4.4.De volgende omstandigheden maken dat de zuiver taalkundige betekenis in dit geval niet prevaleert en dat de vordering van CFG moet worden afgewezen:
Over de formulering “brutowinst” is niet afzonderlijk onderhandeld. Het begrip “brutowinst” is pas voor het eerst gebezigd in de vaststellingsovereenkomst zelf. Daaraan voorafgaand werd slechts gecommuniceerd over “winst”, “winstdeling” of “winstaandeel van 20%”;
Op zitting is door [naam 1] en [naam 2] toegelicht dat de koopprijsonderhandelingen als uitgangspunt namen een doorrekening van de EBITDA over de toekomstige vijf jaar als inschatting van de potentie van SCC (ook wel
discounted cashflow-methode genoemd), wat betekent dat toekomstige winst ook al in de koopprijs van € 88.500,- is verdisconteerd en dat de winstafspraak vermoedelijk ten doel had CFG te laten meedelen in het mede door haar toedoen gerealiseerde netto bedrijfsresultaat over 2022;
Advocaat mr. Siebert heeft de vaststellingsovereenkomst opgesteld en handelde daarbij naar eigen zeggen als tussenpersoon in het belang van beide partijen, waarna hij op 8 juni 2023 schreef dat “bruto” niet is bedoeld en niet is vol te houden, omdat dit niet aansluit op de gegarandeerde minimumuitkering van € 12.000,- en in geen enkele verhouding staat tot andere betalingen (de koopprijs van € 88.500,- en de volledige terugbetaling van de investering van € 38.000,-);
Normaliter staan aandeelhouders achteraan in de rij: eerst worden alle debiteuren voldaan en als daarna een netto bedrijfsresultaat en een eigen vermogen resteren die een winstuitkering toelaten, kan dat aan aandeelhouders worden uitgekeerd conform artikel 2:216 lid 1 BW en artikel 22.3 van de statuten van SCC. De door [naam 1] opgestelde cijfers van SCC rechtvaardigen alleen al niet de gegarandeerde minimumuitkering van € 12.000. Het eigen vermogen van SCC was op 31 december 2021 -/- € 72.684,- en op 31 december 2022 € 25.206,-. Zonder vaststellingsovereenkomst had CFG dus hoogstens een percentage winstaandeel over € 25.206,- kunnen krijgen (20% daarvan zou € 5.041,20 zijn), wat in het belang van de vennootschap niet te rechtvaardigen zou zijn nu het positieve eigen vermogen in 2022 vooral te danken is aan agiostortingen (van € 87.000,-) en minder aan het netto bedrijfsresultaat (van € 10.980,-);
In tegenstelling tot accountant [naam 1] , was [naam 4] niet deskundig op bedrijfseconomisch gebied, en ook niet op juridisch gebied.