ECLI:NL:RBAMS:2024:4268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
13/076506-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewelddadige diefstal in een supermarkt

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die op 14 december 2023 in Amsterdam een caissière van een supermarkt met geweld heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het openen van de kassalade, meerdere bankbiljetten heeft gepakt. Toen de caissière hem tegenhield, heeft hij haar bij de keel gegrepen en naar achteren geduwd, waardoor zij ten val kwam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling voor zijn psychosociaal functioneren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet gedetineerd hoeft te worden, maar dat hij hulp nodig heeft om zijn leven weer op de rails te krijgen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van een fles, die door de verdachte is gebruikt bij de diefstal, uitgesproken, terwijl de telefoon van de verdachte aan hem is teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/076506-24 (Promis)
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres ] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen caissière [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [naam] bij haar hoofd en/of kin en/of keel te pakken en/of (vervolgens) voornoemde [naam] naar achteren te duwen (waardoor voornoemde [naam] tegen een stoel ten val kwam).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld tegen aangeefster [naam] door haar bij haar keel te pakken en naar achteren te duwen, zoals ten laste is gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 december 2023 te Amsterdam een geldbedrag dat aan winkelbedrijf Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen caissière [naam] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [naam] bij haar keel te pakken en vervolgens naar achteren te duwen, waardoor voornoemde [naam] tegen een stoel ten val kwam.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 345 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering geadviseerd. Met betrekking tot het locatieverbod heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zich beperkt tot het winkelcentrum waar het Albert Heijn filiaal [adres ] zich bevindt. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte zich onderwerpt aan door de reclassering te verrichten controles op het gebruik van drugs door middel van urineonderzoek.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke straf op te leggen en bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en zijn langdurige dakloosheid waardoor hij in een negatieve vicieuze cirkel was terechtgekomen. Ook heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte sinds eind december 2023 een vaste woonplek heeft en zijn leven sindsdien in positieve zin heeft veranderd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval in een supermarkt met gebruik van geweld. Verdachte was daarbij weliswaar niet gewapend, maar een overval in een supermarkt is ook zonder wapengebruik al een naar feit en zorgt niet alleen bij de slachtoffers voor angst, (financiële) overlast, ergernis en frustratie, maar ook bij de samenleving in zijn geheel. De verdachte is, met het plan om geld te stelen, de supermarkt binnengegaan en heeft daarbij - bij wijze van vermomming - zijn gezicht gedeeltelijk bedekt met een zwarte sjaal en capuchon. Hij wilde zijn flesje drinken afrekenen, maar op het moment dat de kassalade openging, deed hij een greep in de lade en heeft hij meerdere bankbiljetten gepakt. Toen de jonge kassamedewerkster (aangeefster) zijn hand wegduwde, heeft verdachte haar bij haar keel gegrepen en naar achteren geduwd, waardoor zij naar achter is gevallen. Hierdoor heeft hij aangeefster pijn gedaan. Daarnaast heeft hij haar enorm laten schrikken. Aangeefster was op dat moment nog maar zeventien jaar oud en uit het dossier blijkt dat zij zeer overstuur was toen de politie ter plaatse kwam. Zij heeft verklaard dat zij nog de hele week aan het incident heeft gedacht, er slecht van heeft geslapen en ook bang was om weer aan het werk te gaan. De rechtbank kan zich dit goed voorstellen en rekent het verdachte aan dat hij zich op geen enkele wijze druk heeft gemaakt over de gevolgen van zijn handelen voor aangeefster en enkel gericht is geweest op zijn eigen belang om zich zo snel mogelijk geld te verschaffen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte één keer eerder is veroordeeld voor diefstal en mishandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het advies van de reclassering, zoals neergelegd in het rapport van 19 juni 2024. Hieruit komt – kort samengevat – naar voren dat de financiële situatie en het psychosociaal functioneren van verdachte mogelijk hebben bijgedragen aan zijn delictgedrag. Verdachte heeft vanaf jonge leeftijd problemen met het reguleren van zijn emoties wat ertoe leidt dat hij snel boos wordt en impulsief handelt. Andere risicofactoren voor het delictgedrag zijn volgens de reclassering het ontbreken van een langdurige woonplek, structurele dagbesteding en een stabiel sociaal netwerk. De reclassering acht, ondanks dat verdachte zelf ook al hulp heeft gezocht voor zijn verslaving, een forensisch kader noodzakelijk voor een meer gestructureerde behandeling. Daarnaast schat de reclassering het risico op onttrekking aan de voorwaarden in als laag.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de afgelopen twee weken geen verdovende middelen meer heeft gebruikt.
Straf
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een overval op een winkel met licht geweld, is het uitgangspunt van de LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. In beginsel dient dan ook bij misdrijven als deze sprake te zijn van het opleggen van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
De rechtbank ziet, gelet op de feiten en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, in dit geval echter aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van dit uitgangspunt van de LOVS-oriëntatiepunten. Uit de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte blijkt dat het in deze zaak niet gaat om een ‘klassieke’ overval met een vooropgezet plan om geweld te gebruiken om de diefstal makkelijk te maken. Aannemelijk is dat verdachte de biljetten zonder (dreiging met) geweld wilde pakken en daarna wilde wegrennen. Toen aangeefster zijn hand wegduwde, heeft hij vanuit een impulsieve reactie haar keel gepakt en haar één duw gegeven. Verdachte heeft bij het plegen van de diefstal geen wapen gebruikt en aangeefster heeft door de duw geen verwondingen opgelopen. Bij dit handelen past geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar zoals in de LOVS-oriëntatiepunten genoemd.
Het gepleegde feit heeft naar het oordeel van de rechtbank meer overeenkomsten met een winkeldiefstal met - na betrapping - eenvoudig geweld. De LOVS-oriëntatiepunten noemen (bij recidive) hiervoor als uitgangspunt voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
De rechtbank zal dit bij haar stafoplegging meewegen. Net als de officier van justitie ziet de rechtbank verder in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding – verdachte heeft spijt betuigd en schaamt zich – aanleiding een straf op te leggen waarbij verdachte niet gedetineerd raakt. Al met al acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden.
Verdachte heeft aangegeven dat hij iets van zijn leven wil maken en hij heeft daarbij duidelijk hulp nodig van de reclassering. De rechtbank wil hem deze kans op hulp geven.
De rechtbank legt om die reden tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaren, waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling in relatie tot zijn psychosociaal functioneren (agressieproblematiek), het vinden van een dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening. Het locatieverbod, zoals door de reclassering voorgesteld, zal de rechtbank beperken tot het winkelcentrum [adres ] .
De rechtbank ziet aanleiding om in aanvulling hierop nog de volgende bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te koppelen. Uit het reclasseringsrapport en de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat er bij verdachte wellicht sprake is van verslavingsproblematiek met betrekking tot verdovende middelen en dat die problematiek mogelijk een risicofactor vormt voor zijn delictgedrag. De rechtbank zal om die reden tevens bepalen dat verdachte zich in relatie tot deze problematiek laat diagnosticeren en - indien daaruit blijkt dat inderdaad sprake is van verslavingsproblematiek/een stoornis in het gebruik van middelen - dat de ambulante behandeling tevens gericht zal zijn op het bestrijden van deze problematiek/stoornis. In dat geval zal verdachte, indien de reclassering dit nodig vindt, ook moeten meewerken aan een controle van het gebruik van drugs om dat middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering zal bepalen of en hoe vaak verdachte dient te worden gecontroleerd.
Verbeurdverklaring
Het goed onder nummer 1, een fles, behoort aan verdachte toe. Omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Ten aanzien van het goed onder nummer 2, de telefoon van verdachte, zal de rechtbank de teruggave gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
drie maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen tussen 09.00 en 12.00 uur na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Vincent van Goghweg 77, 1506 JB Zaandam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Diagnosticeren
Veroordeelde laat zich diagnosticeren in relatie tot zijn middelengebruik door de forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, in relatie tot zijn psychosociaal functioneren (agressieproblematiek) en, indien de reclassering dit na de hiervoor genoemde diagnostisering nodig acht, ook zijn middelengebruik. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Veroordeelde werkt – indien de reclassering dat nodig vindt – mee aan de controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. Hij verplicht zich ten behoeve van de naleving hiervan mee te werken aan urineonderzoek, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Veroordeelde bevindt zich niet binnen het winkelcentrum [adres ] , waarin het Albert Heijn filiaal [adres ] zich bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van het locatieverbod.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
1 FLS Fles (6436499).
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
1 STK Telefoon (6480823).
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2024.