Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Litouwen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verbleef. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, en een tolk in de Litouwse taal.
De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, heeft op 17 mei 2024 een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van het EAB. Echter, op 2 juli 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie verstrekt waaruit bleek dat het EAB was ingetrokken. De officier van justitie heeft daarom verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van het EAB.
De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie gevolgd en heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Tevens heeft de rechtbank de overleveringsdetentie opgeheven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. M.C.M. Hamer, en de rechters mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, in aanwezigheid van griffier A. Gabriëlse. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.