ECLI:NL:RBAMS:2024:4665
Rechtbank Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Vordering tot wedertewerkstelling van bestuurder van stichting voor autistische kinderen afgewezen
Op 25 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], de enig bestuurder van een stichting die ondersteuning biedt aan kinderen en volwassenen met autisme, en de Stichting zelf. De eiseres had een vordering ingediend om haar schorsing als bestuurder ongedaan te maken en om wedertewerkstelling te eisen, na een vertrouwensbreuk met de Raad van Toezicht (RvT) die haar op 15 juli 2024 had geschorst. De RvT had twijfels over haar functioneren, mede naar aanleiding van een rapport van Price Waterhouse Coopers (PWC) dat aanbevelingen deed voor verbetering van haar leiderschapskwaliteiten. De eiseres stelde dat zij de stichting had opgericht en succesvol had geleid, en dat de RvT samenspande met de Cliëntenraad om haar te ontslaan.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de eiseres bij haar vorderingen evident was, maar dat de RvT het recht had om te beslissen over schorsing en ontslag van een statutair bestuurder. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat er geen redelijke grond voor de schorsing en het voorgenomen ontslag bestond. De vorderingen van de eiseres om haar wedertewerkstelling te eisen werden afgewezen, maar de rechter besloot wel dat de ontslagvergadering die op dezelfde dag gepland stond, moest worden uitgesteld tot na de mondelinge behandeling van de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer op 29 augustus 2024. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.