
28-09-2024 01:09 uur [bijnaam verdachte] : Kijk of het lukt
28-09-2024 01:09 uur [bijnaam verdachte] : Stiekem foto maken (…)
28-09-2024 01:14 uur [bijnaam verdachte] : Welke
28-09-2024 01:14 uur [bijnaam verdachte] : Kant is ie opgegaan (…)
28-09-2024 01:15 uur [bijnaam persoon 5] : Als je out het Cave komt rechts”
Ook [persoon 4] is in de avond en nacht van 27 op 28 september 2023 aanwezig in de omgeving van [naam café] .[persoon 5] stuurt [persoon 4] in het begin van de avond, rond 20:30 uur, berichten, waaronder dat hij ‘
spits’ moet zijn en hem op de hoogte moet houden.
Avond en nacht van 28 september op 29 september 2023
Verdachte is op 28 september 2023 in de avond weer naar [naam café] gegaan. Om 19:29 uur bericht de mobiele telefoon van [persoon 5] aan de telefoon van verdachte de tekst ‘
Wees scherp want hij heeft je gezien’en ‘
Ik hoop je ziet die man vandaag kan ik afmaken’. [persoon 5] informeert vervolgens of verdachte alleen of samen gaat. Verdachte reageert hierop met ‘
Hij gaat mee’.Om 20:05 uur vertrekt verdachte samen met [persoon 4] uit de woning van [persoon 4] .Zowel de mobiele telefoon gekoppeld aan verdachte als de mobiele telefoon toegeschreven aan [persoon 4] peilen om 20:34 uur uit in de omgeving van [naam café] .Verdachte stuurt enkele minuten later een foto naar [persoon 5] waaruit blijkt dat hij zich in [naam café] bevindt.[persoon 5] en verdachte blijven gedurende de avond contact houden, waarbij verdachte aangeeft dat er nog geen ‘
beweging’is en [persoon 5] opmerkt dat ‘
gister ook pas laat was’.Verdachte heeft ondertussen ook contact met [persoon 4] , waarbij verdachte om 23:34 uur aan [persoon 4] bericht ‘
Kijk naar die pika kijk naar hem’.Om 00:02 stuurt verdachte aan [persoon 4] ‘
Stuur [bijnaam persoon 3] (de rechtbank begrijpt: [persoon 3] ) die pikka [bijnaam persoon 5] zegt wij moeten we daar’.Op de telefoon van [persoon 3] is dezelfde foto van [persoon 2] aangetroffen als de foto die in de telefoon van [persoon 4] is gevondenen die aan verdachte is getoond.
Afgeluisterd gesprek [persoon 4]
Na het schietincident van 11 op 12 oktober 2023 heeft [persoon 4] in het ziekenhuis gelegen. Het telefoongesprek dat hij op 27 oktober 2023 in het ziekenhuis met zijn tante heeft gevoerd, is afgeluisterd. De rechtbank acht de volgende passages uit dit gesprek van belang:
“Tante: wist [verdachte] het?
[persoon 4] : nee, zelfde dag dat ik in coma lag ... zag u hem niet?
Tante: Ja, ik heb [verdachte] gezien maar ik ben bij mijn twijfels gebleven. Hij was raar, in shock. Ik begrijp het, omdat jullie zijn matties zijn maar daarna hoorde ik van zijn broer ... dat ik dacht van ... oke ..
[persoon 4] : hij wist er niets van. (…)
Tante: Maar hij wist niks van die torrie af?
[persoon 4] : nee
Tante: Geen idee, dus jullie doen niet alles samen?
T: Wij doen alles samen maar die dag was hij er niet.”
[persoon 4] en zijn tante bespreken het schietincident, waarbij verdachte niet aanwezig was en [persoon 3] is te komen overlijden. De rechtbank begrijpt hieruit dat met het woord ‘
wij’ [persoon 4] doelt op hemzelf en verdachte. Het gesprek gaat vervolgens door.
“
Tante: Hoe heet die brotha van [verdachte] ?
T: Zijn echte naam is [persoon 5].
Tante: [persoon 5] en hoe noemen jullie hem?
T: [bijnaam persoon 5] .
Tante: [bijnaam persoon 5] en hoe lang chillde jullie al met die [bijnaam persoon 5] ?
T: Wij chillde al een tijdje met hem, hij ging in en uit de gevangenis iedere keer. in en uit, in en uit. Wij chillden al een tijdje, of ik chillde al een tijdje, [bijnaam persoon 3] net pas.
Tante: en, zeg maar het stukje observeren? Wisten jullie voor wat of hoe? of was het gewoon zoiets van observeren?
T: wij wisten al voor wat en hoe.
Tante: Oke, dat wel
T: wij wisten wel gewoon voor wat en voor hoe, wij wisten alles gewoon van te voren
Tante: en wat heeft jou op zo een punt gebracht, was het geld?
T: geld
Tante: want wat zouden jullie krijgen?
T: Een prijs die op zijn hoofd stond begon bij een halve T maar met de dag werd het steeds hoger, tot wij op een gegeven moment op 90K zaten dus zouden wij dat gewoon verdelen door drie maarja [bijnaam persoon 5] zou het meeste krijgen, hij zou het doen maar wij zouden het gewoon verdelen…”
In het vervolg van het gesprek blijft [persoon 4] het woord ‘
wij’ gebruiken. [persoon 4] erkent op de hoogte te zijn geweest van het doel van het observeren. Op het hoofd van het beoogd slachtoffer, [persoon 2] , stond een prijs. De rechtbank begrijpt uit deze woorden de bedoeling om [persoon 2] van het leven te beroven in ruil voor geld. [bijnaam persoon 5] , de bijnaam van [persoon 5] , zou hierbij het meeste geld ontvangen, want ‘
hij zou het doen’.
Conclusie: plan moord op [persoon 2]
De rechtbank stelt op basis van de omschreven feiten en omstandigheden vast dat verdachte in de avond en nacht van zowel 27 op 28 september 2023 als 28 op 29 september 2023 samen met [persoon 4] naar [naam café] is gegaan om een persoon te observeren waarbij zij in contact stonden met [persoon 5] . Uit de inhoud van de chatberichten en de aangetroffen foto van [persoon 2] op de telefoon van [persoon 4] die aan [persoon 3] is doorgestuurd en aan verdachte is getoond, volgt dat de persoon die geobserveerd moest worden [persoon 2] was en gelijk gehandeld moest worden als hij werd gezien. Op basis van het afgeluisterde gesprek van [persoon 4] met zijn tante in onderling verband met de chatgesprekken stelt de rechtbank vast dat er een plan was om [persoon 2] van het leven te beroven en dat door middel van het observeren werd gewerkt aan de uitvoering van dit plan.
3.3.2.Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte op de hoogte is geweest van voornoemd plan om [persoon 2] van het leven te beroven en of verdachte de tenlastegelegde voorwerpen voorhanden heeft gehad en die voorwerpen kennelijk bestemd waren tot het plegen van dit misdrijf.
Juridisch kader
Voor strafbare voorbereiding moet de rechtbank vaststellen dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad, dat de voorwerpen bestemd zijn tot het begaan van het beoogde misdrijf (in dit geval moord), dat verdachte handelde ter voorbereiding van die moord en dat hij opzet had op het begaan van die moord.
De vraagt die voorligt is of deze voorwerpen ook bestemd waren tot het begaan van moord, zoals in de tenlastelegging is omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of die voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm dan wel in de context van de overige omstandigheden ten tijde van het handelen dienstig konden zijn aan het misdadige doel dat de verdachte(n) met het gebruik daarvan voor ogen hebben gehad. In de bewijslevering zijn dus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze bestemming kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De daarbij te hanteren maatstaf is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte bij het gebruik van de voorwerpen. De objectieve en subjectieve component zijn te onderscheiden, maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte kunnen op hun beurt weer worden afgeleid uit gedrag.
De in de tenlastelegging genoemde voorwerpen, betreffen voorwerpen die naar hun aard in objectieve zin, met uitzondering van de wapens, niet duidelijk bestemd zijn voor het uitvoeren van een moord. Dat laat echter onverlet dat de voorwerpen een zodanige rol zouden kunnen spelen bij de uitvoering van een moord, dat het gebruik ervan dienstig kan zijn aan voorbereiding van moord. De bestemming zou in dat geval moeten blijken uit de subjectieve bestemming. Die subjectieve bestemming wordt in dit geval mede bepaald door wetenschap en de intentie van verdachte. Er is dan ook sprake van communicerende vaten: in dit geval hangt het antwoord op de vraag of de voorwerpen bestemd waren tot het begaan van een moord samen met het antwoord op de vraag of verdachte handelde ter voorbereiding van die moord en of hij ook opzet had op het begaan van die moord.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten alle drie de vragen, ten aanzien van een aantal van de tenlastegelegde voorwerpen, bevestigend worden beantwoord en kan dan bewezen worden verklaard dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [persoon 5] en [persoon 4] heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van moord op [persoon 2] . Hiertoe is het volgende redengevend.
Voorwerpen: jas, koffer, bivakmuts, wapens
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van het voorhanden hebben van voornoemde voorwerpen. Ten aanzien van de wapens, waarvan op grond van de filmpjes in de telefoon van verdachte is gebleken dat hij deze op enig moment tot zijn beschikking had, is niet komen vast te staan dat verdachte de wapens in de tenlastegelegde periode (en dan met name tijdens het uitvoeren van de observaties) voorhanden heeft gehad. Het merendeel van de zich in het dossier bevindende filmpjes is of niet gedateerd of gedateerd voor dan wel aan het einde van de tenlastegelegde periode en daarmee in ieder geval niet tijdens de observaties. Voor de overige voorwerpen is niet gebleken dat verdachte deze voorwerpen tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad en dat deze voorwerpen bestemd waren tot het begaan tot het misdrijf.
Voorwerpen: mobiele telefoon en afbeelding [persoon 2]
Verdachte heeft samen met [persoon 4] tweemaal de locatie van [naam café] verkend en in de gaten gehouden onder leiding van [persoon 5] . Daartoe werd door verdachte gebruik gemaakt van twee telefoons: op de avond van 27 op 28 september 2023 de mobiele telefoon van [persoon 5] en op de avond van 28 op 29 september 2023 zijn eigen mobiele telefoon. Het berichtenverkeer tussen verdachte, [persoon 5] en [persoon 4] laat zien dat telkens gecommuniceerd wordt over ‘
spits’ zijn en of er ‘
beweging’ wordt gezien, zodat [persoon 5] ‘
zekerheid’ heeft, kan ‘
activeren’ en kan ‘
afmaken’. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte en [persoon 4] kennelijk op de hoogte waren van de mogelijke locatie van [persoon 2] , aangezien zij door [persoon 5] specifiek naar [naam café] werden gestuurd om hem te lokaliseren.
Verdachte heeft verklaard één keer bij [naam café] te zijn geweest en de foto van [persoon 2] te hebben gezien, maar niet op de hoogte te zijn geweest dat de bedoeling om [persoon 2] te lokaliseren was om hem van het leven te beroven. Verdachte was in de veronderstelling hem te zoeken zodat met hem gepraat kon worden. Op een gegeven moment begon alles raar te worden, ook de gesprekken, aldus verdachte. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van het plan ongeloofwaardig.
Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank doorslaggevend het afgeluisterde en aldus vertrouwelijke gesprek tussen [persoon 4] en zijn tante op 27 oktober 2023. [persoon 4] erkent samen met verdachte te hebben geobserveerd, zodat [persoon 5] de moord op [persoon 2] kon uitvoeren. De rechtbank stelt namelijk vast dat [persoon 4] met de passages ‘
Wij doen alles samen’ en ‘
wij wisten wel gewoon voor wat en voor hoe, wij wisten alles gewoon van te voren’ hemzelf en verdachte bedoelt. Het is ook verdachte die samen met [persoon 4] tweemaal de omgeving van [naam café] observeert en vervolgens doorgeeft aan [persoon 5] ‘
hij is hier’. Daarbij overweegt de rechtbank op basis van het afgeluisterde gesprek van [persoon 4] dat de onderlinge taakverdeling voor de voorbereiding van de moord duidelijk was. De buit zou namelijk door hen drie (lees: verdachte, [persoon 5] en [persoon 4] ) worden verdeeld, waarbij [persoon 5] het meest zou krijgen, omdat ‘
hij zou het doen’. De rechtbank leidt daaruit af dat [persoon 5] uiteindelijk de moord zou plegen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het woord ‘
wij’ in het telefoongesprek van [persoon 4] verwijst naar [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 3] . De rechtbank volgt deze lezing echter niet. Van een rol van enige betekenis door [persoon 3] is niet gebleken op basis van de inhoud van het dossier. Enkel op de tweede avond van 28 september 2023 is [persoon 3] aanwezig bij [naam café] . Dit komt omdat [persoon 4] aan [persoon 3] heeft laat weten dat hij daar was. Ook stuurt [persoon 4] dan de foto van [persoon 2] aan [persoon 3] door. Uit berichtenverkeer tussen [persoon 4] en [persoon 3] blijkt verder niet dat [persoon 3] op enigerlei wijze betrokken was bij het moordplan. Wel vindt op de avonden van de observaties veelvuldig correspondentie plaats tussen zowel [persoon 4] en [persoon 5] , degene die de liquidatie zou gaan uitvoeren, als verdachte en [persoon 5] , en wijst de inhoud van die correspondentie op het plan om [persoon 2] te lokaliseren om vervolgens over te kunnen gaan tot het uitvoeren van het plan om hem te vermoorden.
Het alternatief scenario dat de raadsman heeft aangevoerd, inhoudende dat niet kan worden uitgesloten dat er mogelijk sprake was van iets anders dan een voorbereiding van een moord, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Daarom verwerpt de rechtbank dit verweer.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met [persoon 4] en [persoon 5] opzettelijk de telefoon en afbeelding van [persoon 2] voorhanden heeft gehad met de wetenschap van het plan op de moord op [persoon 2] . Dat verdachte de afbeelding niet fysiek of in zijn telefoon heeft gehad, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, aangezien een directe fysieke beschikkingsmacht niet nodig is.
De rechtbank merkt daarbij op dat in de tenlastelegging slechts een mobiele telefoon (enkelvoud) is vermeld. Hoewel de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat verdachte twee mobiele telefoons voorhanden heeft gehad in de tenlastegelegde periode, kan de rechtbank – gelet op de formulering van de tenlastelegging – slechts het voorhanden hebben van een mobiele telefoon bewezen verklaren.
Verdachte is op de hoogte geweest van het plan van de moord en betrokken geweest bij het observeren van beoogd doelwit [persoon 2] . In het planmatige karakter ligt besloten dat verdachte gelegenheid heeft gehad tot nadenken over en zich kon rekenschap geven van de betekenis en de gevolgen van de die voorgenomen daad. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij kort na het doorgeven van de locatie van het beoogd doelwit, dadelijk weg is gegaan van [naam café] en heeft gezegd dat het doelwit er toch niet was, maakt dit volgens de rechtbank niet anders.
Bestemmingsvereiste
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de voorwerpen, te weten de mobiele telefoon en afbeelding van een persoon genaamd [persoon 2] , ook bestemd waren tot en geschikt waren als voorbereidingsmiddelen om de moord te begaan.
Zoals tevens onder het kopje ‘Juridisch kader’ uiteengezet, betreffen in onderhavige zaak de voorwerpen, die verdachte voorhanden voor heeft gehad, voorwerpen welke naar hun aard in objectieve zin niet duidelijk bestemd zijn voor het uitvoeren van een moord. Een telefoon en een afbeelding zijn voorwerpen voor alledaags gebruik. Aangezien de bestemming niet blijkt uit de aard van de voorwerpen, worden meer eisen gesteld aan de subjectieve bestemming van de voorwerpen.
Het gebruik van de mobiele telefoons en de afbeelding door verdachte was gericht op het observeren van de locatie [naam café] en hiermee het lokaliseren van het beoogd doelwit [persoon 2] . Daarbij overweegt de rechtbank dat via de mobiele telefoons continu contact werd gehouden met [persoon 5] , waarmee aan hem
liveinformatie werd doorgegeven over de locatie van [persoon 2] . De mobiele telefoons en de afbeelding zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met het plan om de moord op [persoon 2] voor te bereiden. [persoon 5] bevond zich namelijk, ten tijde van de observaties van verdachte, op zodanige afstand, dat hij zich binnen geringe tijd kon bewegen naar de locatie van [naam café] . De voorwerpen waren dan ook bestemd om het beoogd misdrijf daadwerkelijk uit te voeren.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging voorhanden hebben van voorwerpen bestemd ter voorbereiding van de moord op [persoon 2] .