Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Rosenheim in Duitsland. De officier van justitie had op 14 mei 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 16 februari 2024. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. Stroobach, tijdens de zitting op 9 juli 2024. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon is beschuldigd van een strafbaar feit dat in Nederland op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die bevestigde dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld.
De rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen, die aanvoerde dat er nog lopende strafzaken tegen de opgeëiste persoon in Nederland zijn. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen invloed hebben op de beslissing over het overleveringsverzoek. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, met inachtneming van de relevante artikelen van de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. E. Biçer en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. K.M. Diender.