ECLI:NL:RBAMS:2024:4512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
13/142372-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel van de rechtbank Amsterdam

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Olstzyn, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987, die wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 3 jaar en 6 maanden, waarvan nog 3 jaar, 5 maanden en 18 dagen resteert. De behandeling van het EAB vond plaats op 13 juni 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door haar raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en heeft aanvullende vragen geformuleerd voor de uitvaardigende justitiële autoriteit. Deze vragen betreffen de datum van de zitting in Polen en de aanwezigheid van de opgeëiste persoon tijdens die zitting. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak geschorst voor onbepaalde tijd, met de verplichting om uiterlijk op 23 juli 2024 opnieuw te worden behandeld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/142372-24
Datum uitspraak: 27 juni 2024.
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 26 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 oktober 2023 door
the Regional Court in Olstzyn, Criminal Department II(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juni 204, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.
ÁG713100597974vÈ
G713100597974

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Regional Court in Olstzynvan 26 juli 2019 (kenmerk II K 42/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3 jaar, 5 maanden en 18 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

3.Artikel 12 OLW

In het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Tevens is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet tijdig een “retrial” heeft aangevraagd dan wel beroep heeft ingesteld.
De opgeëiste persoon heeft in het verhoor bij de officier van justitie op 26 april 2024 nadrukkelijk verklaard dat zij niet aanwezig is geweest bij de behandeling van haar strafzaak in Polen. Wel was zij op de hoogte dat deze zaak speelde, nu zij tussen 27 december 2018 en 8 januari 2019 in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Op de zitting van 13 juni 2024 heeft zij wederom verklaard niet aanwezig te zijn geweest. Daarbij heeft zij toegelicht dat ze dat zo zeker weet nu zij op 14 augustus 2019 in Nederland is bevallen van haar tweede kindje, dat een paar dagen na de geboorte is overleden. De rechtbank kan op basis van de stukken niet vaststellen wat de datum van de zitting in Polen geweest is. Wel blijkt uit het EAB dat het vonnis op 26 juli 2019 is uitgesproken. Dit is dus in dezelfde periode.
In het kader van de beoordeling van de vraag of de verdedigingsrechten van opgeëiste persoon als bedoeld in artikel 12 OLW zijn gewaarborgd, heeft de rechtbank behoefte aan nadere informatie. De rechtbank ziet daarom aanleiding om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank zal het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
1) Op welke datum of data vond de zitting plaats? Was de opgeëiste persoon daarbij aanwezig?
2) Indien dit niet het geval was, kan onderdeel d) van het EAB alsnog ingevuld worden?
3) Indien geen van de situaties als bedoeld onder d) zich heeft voorgedaan: Heeft de opgeëiste persoon in de aanloop naar de procedure een adresinstructie gekregen? Zo ja, wanneer?
4) Heeft de opgeëiste persoon een adres opgegeven en zo ja, is de oproep voor de zitting naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verstuurd?
De rechtbank zal de behandeling de zaak verder behandelen op een nader te bepalen datum. Gezien de beslistermijnen in de Overleveringswet dient de opgeëiste persoon er rekening mee te houden dat op die datum direct uitspraak wordt gedaan.

4.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd – met dien verstande dat de zaak uiterlijk 23 juli 2024 (het verstrijken van de beslistermijn) weer op zitting moet worden aangebracht – teneinde de officier van justitie in gelegenheid te stellen ten behoeve van de opgeëiste persoon de hiervoor onder 3 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEVEELT DE OPROEPINGvan de opgeëiste persoon en haar raadsman tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.