Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2000, die wordt verdacht van handel in gestolen voertuigen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland behandeld. Tijdens de zitting op 10 juli 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en heeft hij verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De officier van justitie heeft garanties gegeven dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in Duitsland, zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de feiten volledig op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat de feiten ook onder de lijstfeiten van de OLW vallen en er geen reden is om de overlevering te weigeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, en dit besluit is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.