ECLI:NL:RBAMS:2024:4284

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
11131391 KK EXPL 24-380
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kort geding vordering betaling door M2 Advocaten B.V. op grond van consumentenbescherming

In deze zaak heeft M2 Advocaten B.V. een kort geding aangespannen tegen twee gedaagden die juridische bijstand van M2 hebben ontvangen. M2 vorderde betaling van openstaande facturen, maar de gedaagden waren niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft op 16 juli 2024 vonnis gewezen. M2 had in totaal € 3.878,70 aan facturen verzonden, waarvan € 2.200,00 was betaald. De gedaagden stelden dat zij failliet waren gegaan en konden daarom niet aan hun verplichtingen voldoen. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen M2 en de gedaagden onder de bescherming van consumentenrecht valt. Dit betekent dat M2 moest voldoen aan informatieplichten en dat de voorwaarden van de overeenkomst transparant moesten zijn. De kantonrechter concludeerde dat het kostenbeding in de overeenkomst niet transparant was en dat dit leidde tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de partijen. Hierdoor werd het kostenbeding als oneerlijk beoordeeld en werd verwacht dat de bodemrechter dit zou vernietigen. De vordering van M2 werd afgewezen, en M2 werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11131391 KK EXPL 24-380
vonnis van: 16 juli 2024
func.: 58865
vonnis van de kantonrechter kort geding
I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M2 Advocaten B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: M2
gemachtigde: mr. M.H. Rijntjes
t e g e n

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagden]
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaardingen van 3 en 4 juni 2024, heeft M2 een voorziening gevorderd.
1.2.
Ter zitting van 2 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens M2 verscheen de gemachtigde. [gedaagden] zijn, zonder bericht, niet verschenen. De gemachtigde van M2 heeft de standpunten van M2 toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is vonnis bepaald op 16 juli 2024.

2.De feiten

2.1.
M2 heeft in opdracht van [gedaagden] juridische bijstand aan hen verleend.
2.2.
M2 heeft haar werkzaamheden door middel van twee facturen in rekening gebracht bij [gedaagden] , maar [gedaagden] hebben die facturen deels onbetaald gelaten.
2.3.
[gedaagden] zijn door M2 herinnerd en vervolgens aangemaand om de openstaande facturen te voldoen.
2.4.
[gedaagden] hebben M2 laten weten dat hun bedrijf failliet is gegaan en dat zij daarom niet aan hun (privé)verplichtingen kunnen voldoen en voorgesteld aan M2 om een regeling te treffen. Een regeling is echter niet tot stand gekomen.
2.5.
Op de overeenkomst van opdracht zijn van toepassing de ‘Algemene Voorwaarden van M2 Advocaten’ (hierna: algemene voorwaarden).

3.De vordering

3.1.
M2 vordert, na vermindering van eis, hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling, binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, van een bedrag van € 1.678,70 wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over de facturen vanaf de dag na de vervaldatum van elke factuur, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot de dag van gehele betaling.
3.2.
M2 vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling, binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, van een bedrag van € 512,87 wegens buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
M2 heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat partijen een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) hebben gesloten en dat M2 diensten heeft verleend aan [gedaagden] bestaande uit juridische werkzaamheden met betrekking tot het gebruik en de afname van een woonboerderij. M2 heeft voor die werkzaamheden twee facturen, voor een totaalbedrag van € 3.878,70, aan [gedaagden] gezonden. Volgens M2 hebben [gedaagden] de facturen (na aanmaning) deels onbetaald gelaten. Op 1 juli 2024 hebben [gedaagden]
€ 2.200,00 betaald aan M2, welk bedrag ter zitting in mindering is gebracht op de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagden verstek wordt verleend.
4.2.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van M2 in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende spoedeisend belang aanwezig is, nu dit ook niet als zodanig is bestreden. In dat verband acht de kantonrechter tevens van belang de stelling van M2 dat de zaak zo snel mogelijk afgerond dient te worden, omdat gevreesd wordt voor de verhaalsmogelijkheid op [gedaagden] Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een restitutierisico aan de zijde van M2.
4.4.
De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten met een consument, wat betekent dat ambtshalve moet worden onderzocht of M2 heeft voldaan aan haar informatieplichten van afdeling 2b van titel 5 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast moet ambtshalve worden beoordeeld of in de overeenkomst oneerlijke bedingen zijn opgenomen in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). Dat moet ook als hierop geen verweer is gevoerd.
4.5.
Uit de dagvaarding en uit de opdrachtbevestiging van M2 van 1 februari 2024 volgt niet dat afzonderlijk over de prijs is onderhandeld. Dat is van belang omdat in het geval niet is onderhandeld over de prijs, de oneerlijkheid van het prijsbeding moet worden beoordeeld (artikel 3 lid 1 van de richtlijn oneerlijke bedingen) en in dat kader (eerst) of het beding voldoende transparant is, omdat de prijs een kernbeding betreft (artikel 4 lid 2 van de richtlijn oneerlijke bedingen).
4.6.
Voor die beoordeling wordt aangeknoopt bij het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14). Hierin speelde de vraag of een beding in een overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten, waarin de kosten uitsluitend zijn vastgelegd op basis van een uurtarief, zonder verdere precisering, voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd in de zin van artikel 4 lid 2 van de richtlijn oneerlijke bedingen. Kort gezegd is geoordeeld dat alleen het noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen. Verder is overwogen dat een handelaar (zoals in dit geval M2), vóór dat de overeenkomst wordt gesloten, informatie moet verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen. Die informatie moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal al gepresteerde werkuren wordt vermeld.
4.7.
De inhoud van het schriftelijke kostenbeding is niet duidelijk en begrijpelijk geformuleerd en voldoet derhalve niet aan de vereisten van transparantie. Voor [gedaagden] is niet in te schatten hoeveel uren door M2 zullen worden besteed en welke andere kosten, waaronder die voor derden, M2 zal maken. Hierdoor zijn de totale kosten niet te ramen voor [gedaagden] en biedt het M2 de mogelijkheid om onbeperkt uren te declareren en kosten in rekening te brengen. Weliswaar heeft M2 afgesproken maandelijks te factureren, maar in de eerste maand kunnen de kosten al zo omvangrijk zijn, dat daarmee de transparantie onvoldoende wordt hersteld.
4.8.
Nu het kostenbeding niet transparant is moet worden beoordeeld of het oneerlijk is. Dat het kostenbeding niet transparant is leidt niet direct tot het oordeel dat het oneerlijk is, maar speelt daarbij wel een rol. Niet is gebleken dat M2 op andere wijze voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst informatie heeft verstrekt over het totaal aan kosten en [gedaagden] duidelijk heeft gemaakt wat de financiële gevolgen van de overeenkomst zouden zijn, dan wel andere maatregelen heeft genomen om een overschrijding van kosten te voorkomen, teneinde het evenwicht tussen partijen te herstellen. Aldus is door M2 het vereiste van goede trouw niet nageleefd en is sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomsten voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van [gedaagden] Het kostenbeding is dan ook oneerlijk.
4.9.
Gelet op het voorgaande mag worden verwacht dat de bodemrechter het kostenbeding zal vernietigen en zal bepalen dat dit beding [gedaagden] niet bindt. Dit zal tot gevolg hebben dat het kostenbeding geacht wordt nooit te hebben bestaan. Omdat het kostenbeding bij een overeenkomst van opdracht met een opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf op grond van het bepaalde in artikel 7:405 BW niet kan bestaan zonder loon, betekent dit dat de hele overeenkomst vervalt.
4.10.
De kantonrechter oordeelt voorshands verder dat er op basis van rechtsoverweging 68 van het hiervoor onder 4.6. genoemde arrest geen grond voor toewijzing van enig bedrag aan M2 wordt gezien en er evenmin een noodzaak is tot het verhelpen van de vernietiging en het vervangen voor een bepaling van aanvullend recht of een bepaling waarover partijen het eens zijn.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onvoldoende vast is komen te staan dat de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. De vordering zal dan ook worden afgewezen. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding meer om ambtshalve te onderzoeken of M2 ook heeft voldaan aan haar informatieplichten van afdeling 2b van titel 5 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
4.12.
Bij deze uitslag wordt M2 veroordeeld in de kosten, die tot heden aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt M2 in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.