Op 16 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening vroeg om maatregelen te treffen ter voorkoming van dataverlies. Verzoeker had meerdere beroepsprocedures lopen tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarbij hij inzage vroeg in gegevens die door verweerder over hem waren verwerkt. Verzoeker vreesde dat belangrijke data verloren zouden gaan, vooral omdat mailboxen van vertrokken ambtenaren na 90 dagen worden verwijderd. Hij verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat verweerder de data veilig moest stellen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. Er waren onvoldoende aanwijzingen dat er daadwerkelijk data verloren zouden gaan en dat verweerder onvoldoende maatregelen zou nemen om dit te voorkomen. Verweerder had aangegeven bereid te zijn om conserverende maatregelen te treffen, maar de voorzieningenrechter vond dat er al voldoende maatregelen waren getroffen. Bovendien was het verzoek niet voldoende geconcretiseerd, waardoor niet duidelijk was welke specifieke maatregelen nog meer nodig zouden zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af.
De uitspraak benadrukt het belang van een goed onderbouwd verzoek en de noodzaak om spoedeisend belang aan te tonen in bestuursrechtelijke procedures. De voorzieningenrechter ging er vanuit dat verweerder zijn toezeggingen zou nakomen en dat de lopende beroepen zonder het treffen van een voorziening konden worden afgewacht.