ECLI:NL:RBAMS:2024:4392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
13/249926-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling en bezit van een vuurwapen na schietincident

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte had op 28 september 2023 in Amsterdam met een vuurwapen in de richting van het slachtoffer geschoten, waarbij hij bewust de kans aanvaardde dat de kogels het slachtoffer zouden raken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met opzet op het slachtoffer had geschoten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de verdachte, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de impact op het slachtoffer en de openbare veiligheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/249926-23
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres ] ,
thans gedetineerd te: [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.P. Hopman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de raadsman van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. R. van der Wal, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzitting – kort samengevat ten laste gelegd dat hij zich op 28 september 2023 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1
een poging tot doodslag op [slachtoffer] , door met een vuurwapen tienmaal in de richting van zijn benen te schieten. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een zware mishandeling, meer subsidiair als een poging tot zware mishandeling;
Feit 2
het voorhanden hebben van een vuurwapen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Door vanaf een korte afstand meermaals richting en op de benen van het slachtoffer te schieten heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden bewust aanvaard. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de zware mishandeling kan worden bewezen, omdat het slachtoffer ruim negen maanden na het incident nog niet volledig is hersteld. Ook het tweede ten laste gelegde feit, het bezit van het vuurwapen, kan gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het wapenrapport worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op de grond heeft geschoten en dat daardoor geen situatie is ontstaan waarbij een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer is ingetreden. Omdat het slachtoffer heeft aangegeven dat er zicht is op volledig herstel, is er geen sprake van zwaar lichamelijk letsel zodat de ten laste gelegde zware mishandeling niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en het bezit van het vuurwapen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feit 1
De rechtbank stelt – mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting – vast dat er op 28 september 2023 een schietincident heeft plaatsgevonden op de Lodewijk van Deysselstraat , waarbij verdachte meermalen met een vuurwapen heeft geschoten waardoor het slachtoffer letsel aan zijn benen heeft opgelopen.
Vrijspraak van poging tot doodslag
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met het vuurwapen op de grond heeft geschoten, om zo het slachtoffer bang te maken. Deze verklaring komt overeen met de verklaring van het slachtoffer, die stelt gezien te hebben dat verdachte het wapen tijdens het vuren naar beneden richtte. Op de plek waar het incident heeft plaatsgevonden zijn tien hulzen en zeven schotbeschadigingen op de stoep aangetroffen. Verder heeft het Nederlands Forensisch Instituut een schotrestenonderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de schotbeschadigingen die zijn aangetroffen in de kleding van het slachtoffer afkomstig zijn uit een direct schot, of een afgeketst schot (een zogeheten “ricochet”). Ook het letselinterpretatierapport heeft geen uitsluitsel kunnen geven of het letsel is veroorzaakt door afgeketste schoten of (ook) door een of meer directe schoten. Op basis van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat hij op de grond heeft geschoten, aannemelijk is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van een dynamische situatie waarin de kogels net zo goed op een levensgevaarlijke plek in het lichaam van het slachtoffer terecht hadden kunnen komen. Het slachtoffer heeft immers verklaard dat verdachte snel achter elkaar naar beneden gericht heeft geschoten toen hij stond en probeerde weg te lopen en dat verdachte niet meer op hem heeft geschoten nadat hij op de grond was gevallen. Daaruit kan naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien geen bewuste of aanmerkelijke kans op het veroorzaken van dodelijk letsel worden afgeleid. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Zware mishandeling
Uit de letselinterpretatie leidt de rechtbank af dat het slachtoffer meerdere schotverwondingen, in beide benen, aan het incident heeft overgehouden. Het slachtoffer heeft verklaard dat de totale hersteltijd ongeveer een jaar zal bedragen. Er zal nog een operatie moeten plaatsvinden waarbij een bout in de knie van het slachtoffer zal worden geplaatst. De rechtbank heeft bovendien op de foto’s van de benen van het slachtoffer waargenomen dat de verwondingen blijvende, zichtbare littekens rondom de knieën hebben achtergelaten. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de verwondingen zwaar lichamelijk letsel hebben opgeleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte voorwaardelijk opzet op het veroorzaken van dit zwaar lichamelijk letsel gehad. Door met een vuurwapen naar beneden, maar wel in de richting van het slachtoffer te schieten, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat opspattende kogeldelen de benen van het slachtoffer zouden raken. De rechtbank acht zware mishandeling van het slachtoffer dan ook bewezen.
3.3.2.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het aantreffen van het vuurwapen en het wapenrapport bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde vuurwapen voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair
op 28 september 2023 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten schotwonden in zijn benen, heeft toegebracht door meermalen met een vuurwapen in de richting van de benen van die [slachtoffer] te schieten;
Feit 2
op 28 september 2023 te Amsterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door hem bewezen
geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte op grond van artikel 38v Sr een contact- en gebiedsverbod wordt opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de aanleiding van het schietincident en de proceshouding van verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van
een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte had een conflict met het slachtoffer en voelde zich ernstig beledigd. Hij heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan een zware mishandeling door zo’n tien keer met een vuurwapen naar beneden in de richting van de benen van het slachtoffer te schieten. Het slachtoffer heeft tot op de dag van vandaag nog te kampen met de gevolgen daarvan. Daarbij komt dat het schietincident heeft plaatsgevonden op de openbare weg voor de deur van een buurthuis in een woongebied, waardoor verschillende omstanders en omwonenden de schoten hebben gehoord. Dat leidt tot gevoelens van angst in de stad. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een vuurwapen bij zich droeg, daar zo makkelijk naar heeft gegrepen en zo vaak heeft geschoten.
In het kader van de strafoplegging weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door direct nadat hij had geschoten naar het politiebureau te rijden, inzicht te geven in zijn handelen en ter terechtzitting een spijtbetuiging af te leggen. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 5 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal een lagere strafoplegging volgen. Wel is de rechtbank van oordeel dat, gezien de ernst van het feit, alleen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepast is. Daarnaast is van belang dat het voor verdachte duidelijk is dat hij niet nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten mag plegen. Ook moet worden voorkomen dat het opnieuw tot een confrontatie komt tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] . Daarom zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar is dan ook passend. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden op zoals die door de reclassering zijn geadviseerd: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. De rechtbank zal een locatieverbod opleggen voor de straat waarin het slachtoffer [slachtoffer] woont en voor de straat waarin het koffiehuis Kizilirmak Vakfi gelegen is en het schietincident heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar verklaren. Dat is mogelijk, omdat is voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde zware mishandeling was gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer – met wie verdachte ten tijde van het gepleegde feit een langlopend conflict had – waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat hiertegen gericht is.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 1 STK Pistool (G6400975);
  • 1 STK Huls (G6400985);
  • 1 STK Huls (G6400988);
  • 1 STK Huls (G6400990);
  • 1 STK Huls (G6400992);
  • 1 STK Huls (G6400994);
  • 1 STK Huls (G6400995);
  • 1 STK Huls (G6400996);
  • 1 STK Huls (G6400999);
  • 1 STK Huls (G6401000);
  • 1 STK Huls (G6401001);
  • 1 STK Manteldeel (G6401028);
  • 1 STK Manteldeel (G6401030);
  • 1 STK Kogelpunt (G6401032);
  • 1 STK Kogelpunt (G6401033);
  • 1 STK Manteldeel (G6401035);
  • 1 STK Personenauto (G6400967);
  • 1 BUS Pepperspray (G6401115).
Het in beslag genomen vuurwapen, de kogelhulzen, manteldelen en de kogelpunten dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De in beslag genomen pepperspray, die aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De in beslag genomen personenauto dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Een relatie met het gepleegde strafbare feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet
worden vastgesteld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 55, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2
eendaadse samenloop van:
zware mishandeling, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt wanneer hij hiertoe uitgenodigd wordt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • zich laat behandelen door Family Supporters of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum ] 1980 in [geboorteplaats ] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • zich niet zal bevinden op het [adres ] en de Lodewijk van Deysselstraat te Amsterdam , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat het contactverbod met [slachtoffer] en het locatieverbod dat ziet op het [adres ] en de Lodewijk van Deysselstraat te Amsterdam , en het uit te oefenen toezicht daarop, op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (G6400975);
  • 1 STK Huls (G6400985);
  • 1 STK Huls (G6400988);
  • 1 STK Huls (G6400990);
  • 1 STK Huls (G6400992);
  • 1 STK Huls (G6400994);
  • 1 STK Huls (G6400995);
  • 1 STK Huls (G6400996);
  • 1 STK Huls (G6400999);
  • 1 STK Huls (G6401000);
  • 1 STK Huls (G6401001);
  • 1 STK Manteldeel (G6401028);
  • 1 STK Manteldeel (G6401030);
  • 1 STK Kogelpunt (G6401032);
  • 1 STK Kogelpunt (G6401033);
  • 1 STK Manteldeel (G6401035);
  • 1 BUS Pepperspray (G6401115).
Gelast de
teruggaveaan verdachte [verdachte] van:
1 STK Personenauto (G6400967).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Slager, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bos en Y. Anwer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2024.