ECLI:NL:RBAMS:2024:4429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/13/731077 / HA ZA 23-294
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van betonplaat op erfgrens en belangenafweging misbruik van recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee verenigingen van eigenaren. De eiser, VVE [eiser 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, de Vereniging van Eigenaren [gedaagde 1], met betrekking tot een stuk betonplaat dat onder de erfafscheiding door op het perceel van de eiser ligt. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de betonplaat in beginsel verwijderd moet worden, maar heeft ook een belangenafweging gemaakt op basis van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat misbruik van recht regelt. De gedaagde heeft aangevoerd dat het verwijderen van de betonplaat hoge kosten met zich meebrengt, terwijl de eiser heeft gesteld dat de betonplaat wateroverlast veroorzaakt in zijn tuin. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van de eiser zwaarder wegen dan die van de gedaagde, en heeft de gedaagde veroordeeld om de betonplaat binnen 60 dagen te verwijderen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. In reconventie is verklaard dat het betwiste gedeelte van de tuin als eigendom aan de gedaagde toekomt, waarbij ook hier de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/731077 / HA ZA 23-294
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
1. de vereniging
VVE [eiser 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 2] ,
advocaat: mr. T. Kroes in Utrecht,
tegen
1. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [gedaagde 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2]
advocaat: mr. R. Gardeslen in Amsterdam,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 december 2023, met de daarin genoemde stukken,
- de akte van [gedaagde 2] ,
- de akte van [eiser 2] , met producties,
- de antwoordakte van [gedaagde 2] op de laatste producties van [eiser 2] ,
1.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie
2.1.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat een stuk betonplaat van de balkonconstructie van [gedaagde 2] onder de erfafscheiding door komt en op het perceel van [eiser 2] ligt. Dit stuk betonplaat moet in beginsel worden verwijderd. De rechtbank heeft [gedaagde 2] zo begrepen dat hij daarmee een beroep doet op misbruik van recht zoals beschreven in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat zijn belang bij het behouden van de betonplaat op die plek veel groter was dan het belang van [eiser 2] bij verwijdering ervan. De rechtbank wilde graag meer informatie van partijen in het kader van die belangenafweging. Partijen zijn dan ook toegelaten om zich uit te laten over hun belangen bij verwijdering of het behoud van de betonplaat.
2.2.
[gedaagde 2] heeft aangevoerd dat het weghalen van de betonplaat geen significante invloed zal hebben op de constructie van zijn balkons, maar dat er wel relatief hoge kosten zijn verbonden aan verwijdering van de betonplaat, namelijk € 1.744,82 . [gedaagde 2] heeft voor de kosten verwezen naar een rapport van ATP Bouwadvies.
2.3.
[eiser 2] heeft aangevoerd dat hij wateroverlast ervaart door de betonplaat. Door de betonplaat van [gedaagde 2] (en de betonplaat van [eiser 2] ’ eigen balkons) ontstaat een V-vorm waar water instroomt bij hevige regen. Dit water kan niet goed wegstromen en stroomt zijn tuin of kelder in. Ook wil hij opnieuw beplanting plaatsen op de plek waar de betonplaat nu ligt. Beide elementen maken dat [eiser 2] een groot belang heeft bij verwijdering van de betonplaat, zo zegt [eiser 2] .
2.4.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 2] het stuk betonplaat dat op het erf van [eiser 2] ligt moet verwijderen en legt uit waarom.
2.5.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen (overweging 4.24):
Als sprake is van overbouw is een vordering van de eigenaar tot verwijdering daarvan niet altijd proportioneel. Dit volgt uit artikel 3:13 BW. Als in dit geval het belang van [eiser 2] bij de verwijdering niet in verhouding staat tot het belang van [gedaagde 2] om de betonplaat te laten liggen, dan kan de vordering van [eiser 2] om het te verwijderen misbruik van bevoegdheid opleveren en op grond daarvan worden afgewezen. Een beroep op artikel 3:13 BW vraagt dus om een afweging tussen het belang van [eiser 2] bij verwijdering van het betonvlak en het belang van [gedaagde 2] om niet tot verwijdering van het betonvlak over te hoeven gaan.
2.6.
Die belangenafweging pakt in het voordeel van [eiser 2] uit.
Het is weliswaar een klein stukje betonplaat dat onder de erfafscheiding door komt en [gedaagde 2] moet kosten maken voor de verwijdering hiervan, maar die kosten zijn niet zodanig hoog dat [eiser 2] de inbreuk op zijn eigendomsrecht daarom moet dulden. Dit zou bijvoorbeeld anders geweest kunnen zijn als [gedaagde 2] door verwijdering van de betonplaat alle balkons aan zijn pand had moeten afbreken en daar (veel hogere) kosten voor had moeten maken. Dan was het niet in verhouding geweest om zo’n klein stukje betonplaat dat op het erf van [eiser 2] ligt weg te halen.
2.7.
De conclusie voor de vorderingen in conventie is dus dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld om het stuk betonplaat dat onder de erfafscheiding/schutting door komt en op het perceel van [eiser 2] ligt te verwijderen. Het gaat hierbij dus om het stuk betonplaat zoals omschreven en weergegeven op foto’s uit overweging 4.20 van het tussenvonnis. De rechtbank gaat er gezien de standpunten in de aktes vanuit dat [eiser 2] zijn medewerking verleent aan het verwijderen van de betonplaat, waaronder het ten behoeve daarvan ter beschikking stellen van zijn erf.
2.8.
[gedaagde 2] krijgt hiervoor 60 dagen de tijd na betekening van dit vonnis. Als hij niet aan de veroordeling voldoet, moet hij een dwangsom betalen. De gevorderde dwangsom wordt beperkt zoals omschreven in de beslissing.
2.9.
De andere vorderingen van [eiser 2] in conventie worden afgewezen. Voor de motivering daarvan verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis.
2.10.
Over de vordering in reconventie is in het tussenvonnis al geoordeeld dat de verklaring voor recht – dat het betwiste gedeelte van de tuin als eigendom aan [gedaagde 2] toekomt – wordt toegewezen (overweging 4.17 tussenvonnis). Waarbij de rechtbank de eis in reconventie zo heeft begrepen dat [gedaagde 2] met de betwiste strook grond (toen) bedoelde alle grond die aan zijn kant van de schutting lag, en niet het stuk betonplaat dat aan de andere kant van de schutting op het perceel van [eiser 2] ligt. Concreet gaat het dus om de grond die vanaf de huidige erfafscheiding (schutting - hek/heg - schuur) aan de kant van het perceel van [gedaagde 1] ( [gedaagde 2] ) ligt.
Proceskosten
2.11.
Het debat tussen partijen ging over de vraag waar de erfgrens liep, van wie welk deel van de grond was en of op die grond gebouwd was door de ander. Daarin hebben partijen deels gelijk en ongelijk gekregen. [gedaagde 2] heeft gelijk gekregen dat de huidige erfafscheiding (schuur - hek/heg - schutting) dient als de huidige erfgrens en alle grond aan zijn kant daarvan van hem is geworden door verkrijgende verjaring. [eiser 2] heeft gelijk gekregen dat wat [gedaagde 2] onder de schutting door op de grond van [eiser 2] heeft geplaatst inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht en moet worden verwijderd.
Daarom worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om binnen zestig dagen na betekening van dit vonnis het stuk betonplaat dat onder de schutting door komt en op het perceel van [eiser 2] ligt te verwijderen en verwijderd te houden en de strook grond leeg, gesaneerd en ontruimd ter vrije en algehele beschikking van [eiser 2] te stellen, een en ander zodat de eigendomsrechten van [eiser 2] op de strook grond zowel nu als voor de toekomst ten volle door worden geëerbiedigd,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser 2] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 3.1 voldoet, tot een maximum van € 5.000,00,
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
verklaart voor recht dat het betwiste gedeelte van de tuin, zoals omschreven in overweging 2.10, als eigendom aan [gedaagde 2] toekomt,
3.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.