ECLI:NL:RBAMS:2024:4278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
13/095478-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in verband met een Europees aanhoudingsbevel (EAB) in een strafzaak

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) met parketnummer 13/095478-24. De zaak betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Joegoslavië, die de Kroatische nationaliteit heeft. Het EAB is uitgevaardigd door de Kroatische autoriteiten op 11 augustus 2022 en is in behandeling genomen na een vordering van de officier van justitie op 9 april 2024.

Tijdens de zitting op 4 juni 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.F.M. van Osta. De rechtbank heeft besloten de termijn voor het doen van uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen te verlengen. Dit is gedaan om gelijktijdig uitspraak te kunnen doen in een andere zaak met het EAB met parketnummer 13/154458-24 (EAB III).

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting geschorst en heropend, zodat de zaken van de EAB's met de parketnummers 13/088356-24 (EAB I) en 13/154458-24 (EAB III) gelijktijdig behandeld kunnen worden. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak binnen 30 dagen opnieuw op zitting moet worden gebracht, en heeft de oproeping van de opgeëiste persoon voor een nader te bepalen datum en tijdstip bevolen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/095478-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 14 juni 2024
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 9 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 augustus 2022 door
the Municipal Court in Slavonski Brod,Kroatië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] (Joegoslavië),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juni 2024, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.F.M. van Osta, advocaat in ’s-Gravenhage.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

2.Heropening

De rechtbank schorst het onderzoek ter terechtzitting om tegelijkertijd uitspraak te kunnen doen in de zaak van het EAB met parketnummer 13/154458-24 (EAB III).

3.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd, zodat gelijktijdig uitspraak kan worden gedaan in de zaken van EAB's met parketnummers 13/088356-24 (EAB I) en 13/154458-24 (EAB III);
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen – ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt – onder gelijktijdige verlenging van de gevangenneming met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
BEPAALTdat de zaak binnen een termijn van 30 dagen weer op zitting dient te worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en
tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. Biçer en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.