8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval in een supermarkt met gebruik van geweld. Verdachte was daarbij weliswaar niet gewapend, maar een overval in een supermarkt is ook zonder wapengebruik al een naar feit en zorgt niet alleen bij de slachtoffers voor angst, (financiële) overlast, ergernis en frustratie, maar ook bij de samenleving in zijn geheel. De verdachte is, met het plan om geld te stelen, de supermarkt binnengegaan en heeft daarbij - bij wijze van vermomming - zijn gezicht gedeeltelijk bedekt met een zwarte sjaal en capuchon. Hij wilde zijn flesje drinken afrekenen, maar op het moment dat de kassalade openging, deed hij een greep in de lade en heeft hij meerdere bankbiljetten gepakt. Toen de jonge kassamedewerkster (aangeefster) zijn hand wegduwde, heeft verdachte haar bij haar keel gegrepen en naar achteren geduwd, waardoor zij naar achter is gevallen. Hierdoor heeft hij aangeefster pijn gedaan. Daarnaast heeft hij haar enorm laten schrikken. Aangeefster was op dat moment nog maar zeventien jaar oud en uit het dossier blijkt dat zij zeer overstuur was toen de politie ter plaatse kwam. Zij heeft verklaard dat zij nog de hele week aan het incident heeft gedacht, er slecht van heeft geslapen en ook bang was om weer aan het werk te gaan. De rechtbank kan zich dit goed voorstellen en rekent het verdachte aan dat hij zich op geen enkele wijze druk heeft gemaakt over de gevolgen van zijn handelen voor aangeefster en enkel gericht is geweest op zijn eigen belang om zich zo snel mogelijk geld te verschaffen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte één keer eerder is veroordeeld voor diefstal en mishandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het advies van de reclassering, zoals neergelegd in het rapport van 19 juni 2024. Hieruit komt – kort samengevat – naar voren dat de financiële situatie en het psychosociaal functioneren van verdachte mogelijk hebben bijgedragen aan zijn delictgedrag. Verdachte heeft vanaf jonge leeftijd problemen met het reguleren van zijn emoties wat ertoe leidt dat hij snel boos wordt en impulsief handelt. Andere risicofactoren voor het delictgedrag zijn volgens de reclassering het ontbreken van een langdurige woonplek, structurele dagbesteding en een stabiel sociaal netwerk. De reclassering acht, ondanks dat verdachte zelf ook al hulp heeft gezocht voor zijn verslaving, een forensisch kader noodzakelijk voor een meer gestructureerde behandeling. Daarnaast schat de reclassering het risico op onttrekking aan de voorwaarden in als laag.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de afgelopen twee weken geen verdovende middelen meer heeft gebruikt.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een overval op een winkel met licht geweld, is het uitgangspunt van de LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. In beginsel dient dan ook bij misdrijven als deze sprake te zijn van het opleggen van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
De rechtbank ziet, gelet op de feiten en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, in dit geval echter aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van dit uitgangspunt van de LOVS-oriëntatiepunten. Uit de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte blijkt dat het in deze zaak niet gaat om een ‘klassieke’ overval met een vooropgezet plan om geweld te gebruiken om de diefstal makkelijk te maken. Aannemelijk is dat verdachte de biljetten zonder (dreiging met) geweld wilde pakken en daarna wilde wegrennen. Toen aangeefster zijn hand wegduwde, heeft hij vanuit een impulsieve reactie haar keel gepakt en haar één duw gegeven. Verdachte heeft bij het plegen van de diefstal geen wapen gebruikt en aangeefster heeft door de duw geen verwondingen opgelopen. Bij dit handelen past geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar zoals in de LOVS-oriëntatiepunten genoemd.
Het gepleegde feit heeft naar het oordeel van de rechtbank meer overeenkomsten met een winkeldiefstal met - na betrapping - eenvoudig geweld. De LOVS-oriëntatiepunten noemen (bij recidive) hiervoor als uitgangspunt voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
De rechtbank zal dit bij haar stafoplegging meewegen. Net als de officier van justitie ziet de rechtbank verder in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding – verdachte heeft spijt betuigd en schaamt zich – aanleiding een straf op te leggen waarbij verdachte niet gedetineerd raakt. Al met al acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden.
Verdachte heeft aangegeven dat hij iets van zijn leven wil maken en hij heeft daarbij duidelijk hulp nodig van de reclassering. De rechtbank wil hem deze kans op hulp geven.
De rechtbank legt om die reden tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaren, waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling in relatie tot zijn psychosociaal functioneren (agressieproblematiek), het vinden van een dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening. Het locatieverbod, zoals door de reclassering voorgesteld, zal de rechtbank beperken tot het winkelcentrum [adres ] .
De rechtbank ziet aanleiding om in aanvulling hierop nog de volgende bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te koppelen. Uit het reclasseringsrapport en de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat er bij verdachte wellicht sprake is van verslavingsproblematiek met betrekking tot verdovende middelen en dat die problematiek mogelijk een risicofactor vormt voor zijn delictgedrag. De rechtbank zal om die reden tevens bepalen dat verdachte zich in relatie tot deze problematiek laat diagnosticeren en - indien daaruit blijkt dat inderdaad sprake is van verslavingsproblematiek/een stoornis in het gebruik van middelen - dat de ambulante behandeling tevens gericht zal zijn op het bestrijden van deze problematiek/stoornis. In dat geval zal verdachte, indien de reclassering dit nodig vindt, ook moeten meewerken aan een controle van het gebruik van drugs om dat middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering zal bepalen of en hoe vaak verdachte dient te worden gecontroleerd.
Het goed onder nummer 1, een fles, behoort aan verdachte toe. Omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Ten aanzien van het goed onder nummer 2, de telefoon van verdachte, zal de rechtbank de teruggave gelasten.