ECLI:NL:RBAMS:2024:4335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
10940510
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bovenbuurvrouw en VvE voor schade door lekkage en elektrische installatie

In deze zaak vordert eiseres, lid van de Vereniging van Eigenaren (VvE), schadevergoeding van zowel haar bovenbuurvrouw als de VvE zelf. Eiseres stelt dat er problemen zijn ontstaan met de elektrische installatie in haar appartement, veroorzaakt door een lekkage die voortkwam uit een defecte doucheput in het appartement van de bovenbuurvrouw. De kantonrechter heeft de vorderingen tegen de bovenbuurvrouw toegewezen, omdat zij niet is verschenen, maar de vorderingen tegen de VvE afgewezen. De rechter oordeelt dat de VvE niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW, omdat zij niet de bezitter is van de opstal. De VvE heeft weliswaar de taak om het onderhoud van gemeenschappelijke delen te verzorgen, maar de pvc-leiding die de schade heeft veroorzaakt, valt niet onder haar verantwoordelijkheid, aangezien deze enkel dienstig is aan het appartement van eiseres. De kantonrechter concludeert dat de VvE adequaat heeft gehandeld door op meldingen van eiseres te reageren en dat de pvc-leiding geen gemeenschappelijk deel is. Eiseres wordt in het ongelijk gesteld ten aanzien van de VvE en moet de proceskosten betalen, terwijl de vorderingen tegen de bovenbuurvrouw worden toegewezen, inclusief schadevergoeding en toegang tot haar woning voor herstelwerkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10940510 \ CV EXPL 24-1762
Vonnis van 16 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Goedhart,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
niet verschenen,

2.2. VERENIGING VAN EIGENAARS [gedaagde 2] ,

te [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
gedaagde partijen,
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde 1] en de VvE worden genoemd. [gedaagde 1] en de VvE zullen hierna gezamenlijk gedaagden worden genoemd. [gedaagde 1]

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] is lid van de VvE. Op enig moment is er een probleem met de elektrische installatie van [eiser] ontstaan. [eiser] is van mening dat bovenbuurvrouw [gedaagde 1] en de VvE aansprakelijk zijn voor haar schade. De kantonrechter wijst de vorderingen tegen [gedaagde 1] toe, nu zij niet is verschenen. De vorderingen tegen de VvE worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 februari 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het instructievonnis van 9 april 2024;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt. [eiser] is verschenen met haar gemachtigde. [gedaagde 1] is niet verschenen. Namens de VvE zijn bestuurder [naam 1] en administratief beheerder [naam 2] verschenen vergezeld door hun gemachtigde.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [eiser] nadere producties ten behoeve van de mondelinge behandeling ingediend. [eiser] heeft haar standpunt aan de hand van spreekaantekeningen toegelicht en de VvE heeft haar standpunt toegelicht. Partijen hebben tot slot vragen van de kantonrechter beantwoord.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is in februari 2021 eigenaar geworden van het appartementsrecht dat haar recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement aan de [adres 1] . [eiser] is als eigenaar van het appartementsrecht van rechtswege lid van de VvE.
3.2.
[gedaagde 1] is eigenaar van het appartement aan de [adres 2] . Dit appartement bevindt zich boven het appartement van [eiser] .
3.3.
De VvE is de vereniging van eigenaars van het gebouw aan de [locatie] (hierna: het gebouw).
3.4.
Op de splitsing van het gebouw in appartementsrechten is in de splitsingsakte het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten januari 1992 (hierna: het Modelreglement ) van toepassing verklaard, behoudens voor zover daarvan in de splitsingsakte of wijzigingsakte is afgeweken. Artikel 9 lid 1 van de splitsingsakte in samenhang met artikel 9 van het Modelreglement luidt, voor zover hier relevant:

1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken worden ondermeer gerekend, voor zover aanwezig:
(…)
b. de technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor luchtbehandeling, de vuilafvoer, de leidingen voor de afvoer van hemelwater en de rioleringen, de leidingen voor gas en water en verder de hydrofoor, de elektriciteits- en telefoonleidingen, de gemeenschappelijke antenne, de bliksembeveiliging, de liften, de alarminstallaties en de systemen voor oproep en deuropeners, alles voor zover die installaties niet uitsluitend ten dienste van één privé gedeelte strekken.
3.5.
In artikel 15 van het Modelreglement is bepaald:

De vereniging voert het beheer en draagt zorg voor het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken en rechten.
3.6.
Op 1 augustus 2021 heeft [eiser] een “
lekkage in de keuken, mogelijk afkomstig van de bovenburen op nummer [adres 2]” gemeld bij de VvE.
3.7.
In opdracht van de VvE heeft loodgietersbedrijf Root B.V. de klacht onderzocht en gerapporteerd “
bij aankomst bleek dat het éénmalig heeft gelekt”.
3.8.
In november 2021 heeft [eiser] ontdekt dat er sprake was van een probleem met de elektrische installatie in het appartement. Op verzoek van [eiser] heeft Boermans Elektrotechniek B.V een onderzoek verricht en geconstateerd dat er sprake was van vocht in de wandcontactdoos. Als gevolg daarvan sprong de aardlekschakelaar er voortdurend uit.
3.9.
Omdat vochtprobleem zich bleef voordoen is in januari 2022 na melding daarvan [eiser] in opdracht van de VvE door loodgietersbedrijf Root B.V. opnieuw onderzoek gedaan naar de oorzaak van de lekkage. In dit onderzoek is gerapporteerd dat het doucheputje van [gedaagde 1] de oorzaak van de lekkage was en vervangen diende te worden.
3.10.
In april 2022 heeft [gedaagde 1] de doucheput en tegelvloer vervangen, waarmee de lekkage verholpen is.
3.11.
In opdracht van [eiser] heeft TOP Expertise B.V. op 19 september 2022 onderzoek gedaan naar de oorzaak van de schade en de kosten van herstel.
3.12.
Op 1 november 2022 concludeerde TOP Expertise, voor zover relevant:

De schade is een rechtstreeks gevolg van het verplaatsen en aanpassen van de doucheput in de doucheruimte van [adres 2] . Wij sluiten niet uit dat dit mogelijkerwijs in combinatie gaat met een lekkage van de kitnaden.
Ter verduidelijking: Als gevolg van het gegeven dat elektraleidingen, van [adres 1] , zijn ingestort in de bovenliggende verdiepingsvloer (…) loopt de leiding van groep 4 in de vloer van de doucheruimte van [adres 2] .
Als gevolg van hak- en breekwerk, voor het verplaatsen en nieuw aanbrengen van een doucheput, in en onder de granitovloer is deze pvc-elektraleiding beschadigd geraakt.
Root merkte eind 2021 al op dat de doucheput “los” zat, waardoor douchewater langs het putje is gelopen en in de elektraleiding is gekomen met een lekkage in de meterkast en uitklappen van de aardlekschakelaar tot gevolg.
Als gevolg van genoemde schade, aan de elektraleiding, is het ook niet meer mogelijk, voor Boermans Electrotechniek, om nieuwe bedrading in de pvc-pijp te trekken.
De ingestorte pvc-pijp is gewoonweg te ernstig beschadigd.”
3.13.
Op 15 december 2022 concludeerde TOP Expertise, voor zover relevant:

(…) De schade is een rechtstreeks gevolg van een lekkage van de doucheput echter had deze lekkage nimmer ontstaan als de, tijdens de ruwbouw van het appartementencomplex aangebrachte, elektrabuizen op de op de juiste en correcte manier waren ingestort.
Naar een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heeft de toenmalige elektricien een elektrabuis vergeten in te storten of dat een buis verstopt was geraakt. Waarna de elektricien een nieuwe buis op de betonvloer heeft gemonteerd waarop de zandcementvloer/douchevloer is aangebracht.
Als gevolg van een lekkage van de doucheput is er water in de elektrabuis gekomen welke de schade heeft veroorzaakt. Wij sluiten niet uit dat dit mogelijkerwijs in combinatie gaat met een lekkage van de kitnaden. (…)

4.Het geschil

[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat gedaagden jegens [eiser] aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden in haar appartement;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffen volgens de wet;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] als voorschot op schadevergoeding een bedrag van € 5.971,39 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde 1] te veroordelen om op eerste verzoek toegang te verlenen tot haar woning om de werkzaamheden in het appartement van [eiser] mogelijk te maken, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] aan deze veroordeling geen gevolg geeft, met een maximum van € 5.000,00;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
4.1.
[eiser] legt – samengevat – aan haar vordering ten aanzien van [gedaagde 1] ten grondslag dat zij aansprakelijk is omdat [eiser] mede door het lekkende doucheputje van [gedaagde 1] schade heeft geleden. Ten aanzien van de VvE voert [eiser] aan dat de VvE op grond van artikel 6:174 BW en artikel 6:162 BW aansprakelijk is. Het behoort tot de taak van de VvE om het gebrek aan het complex op te lossen. Door dit na te laten en de schade te laten voortbestaan, handelt de VvE onrechtmatig.
4.2.
De VvE voert verweer. Omdat de VvE niet eigenaar of bezitter is van de opstal, concludeert de VvE tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] met betrekking tot de vordering op grond van artikel 6:174 BW. Voor zover geoordeeld wordt dat de VvE wel ontvankelijk is, betwist de VvE dat de betreffende pvc-elektraleiding de oorzaak is van de lekkage. Daarbij komt dat de betreffende pvc-leiding niet onder de verantwoordelijkheid van de VvE valt, omdat het geen gemeenschappelijk deel van het appartementencomplex is. Daarnaast betwist de VvE dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij adequaat heeft gehandeld, zoals van haar verwacht mag worden.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze procedure ligt de vraag voor of gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] stelt te hebben geleden in verband met de elektrische installatie in haar appartement. Er is sprake geweest van vochtdoorslag als gevolg van een lekkende doucheput in het bovengelegen appartement die zich gemanifesteerd heeft in de meterkast van [eiser] en er is geconstateerd dat een pvc-leiding van de meterkast naar de keuken vochtig was en zodanig beschadigd is dat daar geen nieuwe elektrakabel doorheen getrokken kan worden, waardoor herstel meebrengt dat het plafond van [eiser] open moet worden gemaakt.
5.2.
Van de gedaagden is alleen de VvE verschenen. Tegen [gedaagde 1] is verstek verleend. Het vonnis zal ten aanzien van alle partijen als een vonnis op tegenspraak worden beschouwd. Dit staat in artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
[gedaagde 1] : toewijzing vorderingen
5.3.
[gedaagde 1] is niet verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd. Nu de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze tegen [gedaagde 1] – op de wijze zoals hierna en in de beslissing vermeld – worden toegewezen.
De VvE: niet aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW
5.4.
De kantonrechter volgt de VvE in haar stelling dat [eiser] wat betreft haar vordering op grond van artikel 6:174 BW niet-ontvankelijk is. Voor opstalaansprakelijkheid is vereist dat de bezitter van de opstal wordt aangesproken. De bezitter is degene die de opstal houdt voor zichzelf en dat is in beginsel de eigenaar. De VvE kan niet aangemerkt worden als de bezitter. Dit zijn namelijk de gemeenschappelijke eigenaren. De VvE is enkel de rechtspersoon waarin de gezamenlijke appartementseigenaars zijn verenigd. De VvE heeft wel de taak om de gemeenschappelijke delen en zaken in het gebouw te beheren en te onderhouden voor de eigenaren, maar dat betekent niet dat zij de eigenaar daarvan is. [1] Dit betekent dat de vorderingen jegens de VvE niet op grond van artikel 6:174 BW kunnen worden toegewezen.
De VvE: niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW
5.5.
[eiser] stelt dat de VvE de taak en verantwoordelijkheid heeft om het beheer van het appartementencomplex te voeren en voor een gebrek zoals dat volgt uit het rapport van TOP Expertise aansprakelijk is. Door na te laten de problemen op te lossen en de schade bij [eiser] te laten voortbestaan handelt de VvE onrechtmatig, aldus [eiser] . De VvE voert daartegen aan dat zij niet aansprakelijk is voor het herstel van het geconstateerde gebrek en overigens wel degelijk adequaat heeft gehandeld. Op meldingen van [eiser] werd direct actie ondernomen, zo heeft de VvE op 1 augustus 2021 direct na de melding van de lekkage door [eiser] een loodgieter ingeschakeld en in januari 2022 de loodgieter de klacht opnieuw laten onderzoeken. Verder betwist zij dat zij voor het herstel van het gebrek aansprakelijk is op grond van haar zorgplicht voor het onderhoud aan de gemeenschappelijke delen. De betreffende pvc-leiding kan volgens de VvE niet worden aangemerkt als gemeenschappelijk en valt daarmee buiten de verantwoordelijkheid van de VvE.
5.6.
De kantonrechter oordeelt dat de VvE voldoende adequaat actie heeft ondernomen. De VvE heeft aangetoond dat zij telkens actie heeft ondernomen indien er mogelijk sprake was van een omstandigheid die onder de verantwoordelijkheid van de VvE valt.
5.7.
Ten aanzien van de het gebrek aan de pvc-leiding oordeelt de kantonrechter dat de betreffende pvc-leiding niet onder de zorgplicht van de VvE valt. De pvc-leiding is namelijk enkel dienstig aan het appartementsrecht van [eiser] . Niet in geschil is dat het de pvc-leiding betreft ten behoeve van de elektrakabel die van de meterkast van [eiser] naar haar keuken(wandcontactdoos) loopt. De pvc-leiding is daarmee onderdeel van een individuele installatie waar enkel [eiser] gebruik van maakt. Op grond van artikel 9 sub b van het Modelreglement behoort een leiding die enkel dienstig is aan één privégedeelte niet tot het gemeenschappelijke deel. De VvE kan hier dus niet voor worden aangesproken. De omstandigheid dat de pvc-leiding door een gemeenschappelijke vloer loopt maakt deze leiding nog niet, zoals door [eiser] is aangevoerd, tot een gemeenschappelijke zaak.
5.8.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat bij de aanleg van de pvc-leiding een constructiefout gemaakt is, doordat deze in de zandcementvloer ligt en niet in de lager gelegen constructieve ondervloer, en mede om die reden de VvE aansprakelijk is. Dat daarvan sprake is, bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing door [eiser] , door de VvE gemotiveerd betwist, onder meer onder verwijzing naar de onbetrouwbaarheid van het partijrapport van TOP Expertise, die haar aanvankelijke conclusies heeft aangepast zonder hoor en wederhoor toe te passen. Voorts is door [eiser] niet onderbouwd waarom, als sprake is van een constructiefout, de betreffende pvc-leiding wel onder de verantwoordelijkheid van de VvE zou vallen.
5.9.
Dan kantonrechter is dan ook van oordeel dat de VvE niet onrechtmatig handelt jegens [eiser] door het probleem niet op te lossen.
De proceskosten: [gedaagde 1]
5.10.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
273,44
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.334,44
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De proceskosten: de VvE
5.12.
[eiser] is ten aanzien van de VvE in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van de VvE betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00

6.De beslissing

De kantonrechter
de vorderingen jegens de VvE
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
de vorderingen jegens [gedaagde 1]
6.3.
verklaart voor recht dat [gedaagde 1] jegens [eiser] aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden in haar appartement;
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] als voorschot op schadevergoeding een bedrag van € 5.971,39 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
6.6.
veroordeelt [gedaagde 1] om op eerste verzoek toegang te verlenen tot haar woning om de werkzaamheden in het appartement van [eiser] mogelijk te maken, zulks op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] aan deze veroordeling geen gevolg geeft, met een maximum van € 1.000,00,
6.7.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van [eiser] van € 1.334,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en VvE [locatie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.8.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
ten aanzien van beide gedaagden
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Ploeger en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
61289

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 17 mei 2022, ECLI:NL:GHAC:2022:1460.