ECLI:NL:RBAMS:2024:4637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
13/154273-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Zamość, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 juli 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting in Polen, maar heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onder andere mishandeling, bedreiging, vernieling en belediging, die naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, bijgestaan door mrs. O.P.M. Fruytier en A.L. op ‘t Hoog, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/154273-24
Datum uitspraak: 24 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 april 2024 door
the Regional Court [Sąd Okręgowy] in Zamość, Second Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag ] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 juli 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgment of 16 December 2019 of the District Court [Sąd Rejonowy] in Janów Lubelski, Second Penal Division, which became valid and enforceable on 24 December 2019(II K 313/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting. Hij ontkent een dagvaarding in persoon te hebben ontvangen. Daarbij is hij sinds 2016 in Nederland en was hij ten tijde van de in het EAB genoemde feiten alleen voor vakantie in Polen. Uit zijn strafblad blijkt dat hij op 24 november 2019 in Nederland was, waardoor het onwaarschijnlijk is dat hij op 7 november 2019 in persoon is gedagvaard. De raadsman brengt daarbij naar voren dat hij uit de praktijk weet dat onderdeel d) van het EAB vaak verkeerd wordt ingevuld door de Poolse autoriteiten. Daarom moet er aanvullende informatie worden opgevraagd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is, omdat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In het EAB staat immers dat de opgeëiste persoon op 7 november 2019 in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid en dat hij daarbij is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. De enkele niet-onderbouwde ontkenning van de opgeëiste persoon en de omstandigheid dat hij op 24 november 2019 in Nederland gedetineerd was, zijn onvoldoende om niet uit te gaan van de informatie in het EAB. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om nadere informatie op te vragen.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, meermalen gepleegd;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 266, 267, 285, 300, 304 en 350 Wetboek van Strafrecht, 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court [Sąd Okręgowy] in Zamość, Second Penal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.