In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 juli 2024, is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeksters, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die aan [stichting naam] is verleend voor het realiseren van een verbinding op kelderniveau. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juli 2024 behandeld, waarbij partijen de gelegenheid kregen om in overleg te treden over een aanvullend voorschrift in de vergunning. Op 25 juli 2024 vond een voortzetting van de zitting plaats via Teams.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeksters, die vreesden dat de voormalige [locatie] als (nacht)club zou worden gebruikt, niet opwoog tegen de belangen van verweerder en [stichting naam]. De omgevingsvergunning staat het gebruik als club niet toe en de voorzieningenrechter achtte de toelichting van [stichting naam] aannemelijk. Daarnaast werd overwogen dat de zorgen van verzoeksters over de monumentale status van [stichting naam] niet relevant waren voor de beoordeling van hun verzoek, omdat de monumentenwetgeving niet hun individuele belangen beschermt.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van [stichting naam] en verweerder om de bouwplannen te realiseren zwaarder wegen dan die van verzoeksters. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.