Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Cabinet de l’Instruction du Tribunal d’Arrondissement de Diekirch in Luxemburg. Het EAB, dat op 25 april 2024 was uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1957, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn identiteit correct is vastgesteld.
De behandeling van het EAB vond plaats op 9 juli 2024, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om ter zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, met inachtneming van de garantie die door de Luxemburgse autoriteiten is gegeven. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. E. Biçer en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. K.M. Diender.