6.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door [persoon 1] uit het niets in het gezicht te slaan. Dit getuigt van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van twee opsporingsambtenaren in functie. Dat verdachte de opsporingsambtenaren heeft beledigd is kwalijk en getuigt van gebrek aan respect voor het publieke belang dat opsporingsambtenaren dienen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte zich veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, waaronder mishandeling en belediging. Verdachte liep bovendien ten tijde van het tenlastegelegde nog in een proeftijd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 24 juni 2024, opgemaakt door mevrouw [persoon 2] . Hieruit blijkt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende.
Mogelijke risicofactoren die hebben bijgedragen aan het delictgedrag van verdachte betreffen het gebruik van verdovende middelen en zijn psychische gesteldheid. Er is daarnaast sprake van langdurige maatschappelijke teloorgang, waarbij de reclassering risico’s en instabiliteit ziet op vrijwel alle overige leefgebieden.
Verdachte is in beeld bij het Actiecentrum Veiligheid en Zorg Amsterdam vanwege overlast gevend en verward gedrag. Van zijn regiehouder aldaar heeft de reclassering vernomen dat de kern van de problematiek van verdachte voortkomt uit het gebruik van verdovende middelen. Er is sprake van een zorgelijke situatie. Het is de reclassering duidelijk dat verdachte hulp behoeft bij zijn psychische- en verslavingsproblematiek enerzijds en praktische zaken anderzijds. Echter, op basis van informatie uit zijn reclasseringsdossier zien zij een terugkerend patroon bij verdachte van het weigeren van hulpverlenings- en reclasseringscontacten. Zijn problematiek en het gebrek aan ziekte- en probleembesef lijkt hier mede debet aan.
Verdachte heeft in 2013 eenmaal eerder de ISD-maatregel opgelegd gekregen. De extramurale fase werd vroegtijdig beëindigd aangezien verdachte zich niet kon conformeren aan de bijzondere voorwaarden.
Verdachte is sindsdien niet ontvankelijk dan wel bereikbaar voor hulpverlenings-en reclasseringscontacten. Dit, tezamen met het ontbreken van ziekte- en probleembesef, maakt dat de reclassering geen mogelijkheden zien om binnen een voorwaardelijk kader interventies gericht op gedragsverandering in te zetten om recidive terug te dringen.
De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel alwaar de interventies ingezet kunnen worden ter voorkoming van recidive en stabilisatie van zijn middelengebruik. Binnen de ISD dient de focus te liggen op stabilisatie, diagnostiek en het mogelijk opstarten van een klinisch behandeltraject.
Op de zitting van 3 juli 2024 heeft mevrouw [persoon 2] als deskundige het advies bevestigd en benadrukt dat zij – gezien de houding van verdachte – geen mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden in een voorwaardelijk kader.
Oplegging van de ISD-maatregel: voldaan aan ‘harde’ en ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat voor feit 1 is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Mishandeling is namelijk een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 3 april 2024 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezenverklaarde misdrijf is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage en het strafblad, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit het strafblad dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat is voldaan aan de ‘harde’ ISD-criteria.
De rechtbank constateert dat verdachte na de eerder opgelegde ISD-maatregel in 2013 structureel niet ontvankelijk is geweest voor hulpverlenings- en reclasseringscontacten. Ook ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij geen hulp nodig heeft. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering geen andere mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden en het risico op recidive te verminderen. Aangezien verdachte weigert mee te werken aan enige hulpverlenings-en reclasseringscontacten, concludeert de rechtbank dat ook is voldaan aan de zogenoemde ‘zachte’ ISD-criteria.
De rechtbank vindt oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk om het overlast veroorzakende delictgedrag van verdachte te doorbreken ter optimale bescherming van de maatschappij. Voorts kan binnen de ISD-maatregel behandeling van de (verslavings)problematiek van verdachte plaatsvinden, zodat de kans op recidive in de toekomst wordt verminderd. Zij zal daarom de officier van justitie in haar vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en een behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.
Geen voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank overgaat tot veroordeling van het onder feit 1 ten laste gelegde, de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm aan verdachte op te leggen. De rechtbank heeft geen vertrouwen dat verdachte zich zal conformeren aan eventuele voorwaarden, gelet op de recidive, de niet-meewerkende houding van verdachte en het feit dat minder dwingende kaders nooit tot succes hebben geleid. De rechtbank ziet daarom geen ruimte om te volstaan met een ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm.
Geen tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding voor het bepalen van een tussentijdse beoordeling, mede gelet op de gesloten houding van verdachte ten aanzien van het behandelen van zijn (verslavings)problematiek en de te verwachten duur van de behandeling.
Geen straf of maatregel voor de belediging
De rechtbank acht het niet opportuun om naast de ISD-maatregel voor de bewezenverklaarde belediging een straf of maatregel aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal daarom voor feit 2 volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.