ECLI:NL:RBAMS:2024:4665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
C/13/754383 / KG ZA 24-657
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling van bestuurder van stichting voor autistische kinderen afgewezen

Op 25 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], de enig bestuurder van een stichting die ondersteuning biedt aan kinderen en volwassenen met autisme, en de Stichting zelf. De eiseres had een vordering ingediend om haar schorsing als bestuurder ongedaan te maken en om wedertewerkstelling te eisen, na een vertrouwensbreuk met de Raad van Toezicht (RvT) die haar op 15 juli 2024 had geschorst. De RvT had twijfels over haar functioneren, mede naar aanleiding van een rapport van Price Waterhouse Coopers (PWC) dat aanbevelingen deed voor verbetering van haar leiderschapskwaliteiten. De eiseres stelde dat zij de stichting had opgericht en succesvol had geleid, en dat de RvT samenspande met de Cliëntenraad om haar te ontslaan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de eiseres bij haar vorderingen evident was, maar dat de RvT het recht had om te beslissen over schorsing en ontslag van een statutair bestuurder. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat er geen redelijke grond voor de schorsing en het voorgenomen ontslag bestond. De vorderingen van de eiseres om haar wedertewerkstelling te eisen werden afgewezen, maar de rechter besloot wel dat de ontslagvergadering die op dezelfde dag gepland stond, moest worden uitgesteld tot na de mondelinge behandeling van de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer op 29 augustus 2024. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/754383 / KG ZA 24-657 EAM/MB
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak
op 25 juli 2024
in het kort geding van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 24 juli 2024,
advocaat mr. R.C.M. Klatten te Amsterdam,
tegen
de stichting
[gedaagde] STICHTING,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.C.T. Burgers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Stichting worden genoemd.
Tegenwoordig zijn mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, en mr. M. Balk, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen, voor zover hier van belang:
- [eiseres] met mr. Klatten;
- aan de zijde van de Stichting: [naam 1] , [naam 2] en
[naam 3] , met mr. Burgers.
Partijen hebben producties in het geding gebracht en over en weer het woord gevoerd, onder meer aan de hand van de door [eiseres] en mr. Burgers overgelegde pleitnotities die aan het dossier zijn toegevoegd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt, afgegeven op 25 juli 2024.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

1.Inleiding

1.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. De Stichting is opgericht op 5 juli 2011 en heeft tot doel de ondersteuning en begeleiding van kinderen en volwassenen met een vorm van autisme, en hun naasten. [eiseres] is sinds 1 mei 2012 enig bestuurder van de Stichting. Zij heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In 2023 heeft Price Waterhouse Coopers (PWC) op instigatie van de Raad van Toezicht (RvT), van wie [naam 1] voorzitter is, een onderzoek ingesteld onder meer naar de wijze waarop de Stichting wordt geleid. Na onder meer een kwestie met de Cliëntenraad van de Stichting heeft de RvT [eiseres] op
15 juli 2024 geschorst als bestuurder. Op 25 juli 2024 is een vergadering gepland waarbij het voorgenomen ontslag van [eiseres] is geagendeerd.
1.2.
[eiseres] is een enquêteprocedure gestart bij de Ondernemingskamer (OK) van het gerechtshof Amsterdam, onder meer naar de gang van zaken binnen de Stichting. [eiseres] vordert in dit kort geding, samengevat, veroordeling van de Stichting (1) tot intrekking althans schorsing van het schorsingsbesluit, (2) tot wedertewerkstelling van [eiseres] , (3) tot het verzenden van een rectificatie naar de ouders en medewerkers van de Stichting waarin staat dat [eiseres] niet langer is geschorst en haar werkzaamheden zal hervatten, (4) alles op straffe van dwangsommen en (5) om de voorgenomen vergadering van 25 juli 2024 af te gelasten of op te schorten totdat de bodemrechter heeft beslist in een bodemprocedure of de OK in de enquêteprocedure.

2.De mondelinge uitspraak

2.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij de vorderingen is evident, omdat zij het niet eens is met de schorsing en het voorgenomen ontslag en zij zo snel mogelijk weer terug aan het werk wil, onder meer omdat zij dit in het belang van de Stichting acht.
2.2.
Niet in geschil is dat het aan de RvT is om te beslissen over schorsing en ontslag van een statutair bestuurder. Als enige redelijke grond voor een dergelijke maatregel ontbreekt, kan – in kort geding – onder omstandigheden een schorsingsbesluit worden teruggedraaid of een mogelijk te nemen ontslagbesluit worden verboden.
2.3.
In de aanloop naar deze procedure, die op een heel laat moment is aangespannen, is een zeer grote hoeveelheid stukken overgelegd. Uit die stukken volgt dat vanaf vorig jaar bij de RvT twijfels zijn gerezen over het functioneren van [eiseres] . Halverwege 2023 is er een PWC-rapportage gereed gekomen, waaruit volgde dat [eiseres] moest gaan werken aan haar leiderschapskwaliteiten en er mogelijk een tweede bestuurder moest komen. Hieraan heeft zij niet willen meewerken, aldus de Stichting. De druppel die de emmer deed overlopen was de constatering van de RvT dat [eiseres] bezig zou zijn met het doen vertrekken van de RvT.
2.4.
[eiseres] heeft hier tegenover gesteld dat zij in feite de Stichting heeft opgericht, tot een groot succes heeft gemaakt, en nauwelijks kritiek op haar functioneren heeft gekregen. Verder stelt zij dat de RvT samenspande met de Cliëntenraad om haar weg te krijgen. Zij wilde best meewerken aan de aanbevelingen uit het PWC-rapport. Bovendien is het in het belang van de Stichting dat zij zo snel mogelijk terugkeert; zo zijn er bijvoorbeeld hele korte termijnen voor nog in gang te zetten aanbestedingstrajecten. [eiseres] heeft geen vertrouwen in de door de RvT inmiddels aangestelde interim bestuurder [naam 4] . De nieuwe Cliëntenraad, maar ook de ouders van cliënten en daarnaast ook de nodige medewerkers staan achter haar en begrijpen niet dat zij weg zou moeten.
2.5.
De beoordeling in kort geding kent, zoals bekend, zijn beperkingen. Duidelijk is dat de situatie binnen de Stichting is geëscaleerd. Aan wie dat precies te wijten is en of enige redelijke grond voor schorsing en ontslag ontbreekt, kan in dit kort geding onvoldoende worden beoordeeld. Wel is in ieder geval sprake van een vertrouwensbreuk tussen de RvT en [eiseres] en is er veel onrust binnen de Stichting. Het is om die redenen niet verstandig dat [eiseres] zo snel als mogelijk weer wordt toegelaten tot het verrichten van haar werkzaamheden. Dat betekent dat de vorderingen onder 1 tot en met 4 zullen worden afgewezen. De vraag die dan vervolgens moet worden beantwoord is of de ontslagvergadering van vanmiddag 16.00 uur moet worden afgelast of aangehouden totdat in een bodemprocedure door een rechter of door de OK in de enquêteprocedure is beslist. In de enquêteprocedure is de mondelinge behandeling bepaald op 29 augustus 2024 [ter zitting is abusievelijk 28 augustus 2024 als datum vermeld vzr.]. In die procedure vordert [eiseres] onder meer haar eigen terugkeer en een verbod aan de RvT om haar te ontslaan. Gelet op de complexiteit van deze zaak en het nodige uitzoekwerk dat nog moet worden verricht, zal bij wijze van ordemaatregel worden beslist dat de ontslagvergadering wordt aangehouden tot na de mondelinge behandeling bij de OK en in afwachting van de door de OK te nemen beslissingen. Dat betekent dat de vordering onder 5 op deze wijze zal worden toegewezen.
2.6.
[eiseres] heeft weliswaar vraagtekens geplaatst bij de kwaliteiten van de interimbestuurder [naam 4] en gesteld dat alleen zij in staat is om de Stichting te runnen, maar dat is, gelet op het verweer van de Stichting, op dit moment onvoldoende uit de verf gekomen. [naam 4] moet in staat worden geacht het bestuur van de Stichting waar te nemen.
2.7.
Het is dus nu wachten op de behandeling bij de OK. Dat neemt niet weg dat, nu er wat minder druk op de ketel staat, partijen bij elkaar te rade kunnen gaan hoe deze kwestie het beste af te handelen, in het belang van de Stichting en [eiseres] .
2.8.
Beide partijen worden dus op onderdelen in het (on)gelijk gesteld. Dit betekent dat de proceskosten worden gecompenseerd: ieder draagt de eigen kosten.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt de Stichting om de ontslagvergadering uit te stellen tot na de mondelinge behandeling van de enquêteprocedure door de Ondernemingskamer, dat wil zeggen tot na 29 augustus 2024,
3.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.