ECLI:NL:RBAMS:2024:4304

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
24/2143
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling kinderopvangtoeslag en afwijzing compensatieverzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. Eiseres ontving kinderopvangtoeslag voor de jaren 2007 tot en met 2010, maar moest voor de jaren 2007 en 2008 gedeeltelijk en voor 2010 volledig terugbetalen. Na een verzoek om herbeoordeling in het kader van de toeslagenaffaire, verklaarde de Dienst Toeslagen haar bezwaren ongegrond. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van opzet of grove schuld van eiseres en dat er geen aanwijzingen zijn voor institutionele vooringenomenheid door de Belastingdienst. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2010 terecht is, en dat eiseres geen recht heeft op een O/GS-compensatie. De rechtbank benadrukt de mentale impact van de toeslagenaffaire op eiseres en haar kinderen, maar stelt vast dat de besluiten van de Dienst Toeslagen rechtmatig zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/2143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. P. Salim),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: [medewerkers belastingdienst] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag.
Met de primaire besluiten van 28 april 2022 en 9 mei 2022 heeft verweerder de situatie van eiseres over de jaren 2007 tot en met 2010 met betrekking tot de kinderopvangtoeslag herbeoordeeld. Verweerder heeft aan eiseres laten weten dat zij voor deze jaren niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Met het bestreden besluit van 29 februari 2024 heeft verweerder – onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie – de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

De totstandkoming van de besluiten

1.1.
Eiseres heeft voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 en 2015 kinderopvangtoeslag ontvangen. De kinderopvangtoeslag voor de jaren 2007 en 2008 heeft zij gedeeltelijk moeten terugbetalen. De kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 en 2015 heeft zij volledig moeten terugbetalen. Op 16 april 2021 heeft zij zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2008, 2009, 2010, 2015 en 2016. Na overleg met eiseres heeft verweerder de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 en 2015 herbeoordeeld.
1.2.
Verweerder heeft naar aanleiding hiervan advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen. De Commissie heeft vastgesteld dat eiseres alleen recht heeft op compensatie voor het toeslagjaar 2015. Er zijn volgens de Commissie geen aanwijzingen dat de definitief vastgestelde bedragen aan kinderopvangtoeslag voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 onjuist zijn of dat verweerder in deze jaren institutioneel vooringenomen heeft gehandeld. Aan eiseres is op grond van de Catshuisregeling een bedrag van € 30.000,- toegekend.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens met de primaire besluiten de kinderopvangtoeslag van eiseres over de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 herbeoordeeld. Volgens verweerder is in deze toeslagjaren geen sprake van institutioneel vooringenomenheid. Ook is geen reden voor toekenning van een hardheidcompensatie. Met een apart besluit heeft verweerder voor het toeslagjaar 2015 besloten dat eiseres voor € 5.165,- gecompenseerd dient te worden. Omdat aan eiseres al een bedrag van € 30.000,- is toegekend, heeft verweerder geen aanvullend bedrag uitbetaald.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Het bezwaar dat gericht is tegen toeslagjaar 2015 heeft zij in de bezwaarfase ingetrokken. Met het bestreden besluit heeft verweerder – onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie – de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling van de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder het verzoek van eiseres om compensatie voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 heeft mogen afwijzen. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank merkt allereerst op dat uit het dossier en uit de verklaringen van eiseres, duidelijk blijkt dat de toeslagenaffaire mentaal diepe sporen heeft achtergelaten bij haar en haar kinderen. Dat is invoelbaar en het is heel spijtig dat zij dit hebben meegemaakt en de gevolgen daarvan nog steeds ondervinden. Begrijpelijkerwijs is voor eiseres gevoelsmatig sprake van onrecht. Zij is in deze procedure voornamelijk op zoek naar erkenning van het leed wat zij jarenlang heeft gevoeld en met name voor het jaar 2010. Verweerder heeft erkend dat voor het toeslagenjaar 2015 grote fouten zijn gemaakt.
Voor de andere toeslagenjaren komt verweerder niet tot de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank zal in deze procedure beoordelen of verweerder terecht geen compensatie heeft toegekend voor deze jaren.
Heeft eiseres recht op O/GS-compensatie voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009?
3.1.
Verweerder kent aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag op aanvraag een O/GS-tegemoetkoming toe indien de toepassing van de Awir [1] , de daarop berustende bepalingen of de Wko [2] bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard. Dit, omdat aan hem geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag. [3]
3.2.
Verweerder heeft op 19 maart 2009 de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 definitief berekend en bepaald dat eiseres een bedrag van € 216,- aan onterecht toegekende kinderopvangtoeslag moet terugbetalen. Voor het toeslagjaar 2008 heeft verweerder op 7 april 2010 bepaald dat eiseres een bedrag van € 269,- aan onterecht toegekende kinderopvangtoeslag moet terugbetalen. Eiseres heeft voor het toeslagjaar 2009 geen kinderopvangtoeslag hoeven terug te betalen. De rechtbank moet dus beoordelen of eiseres ten onrechte een persoonlijke betalingsregeling is geweigerd voor de terugvordering van in totaal € 485,- over de toeslagjaren 2007 en 2008 vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld. Daarvoor moet bezien worden of eiseres een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan die (mede) betrekking had op deze terugvordering van € 485,- en zo ja, of daarna een afwijzing door de Belastingdienst/Toeslagen is gevolgd wegens opzet of grove schuld.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat er geen schriftelijke afwijzing is van een verzoek van eiseres om een betalingsregeling. Verweerder heeft toegelicht dat er is gezocht naar verzoeken om een betalingsregeling. Zo heeft verweerder bijvoorbeeld meermaals navraag gedaan bij de Landelijk Incasso Centrum, maar zijn daar geen gegevens bekend dat eiseres een persoonlijke betalingsregeling voor de terugvorderingen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De rechtbank vindt de mededeling van verweerder niet ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat eiseres verder niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan die (mede) betrekking heeft op de toeslagjaren 2007 en 2008 (de terugvordering van in totaal € 485,-). De enkele stelling dat verweerder deze stukken niet goed heeft gearchiveerd, is daartoe onvoldoende.
3.4.
Verder heeft het Landelijk Incasso Centrum bij navraag door verweerder gesteld dat eiseres geen verwijt van opzet of grove schuld heeft gekregen. Eiseres heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Uit de door eiseres ingediende getuigenverklaringen kan niet worden opgemaakt dat sprake is geweest van een onterecht verwijt van O/GS en dat eiseres als gevolg daarvan geen persoonlijke betalingsregeling heeft toegekend gekregen. Uit deze getuigenverklaringen blijkt ook niet of het gestelde verzoek om een persoonlijke betalingsregeling ziet op de teruggevorderde kinderopvangtoeslag of op andere schulden.
Heeft eiseres recht op compensatie voor het toeslagjaar 2010?
4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of eiseres voor het toeslagjaar 2010 in aanmerking komt voor compensatie op grond van vooringenomenheid. Eiseres voert aan dat zij voor het toeslagjaar 2010 gebruikt heeft gemaakt van de kinderopvang en dat verweerder ten onrechte haar kinderopvangtoeslag op € 0,- heeft vastgesteld.
4.2.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat zij eerst op 1 september 2011 een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 heeft ontvangen waarin is aangekruist dat eiseres voor het jaar 2010 gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang. Bij dit formulier is een ander, oningevuld, formulier bijgevoegd waaruit geen opgegeven kinderopvanguren blijken. Verder is een handgeschreven brief toegevoegd waarin staat dat sinds
31 december 2009 geen gebruikt wordt gemaakt van de kinderopvang. Dit is volgens de handgeschreven brief allemaal stopgezet. Verweerder heeft op 8 september 2011 het antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 nogmaals ontvangen. In dit formulier is echter aangekruist dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang.
4.3.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hieruit geen vooringenomenheid blijkt. Verweerder is in deze situatie afgegaan op de handgeschreven brief en het laatste ingevulde formulier. Op de zitting heeft verweerder toegelicht waarom deze gegevens geen aanleiding hebben gegeven voor nader onderzoek. De brieven van eiseres hebben elkaar kort na elkaar opgevolgd en het laatste formulier bevestigt de handgeschreven brief. Verweerder heeft vervolgens de kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2010 vastgesteld op € 0,-. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Uit de systemen van verweerder is op een later tijdstip ook gebleken dat eiseres in 2010 geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Verweerder heeft zodoende geen enkele aanleiding gehad om te twijfelen aan de handgeschreven brief en het formulier van 8 september 2011. Eiseres heeft betwist dat zij deze brief en het formulier heeft opgestuurd. Daarnaast heeft zij gesteld dat zij wel gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit – ook als eiseres volledig wordt gevolgd in haar stellingen – gelet op het voorgaande niet dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld. Nu verweerder destijds geen enkele tegenaanwijzing heeft gehad voor de handgeschreven brief en het formulier van 8 september 2011 kan van vooringenomenheid geen sprake zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
6. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
2.Wet kinderopvang.
3.Artikel 2.6, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen.