Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Regional Court in Kielce(Polen) op 30 maart 2022, betreft:
1.Beoordeling
2.Beslissing
Regional Court in Kielce(Polen) tot verdere vervolging van
[overgeleverde persoon] .
Rechtbank Amsterdam
Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, zitting houdende in de Internationale Rechtshulpkamer, een verzoek tot aanvullende toestemming ex artikel 14 van de Overleveringswet (OLW) afgewezen. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie bij de rechtbank op 7 april 2023 en betrof de overgeleverde persoon, geboren in 1984 in Polen, die thans in Polen verblijft. Het verzoek was gericht op het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan, en waarvoor de betrokkene niet was overgeleverd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek de vereiste gegevens bevatte zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De feiten waarvoor vervolging werd verzocht, vonden plaats op 24 oktober 2016 in Kielce, Polen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overgeleverde persoon niet de mogelijkheid heeft gehad om al zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. De rechtbank heeft op 17 mei 2022 aan de Poolse autoriteiten verzocht om bevestiging dat de overgeleverde persoon zich had kunnen uitlaten over het verzoek, maar heeft geen bevredigend antwoord ontvangen.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het verzoek af te wijzen, omdat de enkele omstandigheid dat de overgeleverde persoon is gewezen op het specialiteitsbeginsel niet voldoende is om aan te nemen dat hij zijn bezwaren heeft kunnen uiten. De beslissing is genomen door mr. B.M. Vroom-Cramer als voorzitter, samen met mrs. J.G. Vegter en A.K. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon.