In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juli 2024 een beslissing genomen over een verzoek van het Landgericht Bamberg, Duitsland, tot aanvullende toestemming ex artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie had op 4 april 2024 een vordering ingediend om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon, die in Duitsland gedetineerd is. De rechtbank heeft in eerdere tussenbeslissingen, op 30 mei en 25 juni 2024, vastgesteld dat de terugkeergarantie van de Duitse autoriteiten voldeed aan de eisen, maar dat er vragen waren over de mogelijkheid van de overgeleverde persoon om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken.
In een e-mail van 27 juni 2024 heeft Dr. U. Reddler, hoofdofficier van justitie te Bamberg, bevestigd dat de overgeleverde persoon afstand heeft gedaan van het specialiteitsbeginsel tijdens een zitting. De rechtbank concludeert dat de overgeleverde persoon dit heeft gedaan uit vrije wil en met volledige bewustheid van de gevolgen. Hierdoor is de grondslag voor het verzoek tot aanvullende toestemming komen te vervallen. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, waarbij opgemerkt wordt dat de andere rechters niet in staat waren de beslissing mede te ondertekenen.