Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Kantongerecht in Münster, Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 30 april 2024. De opgeëiste persoon, geboren in het Verenigd Koninkrijk, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 9 juli 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. Het EAB verwijst naar een strafbaar feit dat in Nederland onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW) valt, namelijk handel in gestolen voertuigen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar is opgelegd. De raadsman heeft verweer gevoerd op basis van de detentieomstandigheden in Duitsland, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende objectieve gegevens zijn om te concluderen dat er sprake is van een algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13 OLW besproken, maar oordeelde dat de omstandigheden die door de officier van justitie zijn aangevoerd, voldoende zijn om de overlevering toe te staan. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.