Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De zaak en de beslissing in het kort
for convenience) van dat contract. Waarop SPIE in zo’n geval recht heeft, is geregeld in artikel 22.8. Wanneer SPIE daarop recht heeft, is geregeld in artikel 5.3. De rechtbank is van oordeel dat artikel 5.3 zo moet worden uitgelegd dat SPIE na een tussentijdse beëindiging
for convenienceonmiddellijk aanspraak kan maken op de in artikel 22.8 genoemde vergoedingen.
2.De procedure
3.De feiten
Agreement to Subcontract for the installation and cabling works(hierna: het contract).
Building Monitoring System(BMS) en ii) werkzaamheden met betrekking tot het
Alarming, Controlling, Signaling and Monitoring(ACSM) systeem. De aanneemsom van het contract bedroeg € 1.535.000,00.
Schedules) daarbij. Het sub-subcontract is een internationale bouwovereenkomst die is gebaseerd op het modelcontract van de
Fédération Internationale des Ingénieurs-Conseils(FIDIC). Het sub-subcontract en de daarbij behorende voorwaarden en bijlagen worden in het contract aanduid als “
Contract Package”. Het Contract Package is in het contract van overeenkomstige toepassing verklaard behoudens afwijkingen die partijen zijn overeengekomen.
Payment Terms) opgenomen. Bijlage 11 luidt als volgt (naar de rechtbank begrijpt, is daarin sprake van een misnummering na artikel 3; daar waar na artikel 3 opnieuw de nummers 1 en 2 staan, leest de rechtbank daarom 4 en 5):
interim payment application(IPA) aan Honeywell gestuurd. Op basis van de IPA’s heeft SPIE in totaal € 775.304,64 aan Honeywell gefactureerd. Dit bedrag heeft Honeywell – afgezien van door haar ingehouden retentiebedragen van in totaal € 36.336,78 – aan SPIE betaald.
Revisions.
Extension of Time(EoT) claims). Over die claims en de onderbouwing daarvan hebben partijen vanaf 5 maart 2021 gecorrespondeerd.
final interim applicationbij haar in te dienen.
Purported Final Determination(hierna: de Eindbeoordeling) vastgesteld voor het gehele werk aan de A-pier en deze aan BN-TAV verstrekt. BN-TAV betwist de juistheid van de Eindbeoordeling. In het verlengde van het standpunt van BN-TAV betwisten ook ABT MEP, Honeywell en SPIE de juistheid van de Eindbeoordeling.
4.Het geschil
5.De beoordeling
notice to the contraryin de zin van artikel 5.4 heeft gegeven, waardoor de slotfactuur heeft te gelden als goedgekeurd door Honeywell. Honeywell heeft daartegenover – samengevat – aangevoerd dat zij met haar brief van 23 december 2021 een
notice to the contraryin de zin van artikel 5.4 aan SPIE heeft gegeven.
notice to the contraryaan SPIE heeft gegeven).
notice to the contraryaan SPIE gegeven in de hiervoor bedoelde zin. In die brief heeft Honeywell – samengevat – aan SPIE laten weten dat zij i) de vorderingen van SPIE voorlopig niet toekent ii) zolang zij nog geen financieel passende tegemoetkoming van haar eigen opdrachtgever – ABT MEP – heeft ontvangen, ook geen vorderingen van SPIE zal goedkeuren of daaraan gerelateerde betalingen zal verrichten en iii) haar rechten voorbehoudt de vorderingen van SPIE (gedeeltelijk) af te wijzen. Gelet op dit alles moet het SPIE duidelijk zijn geweest dat Honeywell haar vordering (vooralsnog) niet goedkeurde en ook niet zou betalen. Het enkele feit dat Honeywell in diezelfde brief ook heeft geschreven dat zij er vooralsnog van uitging dat het door SPIE gevorderde juist was, maakt dat niet anders, omdat de brief in zijn geheel moet worden gelezen.
notice to the contraryniet kon volstaan met de hiervoor geschetste kennisgeving in de brief van 23 december 2021. Zij meent dat die kennisgeving niet strookt met de bedoeling van partijen om een snelle beoordeling en snelle betaling te verkrijgen en daarbij juist niet afhankelijk te zijn van omstandigheden aan de zijde van ABT MEP. SPIE wijst erop dat Honeywell de mogelijkheid had om binnen de in artikel 5.4 genoemde termijn van dertig dagen het door SPIE gefactureerde werk te beoordelen en – bij enige aanleiding daartoe – concreet en gemotiveerd af te keuren.
notice to the contrarynadere eisen gesteld zouden moeten worden, nu daarover in het contract niets is bepaald. Artikel 5.4 noch andere bepalingen in het contract vereisen dat een door Honeywell te geven
notice to the contraryeen concrete en gemotiveerde afkeuring van een door SPIE ingediende vordering moet inhouden. Dat, zoals SPIE ten slotte aanvoert, artikel 5.4 hiermee tot een dode letter zou verworden, is zonder nadere toelichting niet te volgen.
notice to the contraryin de zin van artikel 5.4 heeft gegeven. Van goedkeuring van de eindfactuur door Honeywell is dus geen sprake.
Termination for Sub-Contractor’s Conveniencein de zin van artikel 22.6. Andere grondslagen voor opzegging biedt het contract in dit geval immers niet.
for conveniencein de zin van artikel 22.6. Daartegenover heeft Honeywell aangevoerd dat nog niet vaststaat dat sprake is van een beëindiging
for conveniencein de zin van artikel 22.6. Honeywell heeft er daarbij op gewezen dat ABT MEP het sub-subcontract (primair) heeft beëindigd wegens
defaulten Honeywell er niet van uit kan gaan dat dit beroep van ABT MEP in de procedure tussen Honeywell en ABT MEP – met rolnummer HA ZA 23-635 – faalt.
back-to-back-structuur van de overeenkomst dit zou meebrengen. Anders dan Honeywell meent, kan zij dus niet een slag om de arm houden ten aanzien van de beëindigingsgrond en werkt een vaststelling van de beëindigingsgrond in haar verhouding met ABT MEP niet één op één door in de verhouding tussen Honeywell en SPIE. De rechtbank zal daarom hierna op basis van wat zich in de rechtsverhouding tussen SPIE en Honeywell heeft afgespeeld, beoordelen op basis van welke contractuele grondslag die rechtsverhouding is beëindigd.
defaultals bedoeld in artikel 22.2 is vereist dat zich één van de in artikel 22.2.1 omschreven situaties voordoet of dat aan de kant van SPIE sprake is van één van de in artikel 22.2.2 genoemde tekortkomingen. Honeywell heeft niet gesteld dat zich één van de in artikel 22.2.1 omschreven situaties voordoet. Ook heeft Honeywell geen concrete tekortkoming van SPIE gesteld. De beëindigingsbrief van 17 januari 2022 noemt geen concrete tekortkoming van SPIE. Honeywell heeft in deze procedure weliswaar aangevoerd dat ABT MEP kennelijk meent dat Honeywell is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het sub-subcontract en dat die omstandigheid zou kunnen betekenen dat SPIE – op haar beurt – tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van het contract, maar daarmee heeft Honeywell nog geen concrete tekortkoming van SPIE gesteld. Bovendien heeft Honeywell zelf toegelicht dat – voor zover zij weet – er geen sprake is van tekortkomingen in het werk en dat zij SPIE ook geen ‘
notice to correct’ in de zin van artikel 22.2.2 heeft gegeven.
for conveniencein de zin van artikel 22.6. Die bepaling geeft aan Honeywell de (verstrekkende) bevoegdheid om het contract zonder opgave van reden tussentijds te beëindigen.
for convenienceis beëindigd, maar dat standpunt wordt gelet op hetgeen hiervoor in 5.11 is overwogen, verworpen. Tegen het standpunt van SPIE dat de beëindiging van het contract moet worden aangemerkt als een beëindiging
for conveniencein de zin van artikel 22.6, heeft Honeywell verder geen afzonderlijke argumenten naar voren gebracht. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank er dan ook van uit dat de beëindiging van het contract moet worden aangemerkt als een beëindiging
for conveniencein de zin van artikel 22.6.
for convenience. In artikel 22.8 is onder meer bepaald op welke vergoedingen SPIE recht heeft in geval van een beëindiging
for convenience.
for convenience, maar niet bepaalt
wanneerdie vergoedingen moeten worden betaald. Partijen verschillen evenwel van mening over de betekenis van artikel 5.3, in het bijzonder de vraag of die bepaling recht geeft op onmiddellijke betaling na beëindiging van het contract.
“any circumstance”) aan de zijde van of toerekenbaar aan ABT MEP. Het vooralsnog uitblijven van (i) een beoordeling door ABT MEP van het namens Honeywell verrichte werk en (ii) betaling door ABT MEP aan Honeywell, kwalificeren als omstandigheden die toerekenbaar zijn aan ABT MEP en kunnen dus niet rechtvaardigen dat Honeywell betaling aan SPIE onthoudt. Met artikel 5.3 zijn partijen afgeweken van alle bepalingen in het Contract Package die betaling door Honeywell aan SPIE afhankelijk zouden maken van de uitvoering althans financiële afwikkeling van contracten hoger in de keten. Aldus steeds SPIE.
determinationprocedure van artikel 11.4, af moet wachten. Aldus steeds Honeywell.
any circumstance”) aan de zijde van of toerekenbaar aan de
Contractor.Partijen zijn het er verder over eens dat hiermee in ieder geval wordt gedoeld op omstandigheden in de direct bovenliggende verhouding Honeywell – ABT MEP – aangeduid als
Contractorin artikel 5.3.
determination-procedure van artikel 11.4, moet afwachten voordat zij betaald krijgt van ABT MEP. De rechtbank beantwoordt die vraag positief. De door Honeywell bepleite nuancering dat deze afspraak alleen geldt in de situatie waarin de bovenliggende betalingsverplichting in de relatie tussen Honeywell en ABT MEP weliswaar vaststaat maar de daadwerkelijke betaling nog niet door Honeywell is ontvangen, is niet verenigbaar met voornoemde partijbedoeling. Deze door Honeywell voorgestane beperking zou immers betekenen dat betaling wordt onthouden op grond van een omstandigheid hoger in de keten, wat partijen nu juist hebben willen uitsluiten – zoals ook uit de tekst volgt.
determinationprocedure van artikel 11.4, is doorlopen, niet in de weg staat aan de opeisbaarheid van vorderingen van SPIE op Honeywell. De door Honeywell aangevoerde
back to backstructuur in de contractuele keten en de bepalingen uit het Contract Package die aan die structuur effect zouden moeten geven, zijn in de rechtsverhouding tussen SPIE en Honeywell met artikel 5.3 expliciet doorbroken.
determination-procedure van artikel 11.4 en de betalingsprocedure van bijlage 11 in dit geval niet van toepassing zijn. Aangezien het contract daarover niets voorschrijft, wordt teruggevallen op het wettelijk uitgangspunt dat partijen zich daarover onderling met elkaar moeten verstaan en dat wanneer zij daar geen overeenstemming over bereiken deze kwestie aan de rechter kunnen voorleggen. Met SPIE is de rechtbank dus van oordeel dat, nu tussen partijen een geschil bestaat over de omvang van de aanspraken van SPIE, dat geschil in deze procedure kan worden beoordeeld.
- € 795.024,10 voor verrichte werkzaamheden, geleverde materialen en meerwerk (
- € 36.336,78 aan ingehouden retentiebedragen,
- € 542.524,75 aan vertragingskosten (EoT-claim en Disruption claim).
interim payment applicationsal heeft betaald voor werkzaamheden en meerwerk.
‘Depreciation tools’, ii) ‘
Drawing costs Main contract’en iii) ‘
Labour hours week 48-2021 and Ending project’bestrijdt Honeywell de aanspraak van SPIE. Die posten worden hierna besproken.
de post onder de noemer ‘Depreciation tools’maakt SPIE aanspraak op een bedrag van € 7.880,00. Dit betreft afschrijvingskosten voor door SPIE aangeschafte schiethamers. Partijen zijn het erover eens dat SPIE die schiethamers voor het A-pier project heeft aangeschaft en heeft gebruikt. SPIE heeft toegelicht dat zij die schiethamers niet meer kan gebruiken door de voortijdige beëindiging van het contract en zodoende geconfronteerd wordt met afschrijvingskosten die rendabel zouden zijn geworden en hadden kunnen worden terugverdiend als het A-pier project was afgerond. Daartegenover heeft Honeywell (bij monde van Begbey ) aangevoerd dat SPIE deze post niet heeft onderbouwd aan de hand van een kostenspecificatie of een factuur en daarom niet heeft kunnen vaststellen dat zij de aanschafwaarde, waarop de afschrijvingskosten zijn gebaseerd, daadwerkelijk heeft voldaan. Verder heeft Honeywell (bij monde van Begbey ) verklaard dat zij het niet realistisch acht dat de schiethamers volledig moeten worden afgeschreven. De rechtbank volgt Honeywell niet in dat standpunt. SPIE heeft daartegenover namelijk toegelicht dat zij de schiethamers speciaal voor het Apier project heeft aangeschaft om bekabelingsbuizen aan plafonds vast te schieten en dat zij de schiethamers nu niet voor andere projecten kan gebruiken, omdat zij normaal gesproken met kabelgoten werkt en dus geen bekabelingsbuizen hoeft vast te schieten. Bij gebrek aan een nadere toelichting van de betwisting door Honeywell in dit verband, gaat de rechtbank ervan uit dat de schiethamers specifiek voor dit project zijn aangeschaft en dat SPIE door de voortijdige beëindiging de resterende aanschafwaarde daarvan niet heeft kunnen terugverdienen. Dat betekent dat SPIE recht heeft op vergoeding van het bedrag van € 7.880,00.
drie posten onder de noemer ‘Drawing costs Main contract’maakt SPIE aanspraak op een bedrag van in totaal € 6.318,82. Dit betreft kosten voor het maken van bouwtekeningen. SPIE heeft toegelicht dat deze posten onder de initiële aanneemsom vielen, maar niet eerder in een IPA waren gefactureerd aan Honeywell en zodoende pas in de factuur van 15 december 2021 bij Honeywell in rekening zijn gebracht. Daartegenover heeft Honeywell aan de hand van het rapport van Begbey – samengevat –zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat het tekenwerk is gedaan, dat SPIE deze posten ook niet heeft onderbouwd en dat zij dan ook niet kan achterhalen of die daadwerkelijk onder de initiële aanneemsom vallen. SPIE heeft haar stellingen daarop niet nader onderbouwd. Zij heeft in het bijzonder geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de hiermee verband houdende werkzaamheden zijn verricht. Dit brengt mee dat SPIE geen aanspraak kan maken op vergoeding van de drie posten onder de noemer ‘Drawing costs Main contract’.
de vier posten onder de noemer ‘Labour hours week 48-2021 and Ending project’maakt SPIE aanspraak op een bedrag van in totaal € 29.671,60. Dit betreffen aanvullende werkzaamheden van SPIE in het kader van de vroegtijdige afronding van het project, ingegeven door de tussentijdse beëindiging. Naar de mening van Begbey moet SPIE wel worden gecompenseerd voor de extra kosten die zij in dit verband moest maken. Aangezien SPIE geen onderbouwing voor de omvang van die kosten heeft gegeven, maar voor Begbey wel vaststaat dat SPIE dergelijke kosten heeft gemaakt, begroot Begbey die kosten op de helft van het bedrag dat SPIE van Honeywell vordert. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat voor zover SPIE werkzaamheden heeft verricht in het kader van de vroegtijdige beëindiging van haar opdracht, dergelijke werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komen. SPIE meent echter dat zij – anders dan door Begbey begroot – aanspraak kan maken op meer dan de helft van de met die werkzaamheden gemoeide kosten. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft SPIE weliswaar verwezen naar eigen urenstaten, maar daarin staan ook uren opgenomen die zijn gemaakt (ver) na de einddatum van het contract, zodat die niet als onderbouwing kunnen dienen voor deze posten. Artikel 22.8.1 onder b is namelijk beperkt tot een vergoeding voor werkzaamheden
up to the date of termination. Anders dan SPIE heeft betoogd, kan het bepaalde in artikel 22.8.1 onder e en f ook niet als grondslag dienen voor de uren na de einddatum van het contract. Gesteld noch gebleken is namelijk dat in dit geval kosten zijn gemaakt die vallen onder de omschrijving van artikel 22.8.1 onder e of f (kort gezegd: kosten in verband met het terugbrengen naar het land van herkomst van materiaal, machines of mensen). Aangezien wel vast staat dat SPIE vóór de einddatum werkzaamheden heeft verricht die verband houden met de voortijdige beëindiging, acht de rechtbank het in dit geval passend om met overeenkomstige toepassing van artikel 6:97 BW tot een schatting te komen van de vergoeding voor die werkzaamheden. Uit de professionele inschatting van Begbey blijkt dat hij de kosten van die werkzaamheden in dit geval begroot op € 14.835,80. De rechtbank begroot deze post daarom op het door Begbey in aanmerking genomen bedrag.
“shall pay Retention Money in accordance with Schedule 11 (Payment Terms)”. Artikel 8.6 van bijlage 11 bepaalt vervolgens dat Honeywell (onder meer) na een beëindiging op grond van artikel 22.6 het gehele bedrag aan “
Retention Money” zal vrijgeven binnen 28 dagen na de beëindigingsdatum.
disruption costs(hierna: de Disruption claim).
“2.1 SPIE claim Honeywell scope Net-off calculatie with Evidence v1 (versie 1)”(hierna: het Excel-bestand). Uit dat Excel-bestand lijkt een andere opbouw van dit gedeelte van de vordering te volgen. De rechtbank begrijpt daaruit dat:
Time Impact Analysis. Verder geldt, indien in de procedure tussen Honeywell en ABT MEP – met rolnummer HA ZA 23-635 – de EoT-claim van Honeywell wordt afgewezen vanwege het ontbreken van een
Time Impact Analysis, dat de EoT-claim van SPIE op Honeywell in de onderhavige procedure om die reden niet kan worden toegewezen. Aldus steeds Honeywell.
Time Impact Analysis,wordt het volgende overwogen. Honeywell heeft weliswaar aangevoerd dat SPIE op dit punt niet heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 27.2, maar Honeywell heeft aan dat nalaten niet een duidelijk rechtsgevolg verbonden. Voor zover Honeywell heeft bedoeld te betogen dat daardoor het recht van SPIE op vergoeding van vertragingskosten is vervallen, verwerpt de rechtbank dat standpunt. Uit het contract volgt namelijk niet dat partijen het niet indienen van een
Time Impact Analysishebben willen sanctioneren met verval van een EoT-aanspraak. Zo is in artikel 27.2 niet bepaald dat indiening van een
Time Impact Analysisis voorgeschreven op straffe van verval van de aanspraak. Aan het feit dat dit niet is bepaald, komt betekenis toe, te meer omdat in artikel 27.1.2 wel een sanctie is genoemd ten aanzien van het niet naleven van het voorschrift uit artikel 27.1.1. Verder moet, gelet op het bepaalde in artikel 27.1.9, bij het niet naleven van voorschriften bekeken worden in hoeverre dat Honeywell heeft belemmerd bij het doen van onderzoek naar een claim (behalve als de claim is uitgesloten op grond van artikel 27.1.2). Blijkens artikel 27.2 is het doel van het verstrekken van een
Time Impact Analysisom Honeywell behulpzaam te zijn bij de beoordeling van een EoT-claim. In dit verband is van belang dat Honeywell – althans de door haar ingeschakelde deskundige Begbey – in dit geval zelf een
Time Impact Analysisheeft gemaakt. Honeywell is dus in de gelegenheid geweest om de EoTclaim te beoordelen. Er is daarom geen reden om aan het ontbreken van een
Time Impact Analysisvan de hand van SPIE enige consequentie te verbinden.
Revision D) van kracht. Daarna zijn
Revision Een
Revision Faangekondigd en is de uitvoering van het hoofdproject verder vertraagd.
Revision Deindigt en
Revision Estart. SPIE heeft er daarbij op gewezen dat uit dat overzicht blijkt dat volgens
Revision Dvoor SPIE 4 juni 2020 de geplande einddatum was en voor Honeywell 5 juni 2020 de geplande einddatum was, zodat die laatste datum, waarop ook
Revision Estartte, te gelden heeft als de ingangsdatum van de vertragingsperiode. Verder heeft SPIE toegelicht dat de door Begbey gehanteerde ingangsdatum van 14 juli 2020 voor de vertragingsperiode (kennelijk) is ontleend aan – voor SPIE onbekende – interne planningen van Honeywell en zodoende niet als ingangsdatum van de vertragingsperiode kan gelden.
Additional costs rental MEWP) is geen discussie. Al het voorgaande brengt mee dat de EoT-claim van € 377.911,83 wordt toegewezen.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)