ECLI:NL:RBAMS:2024:4725

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
13-121228-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met recidive en advies voor ISD-maatregel

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van winkelartikelen van Vomar op 8 april 2024. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft de diefstal bekend. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, heeft gevorderd dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd krijgt, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan het voorarrest, zodat de verdachte kan doorstromen naar het vreemdelingentraject. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekennende verdachte is en dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden op basis van de aangifte en de verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad met veelvuldige recidive voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van twee maanden op te leggen, rekening houdend met de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte de opgelegde straf al heeft uitgezeten. De beslissing is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/121228-24
Datum uitspraak: 10 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij op 8 april 2024 te Amsterdam een of meerdere winkelartikelen heeft gestolen die toebehoorden aan winkelbedrijf Vomar.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een
bijlageen geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (bewijs)verweer gevoerd ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierna in rubriek 5 opgesomde bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte op 8 april 2024 te Amsterdam winkelartikelen, die toebehoorden aan winkelbedrijf Vomar, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Het bewijs

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • een proces-verbaal aangifte met nummer 240408-222-800 van 8 april 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , pagina’s 5 en 6;
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 10 juli 2024.

6.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte direct kan doorstromen naar het vreemdelingentraject. Verdachte is inmiddels op de hoogte van het feit dat hij Nederland (en het Schengengebied) moet verlaten en hij wil daaraan meewerken. In vreemdelingenbewaring kan verdachte tevens van de juiste hulp en zorg worden voorzien die hij nodig heeft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend strafbaar feit dat schade en overlast bij de gedupeerde bedrijven veroorzaakt. Door het handelen van verdachte heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Bovendien blijkt uit het strafblad van verdachte van 12 juni 2024 dat hij in de afgelopen twee jaar meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om weer een winkeldiefstal te plegen.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 25 juni 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker bij het Leger des Heils. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat er op basis van de justitiële documentatie van verdachte sprake is van een delictpatroon van vermogensdelicten. Verdachte zijn asielaanvraag is afgewezen waardoor hij onrechtmatig in Nederland verblijft. Daarnaast heeft hij reeds een terugkeerbesluit en inreisverbod uitgereikt gekregen. Vanwege verdachte zijn illegale verblijfsstatus ontbreekt het hem aan perspectief in Nederland en is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Hoewel interventies geïndiceerd zijn om het hoge risico op recidive te verlagen, maakt verdachte geen aanspraak op structurele sociale voorzieningen waardoor aan een hulpverleningsproject en/of een drang/dwangtraject onvoldoende inhoud gegeven kan worden. Zolang verdachte zonder een legale verblijfsstatus in Nederland verblijft, blijft zijn toekomstperspectief uitzichtloos en zal de kans op recidive niet verminderen. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan oplegging van een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) te adviseren.
De rechtbank kan alleen de ISD-maatregel opleggen op vordering van het openbaar ministerie. Dit volgt uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Aangezien die vordering nu niet voorligt, zal de rechtbank het reclasseringsadvies van 25 juni 2024 – voor zover dit ziet op de ISD-maatregel – dan ook niet volgen.
7.3.3.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken hebben vastgesteld in het geval van winkeldiefstal. Als oriëntatiepunt voor eenvoudige winkeldiefstal waarbij sprake is van veelvuldige recidive geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Uit het strafblad van verdachte is gebleken dat hij vanwege soortgelijke feiten eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen van gelijke duur. Gelet op het uitgangspunt dat straffen steeds hoger worden naarmate een verdachte meermaals eenzelfde soort strafbaar feit pleegt en de forse waarde van de weggenomen winkelartikelen, te weten 127,99 euro, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden (met aftrek van voorarrest) passend en geboden is.
De rechtbank merkt daarbij op dat de gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dat heeft ermee te maken dat verdachte, gelet op zijn uitgebreide strafblad, voldoet aan de harde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Daarom is onderzocht of dit voor verdachte een passende maatregel zou zijn. Omdat verdachte volgens het openbaar ministerie nog geen zeer actieve veelpleger is in de zin van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) heeft de officier van justitie niet de ISD-maatregel gevorderd.
Voorlopige hechtenis
Aangezien verdachte de gevangenisstraf die aan hem wordt opgelegd reeds heeft uitgezeten, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen met ingang van heden. Dit bevel is apart geminuteerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.L. Köhler en F.E. Leopold, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2024.
[--]