Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[eiser 2],
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de akte van [gedaagde 2] ,
- de akte van [eiser 2] , met producties,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee verenigingen van eigenaren. De eiser, VVE [eiser 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, de Vereniging van Eigenaren [gedaagde 1], met betrekking tot een stuk betonplaat dat onder de erfafscheiding door op het perceel van de eiser ligt. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de betonplaat in beginsel verwijderd moet worden, maar heeft ook een belangenafweging gemaakt op basis van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat misbruik van recht regelt. De gedaagde heeft aangevoerd dat het verwijderen van de betonplaat hoge kosten met zich meebrengt, terwijl de eiser heeft gesteld dat de betonplaat wateroverlast veroorzaakt in zijn tuin. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van de eiser zwaarder wegen dan die van de gedaagde, en heeft de gedaagde veroordeeld om de betonplaat binnen 60 dagen te verwijderen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. In reconventie is verklaard dat het betwiste gedeelte van de tuin als eigendom aan de gedaagde toekomt, waarbij ook hier de proceskosten zijn gecompenseerd.