ECLI:NL:RBAMS:2024:4480

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
13/131980-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Noorwegen op basis van een aanhoudingsbevel

Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Noorwegen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 3 van de Wet houdende uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Noorwegen. De opgeëiste persoon, geboren in Syrië in 2002, was gedetineerd in Nederland en werd aangeklaagd op basis van een aanhoudingsbevel dat op 10 april 2024 door de Noorse autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 3 juli 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De verdediging refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de vereisten van de Overeenkomst en de Uitvoeringswet, en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moet worden toegestaan, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, verkrachting betreft, en dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vier jaar moet ondergaan in Noorwegen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M.T.C. de Vries als voorzitter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/131980-24
Datum uitspraak: 17 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet houdende uitvoering van de op
28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Uitvoeringswet) in verbinding met artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 29 april 2024 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een aanhoudingsbevel (hierna: AB) dat is uitgevaardigd op 10 april 2024 door de
Vestfold, Telemark and Buskerud Public Prosecutors Office(Noorwegen). Het AB strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 2002
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in het [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2024. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A.L. Wagenaar.
De opgeëiste persoon is verschenen en is ter zitting bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. N.J.H. Lina, advocaat in Groningen en door een tolk in de Arabische taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet in verbinding met artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens is de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Syrische nationaliteit heeft.

3.Standpunt verdediging

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het AB.

Het AB vermeldt de
Agder Court of Appeal ruling dated 2 May 2023. Reference: 23-029174 AST-AL AG.
In de aanvullende informatie van de Noorse autoriteiten van 6 mei 2024 staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest. Van deze straf resteert volgens het AB nog 3 jaar en 363 dagen.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het AB. [1]

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst [2]
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst, te weten:
verkrachting.
Volgens de in rubriek c) van het AB vermelde gegevens is op dit feitn naar Noors recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de in de Overeenkomst en Uitvoeringswet gestelde vereisten en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

- artikel 1 Overleveringswet;
- artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet;
- artikelen 2, 3 en 11 van de Overeenkomst.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Vestfold, Telemark and Buskerud Public Prosecutors Office(Noorwegen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onderdeel e) van het AB.
2.Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.