Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
mr. J.G. Mahn en mr. B.S. Friedberg met mr. Van der Veen en zijn kantoorgenoten mr. D.R.C. Smit en mr. B.C. Santpoort;
mr. S.N. Naäman.
Na verder debat is vonnis bepaald op 24 juli 2024.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
1. het inzageproces per direct te beëindigen, subsidiair het inzageproces te beëindigen binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn;
2. de niet-verstrekte bescheiden die zich onder DigiJuris bevinden te vernietigen;
3. een Excel-document toe te zenden van alle bescheiden die vanaf 8 april 2021 door DigiJuris met gedaagden zijn gedeeld, met vermelding van de datum en de zoektermen die zijn gebruikt;
4. het delen van aan gedaagden verstrekte bescheiden met derden per direct te staken;
5. voor zover vordering 4 wordt afgewezen, elke keer als bescheiden met een derde worden gedeeld, daarvan een overzicht te verstrekken, inclusief de naam van die derde en de reden waarom bescheiden zijn gedeeld;
6. een en ander op straffe van dwangsommen; en
7. tot betaling van de kosten van dit geding, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
nader met DLA Piper te bepalen zoektermen”. Dit heeft tot gevolg dat WFC en Kales Group naar eigen inzicht en believen grasduinen in de stukken, zonder dat enige toets heeft plaatsgevonden naar de zoektermen die zij daarbij gebruiken (en zonder dat is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv). Tekenend is dat bijvoorbeeld is gezocht op een zoekterm (“Buckerfield”), die in verband kan worden gebracht met een in 2024 uitgeschreven tender. Dit kan hoe dan ook niets te maken hebben met een in 2021 verkregen verlof tot beslag en inzage en kan worden aangemerkt als misbruik van het inzagerecht door een concurrent. Dat WFC en Kales Group zich niet houden aan de voorwaarden, is te meer een reden om het inzageproces te beëindigen, aldus [eiser 1] , [eiser 2] , ECA en TOA.
andere (buitenlandse) betrokken personen of entiteiten”. Als reactie op de sommatiebrief (zie 2.7) hebben WFC en Kales Group bericht dat zij niet bevestigen dat het inzageproces is afgerond en dat zij niet bevestigen om de niet-verstrekte bescheiden die zich onder DigiJuris bevinden vernietigen. Zij zijn wel bereid vrijwillig een overzicht te verschaffen van alle bescheiden die vanaf 8 april 2021 zijn gedeeld, met daarbij de gebruikte zoektermen, alsmede een overzicht van alle bescheiden die zij met derden hebben gedeeld. Dit kost tijd, maar hiervoor is een kort geding niet nodig.
4.Het geschil in reconventie
A. primair € 177.527,73 plus € 100.000,- voor nog te maken kosten voor de ontsluiting van de resterende bescheiden;
B. subsidiair € 177.527,73;
C. meer subsidiair € 88.763,86;
met veroordeling van [eiser 1] , [eiser 2] , ECA en TOA in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.
5.De beoordeling in conventie
andere (buitenlandse) betrokken personen of entiteiten”. Dat geen toestemming is verleend voor het delen van bescheiden met derden is dus voorshands onjuist. Bovendien is het inherent aan een bewijsbeslag dat bescheiden ook kunnen worden ingezien door gelieerde partijen. Dat hierbij bedrijfsgevoelige of privacygevoelige informatie is gedeeld is niet gebleken. De voorbeelden die zijn genoemd in de dagvaarding (een arbitrage in Italië en een procedure in Florida (VS)) zijn onvoldoende uitgewerkt om toewijzing van vordering 4 te rechtvaardigen.
1.107,00