ECLI:NL:RBAMS:2024:4655

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10930919 \ CV EXPL 24-1546
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst wegens dwaling bij levering van verhuursoftware

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen RentVisie B.V. en een vennootschap onder firma, hierna te noemen [gedaagde]. RentVisie, een leverancier van verhuursoftware, had een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor de levering van software en bijbehorende consultancy. [gedaagde] heeft echter de overeenkomst vernietigd op grond van dwaling, omdat zij niet goed was ingelicht over de extra kosten die verbonden waren aan de koppeling van de software met een boekhoudprogramma. De kantonrechter oordeelde dat het beroep op dwaling slaagde, omdat RentVisie een mededelingsplicht had geschonden door niet te informeren over de extra kosten. Hierdoor werd de overeenkomst vernietigd, wat terugwerkende kracht heeft. Dit leidde tot de conclusie dat de door [gedaagde] betaalde implementatiekosten onverschuldigd waren, en de kantonrechter heeft RentVisie veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd RentVisie ook veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10930919 \ CV EXPL 24-1546
Vonnis van 26 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENTVISIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: RentVisie,
procederend in persoon,
tegen
de vennootschap onder firma
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 februari 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van RentVisie,
- het tussenvonnis van 30 april 2024, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 juni 2024,
- de offerte van 18 augustus 2021 en de factuur van 14 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is verhuurder van auto’s. Zij verhuurt voertuigen vanuit twee verschillende locaties in Amsterdam.
2.2.
RentVisie levert verhuursoftware aan onder andere autoverhuurbedrijven.
2.3.
In 2021 heeft RentVisie een introductieavond georganiseerd voor potentiële klanten uit de autoverhuurbranche om haar nieuwe software te presenteren. [gedaagde] was hierbij aanwezig.
2.4.
Tijdens deze avond heeft [gedaagde] met RentVisie gesproken, onder andere over SnelStart. Dit is het factuur- en boekhoudprogramma dat [gedaagde] gebruikt voor zijn bedrijfsadministratie.
2.5.
RentVisie is vervolgens op locatie geweest bij [gedaagde] . Hierbij is onderhandeld over de prijs voor de diensten van RentVisie. Ook per mail heeft [gedaagde] nog onderhandeld.
2.6.
Op 6 september 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de levering van verhuursoftware (hierna: software). De vergoeding van deze dienst bestaat uit twee elementen. Een eenmalig bedrag van € 2.000,- voor consultancy voor implementatie en training (hierna: de implementatiekosten) en een maandelijks bedrag van € 325,- voor licentiekosten. In de overeenkomst staat dat de overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van een jaar met een stilzwijgende verlenging voor onbepaalde tijd en dat de overeenkomst door beide partijen kan worden opgezegd met een opzegtermijn van zes maanden.
2.7.
Op 7 december 2021 heeft [gedaagde] de hierboven genoemde consultancy en training gekregen voor het gebruik van de software. Partijen hebben daarbij aanvankelijk afgesproken dat de software voor [gedaagde] beschikbaar zou worden op 1 januari 2022. Naderhand hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] de software in gebruik zou nemen vanaf maart 2022, nadat RentVisie een grote update doorgevoerd had.
2.8.
Op 15 maart 2022 heeft RentVisie een tweede training gegeven aan [gedaagde] voor het gebruik van de software. Daarnaast zijn er inloggegevens verstrekt, waarna [gedaagde] toegang had tot de software.
2.9.
[gedaagde] heeft op enig moment de implementatiekosten (€ 2.420,- inclusief btw) aan RentVisie betaald.
2.10.
In juni 2022 hebben verschillende medewerkers van RentVisie e-mailcontact gehad met een adviseur van SnelStart (hierna: de adviseur) over de totstandbrenging van een koppeling tussen de software en SnelStart voor [gedaagde] .
2.11.
In een e-mail van 7 juni 2022 schrijft de adviseur aan RentVisie, met [gedaagde] in de cc, dat voor de koppeling met SnelStart een importtool nodig is en dat de prijs hiervoor begint bij € 24,95 per maand.
2.12.
Omdat [gedaagde] in juni 2023 nog steeds geen gebruik maakte van de software, heeft RentVisie op 12 juni 2023 een mail gestuurd met de vraag of het nog zin heeft om een livegang in te plannen, of dat [gedaagde] de overeenkomst wil opzeggen.
2.13.
Op 13 juni 2023 heeft [gedaagde] via de mail gereageerd dat zij de overeenkomst wil opzeggen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
RentVisie vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot:
primairbetaling van € 7.475,-,
subsidiairbetaling van € 6.825,-,
meer subsidiairbetaling van € 3.900,-,
primair, subsidiair en meer subsidiairalle bedragen exclusief btw en te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
RentVisie vordert nakoming van de overeenkomst. Het primair gevorderde bedrag is de optelsom van de maandelijkse vergoedingen vanaf het oorspronkelijke startmoment tot aan het einde van de opzegtermijn, het subsidiair gevorderde bedrag is vanaf maart 2022 tot aan het einde van de opzegtermijn en het meer subsidiair gevorderde bedrag is de minimale contractduur van een jaar.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] doet onder andere een beroep op vernietiging van de overeenkomst omdat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. RentVisie heeft namelijk:
toegezegd dat het door haar aangeboden programma gekoppeld zou kunnen worden aan SnelStart, terwijl dat alleen mogelijk was als [gedaagde] extra kosten zou maken;
verzwegen dat bij koppeling van het programma van RentVisie met een boekhoudprogramma, slechts dan voorzien zou kunnen worden in specificatie van de omzet als dat boekhoudprogramma Exact Online zou zijn.
Als [gedaagde] dit had geweten, zou zij de overeenkomst niet hebben gesloten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert, onder de voorwaarde dat de kantonrechter het beroep op dwaling aanvaardt, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, – samengevat – betaling van € 2.420,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat zij de implementatiekosten onverschuldigd heeft betaald. Zij heeft de overeenkomst immers vernietigd.
3.7.
RentVisie betwist dat aan de vereisten voor een geldig beroep op dwaling is voldaan. Ook voert zij aan dat in de loop van 2022 in feite een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan de consultancy en training opnieuw zijn geleverd en de implementatiekosten verschuldigd zijn.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang van de vorderingen beoordeelt de kantonrechter deze hierna gezamenlijk.
dwaling
4.2.
Het beroep op dwaling van [gedaagde] slaagt. De kantonrechter zal dat hieronder toelichten.
4.3.
Artikel 6:228 BW bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, onder andere vernietigbaar is indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. Voor een geslaagd beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling is dus nodig: 1) een onjuiste voorstelling van zaken, 2) die is ontstaan doordat RentVisie een mededelingsplicht heeft geschonden, 3) die zo belangrijk is dat [gedaagde] de overeenkomst niet zou hebben gesloten als zij een juiste voorstelling van zaken had gehad (causaal verband) en 4) dat RentVisie had moeten begrijpen dat de verzwegen informatie voor [gedaagde] van doorslaggevend belang was (het kenbaarheidsvereiste).
4.4.
De kantonrechter begrijpt dat het standpunt van [gedaagde] er in de kern op neerkomt dat de koppeling met een ander boekhoudprogramma dan Exact Online minder functionaliteiten had dan [gedaagde] had gewild én dat de koppeling alleen tegen een meerprijs mogelijk was. In beide gevallen gaat het dus om een beroep op dwaling door verzwijging.
4.5.
Het staat vast dat RentVisie [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet heeft ingelicht over de meerprijs van de koppeling. RentVisie betwist dat [gedaagde] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou hebben gesloten. Het ging immers maar om geringe kosten. Bovendien was voor RentVisie niet kenbaar dat die kosten voor [gedaagde] van doorslaggevend belang waren.
4.6.
Uit het dossier blijkt dat [gedaagde] voorafgaand aan de onderhandelingen stevig heeft onderhandeld over het maandelijkse tarief. Het oorspronkelijke tarief was
€ 399,- per maand, [gedaagde] wilde € 300,- per maand betalen. [gedaagde] is uiteindelijk akkoord gegaan met € 325,- per maand. [gedaagde] heeft dan ook voldoende onderbouwd dat zij de overeenkomst niet zou hebben gesloten als het maandbedrag hoger zou worden. De kantonrechter is van oordeel dat RentVisie in het licht daarvan ook had moeten begrijpen dat de prijs voor [gedaagde] van essentiële betekenis was om de overeenkomst te sluiten. Daarbij gaat de kantonrechter niet mee met het argument van RentVisie dat het maar om geringe kosten gaat. Een extra bedrag van minimaal € 24,95 per maand (een verhoging van de overeengekomen prijs met bijna 8%) is in omvang niet gering te noemen.
4.7.
Het verweer van RentVisie dat de dwaling in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen en/of omstandigheden van het geval, voor rekening van [gedaagde] moet blijven, wordt verworpen, omdat RentVisie dit verweer niet van enige onderbouwing heeft voorzien.
4.8.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van [gedaagde] op dwaling. Dat betekent dat de overeenkomst wordt vernietigd.
nieuwe overeenkomst?
4.9.
Vernietiging heeft terugwerkende kracht. De vernietiging van de overeenkomst betekent dus dat er geen rechtsgrond was om de implementatiekosten te betalen.
4.10.
RentVisie voert als verweer dat [gedaagde] door zijn handelingen een nieuwe overeenkomst is aangegaan tegen dezelfde, dan wel vergelijkbare voorwaarden. RentVisie voert hierbij aan dat [gedaagde] actief betrokken is geweest bij de koppeling met SnelStart in het voorjaar van 2022. [gedaagde] was ervan op de hoogte dat de wijze van koppeling nog onduidelijk was en zij heeft desondanks het onboardingproces gecontinueerd. Hierdoor heeft RentVisie consultancy diensten voor implementatie en training (opnieuw) geleverd en is [gedaagde] de daarbij behorende implementatiekosten van € 2.000,- exclusief btw verschuldigd, aldus RentVisie.
4.11.
Ook hier gaat de kantonrechter niet in mee. Hoewel het voldoende duidelijk is dat [gedaagde] betrokken is geweest bij het proces en er verschillende werkzaamheden zijn verricht door RentVisie, werd het [gedaagde] pas op 7 juni 2022 – via de e-mail tussen de adviseur en RentVisie met [gedaagde] in de cc (zie r.o. 2.11) – duidelijk dat er extra kosten gemaakt zouden moeten worden. Dat [gedaagde] na 7 juni 2022 nog akkoord is gegaan met extra werkzaamheden van RentVisie is niet gebleken. RentVisie heeft dan ook onvoldoende gesteld om aan te nemen dat er een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de implementatiekosten van € 2.000,- verschuldigd zou zijn.
slotsom conventie en reconventie
4.12.
[gedaagde] heeft de overeenkomst terecht vernietigd. De vordering van [gedaagde] tot betaling van de maandelijkse fees wordt dus afgewezen. De terugwerkende kracht van de vernietiging heeft tot gevolg dat de implementatiekosten van € 2.420,- onverschuldigd zijn betaald. De door [gedaagde] gevorderde terugbetaling van dat bedrag ligt dan ook voor toewijzing gereed. De kantonrechter wijst ook de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 9 april 2024 toe omdat deze niet wordt betwist.
proceskosten in conventie
4.13.
RentVisie is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 678,- (2 punten × € 339,-).
proceskosten in reconventie
4.14.
RentVisie heeft in reconventie ook ongelijk gekregen en moet daarom ook deze proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten op € 102,- (0,5 punt x € 204,-).
nakosten in conventie en reconventie
4.15.
De kantonrechter wijst ten slotte ook de gevorderde nakosten toe.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt RentVisie in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] bepaald op een bedrag van € 678,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.2.
veroordeelt RentVisie om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.420,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 9 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt RentVisie in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] bepaald op een bedrag van € 102,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en reconventie
5.4.
veroordeelt RentVisie in de nakosten van € 132,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als RentVisie niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.